ECLI:NL:RBDHA:2019:7747
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Sri Lankaanse vrouw op grond van ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een vrouw van Sri Lankaanse afkomst. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 7 februari 2019 een afwijzing ontving, waarbij ook een inreisverbod voor twee jaar werd opgelegd. Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Tijdens de zitting op 5 maart 2019 heeft eiseres haar standpunten toegelicht, waarin zij stelde dat zij sinds 2014 werd lastiggevallen door een jongen, die volgens haar tot een bende behoort. Eiseres voerde aan dat de politie in Sri Lanka niet bereid was om aangifte te doen van de bedreigingen die zij had ervaren.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht als ongeloofwaardig heeft afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims, waaronder de gestelde bedreigingen door de jongen en haar verwestering. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat eiseres zich pas zeven maanden na haar aankomst in Nederland had gemeld voor asielbescherming, zonder een verschoonbare reden te geven. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag en het opgelegde inreisverbod bevestigd, en het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.