ECLI:NL:RBDHA:2019:7727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
26 juli 2019
Zaaknummer
C/09/570430 / HA ZA 19-289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake forumkeuze in internationale handelsrelatie tussen Nederlandse leverancier en Engelse partnership

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Den Haag, ging het om een bevoegdheidsincident naar aanleiding van een forumkeuzebeding in de algemene voorwaarden van een Nederlandse leverancier van bloemen en planten, [B.V. I], die haar producten aan een partnership naar Engels recht, [Partnership], verkocht. De rechtbank moest beoordelen of de forumkeuze geldig was en of de partners van de partnership gebonden waren aan deze keuze. De eiseres, [B.V. I], vorderde betaling van een aanzienlijk bedrag en teruglevering van gehuurde containers en platen, terwijl de gedaagden, [Partnership c.s.], zich op onbevoegdheid beriepen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een geldige forumkeuze op basis van de handelsrelatie en de communicatie tussen partijen, ondanks dat de gedaagden betwistten dat zij de algemene voorwaarden hadden aanvaard. De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en verwees de zaak naar een rolzitting voor nadere akte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/570430 / HA ZA 19-289
Vonnis in incident van 24 juli 2019
in de zaak van
[B.V. I], te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. L.E.Q. Smits van Oyen te Rotterdam,
tegen
1. de partnership naar Engels recht
[Partnership], te [plaats 2] , Verenigd Koninkrijk ,
2.
[gedaagde sub 2], te [plaats 3] , Verenigd Koninkrijk ,
3.
[gedaagde sub 3], te [plaats 3] , Verenigd Koninkrijk ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. D. Becht te Dordrecht.
Partijen zullen hierna afzonderlijk [B.V. I] , [Partnership] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoemd worden. Met [Partnership c.s.] worden hierna gedaagden in de hoofdzaak/eisers in het incident gezamenlijk aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 december 2018, met producties;
  • de akte overlegging aanvullende producties van [B.V. I] , met één productie;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende exceptie van onbevoegdheid, met producties;
  • de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident tevens houdende (voorwaardelijk) verzoek tot comparitie in het onbevoegdheidsincident en het geding in
de hoofdzaak.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
In de hoofdzaak vordert [B.V. I] , samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Partnership] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk veroordeelt:
I tot betaling van:
primair:€ 501.402,35 te vermeerderen met 5% rente (per jaar) over het vaste bedrag van € 700.000, te rekenen vanaf 1 januari 2012 tot aan de dag waarop € 500.000 of meer is betaald, waarna de wettelijke handelsrente over het resterende bedrag betaalbaar zal zijn, te berekenen van de dag waarop € 500.000 of meer is betaald tot de dag van algehele betaling; en
subsidiair:€ 501.402,35 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de overeengekomen uiterste dag van betaling per onbetaalde factuur tot aan de dag van algehele betaling;
II tot teruglevering van de 416 CC containers en 5.045 CC platen - althans het aantal CC containers en CC platen dat [Partnership c.s.] op dat moment nog onder zich hebben - aan [B.V. I] binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval teruglevering niet binnen deze termijn plaatsvindt - ex artikel 611a Rv een dwangsom oplegt ten bedrage van € 1.000 per dag, althans een in goede justitie te bepalen bedrag per dag;
III tot vergoeding van enige schade die [B.V. I] heeft geleden of zal lijden ten gevolge het niet althans niet tijdig terugleveren van de CC containers en CC platen, nader vast te stellen bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV tot betaling van proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten en met wettelijke rente.
2.2.
[Partnership c.s.] vorderen dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en [B.V. I] veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
2.3.
[B.V. I] voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.5.
De rechtbank dient haar internationale bevoegdheid te beoordelen aan de hand van de Brussel I bis-Vo [1] nu sprake is van een rechtsverhouding met internationale aspecten, de hoofdvordering is ingesteld na 10 januari 2015 en de zaak valt binnen het materieel toepassingsgebied van deze verordening. Ingevolge de in artikel 4 Brussel I bis-Vo neergelegde hoofdregel is de rechter van de lidstaat waar de gedaagde woonplaats heeft, in dit geval Engeland, bevoegd. Daarnaast biedt de Brussel I bis-Vo een aantal alternatieve bevoegdheidsgronden, waaronder een forumkeuze (artikel 25 Brussel I bis-Vo).
2.6.
In haar dagvaarding heeft [B.V. I] gesteld dat deze rechtbank bevoegd is op grond van het in artikel 8 van haar algemene voorwaarden opgenomen forumkeuzebeding. Bevoegdheid van deze rechtbank vloeit volgens [B.V. I] met betrekking tot de onder I gevorderde betaling van € 14.100 aan huurpenningen en de onder II en III bedoelde vorderingen ook voort uit artikel 7 lid 1 Brussel I bis-Vo, omdat de betaling van de huurpenningen, de teruggave van de gehuurde CC containers en CC platen en de betaling van de onder III bedoelde vervangende schadevergoeding in Nederland dient plaats te vinden. In het incident betwisten [Partnership c.s.] beide door [B.V. I] gestelde gronden voor bevoegdheid van deze rechtbank.
2.7.
In haar conclusie van antwoord in het incident heeft [B.V. I] hieraan toegevoegd dat de rechtbank met betrekking tot de onder I gevorderde betaling van € 487.302,35 aan koopsommen voor bloemen en planten bevoegd is op grond van artikel 7 lid 1 Brussel I bis-Vo, omdat partijen blijkens de algemene voorwaarden van [B.V. I] zijn overeengekomen dat de levering “af bedrijf” (ex works) geschiedt.
2.8.
De rechtbank stelt voorop dat zij bij beantwoording van de bevoegdheidsvraag op basis van de Brussel I bis-Vo alle haar ter beschikking staande relevante gegevens in ogenschouw dient te nemen, waaronder, in voorkomend geval, de betwistingen van gedaagde. Voor de toetsing in het kader van de bevoegdheid hoeft de rechtbank echter geen uitgebreide bewijsprocedure te voeren met betrekking tot betwiste feiten die zowel voor de bevoegdheidsvraag als in de hoofdzaak relevant zijn. [2]
Bevoegdheid met betrekking tot [Partnership] ?
2.9.
Een forumkeuze is mogelijk door middel van een schriftelijke overeenkomst of een schriftelijke bevestiging van een mondelinge overeenkomst. [3] Daarnaast is een forumkeuze mogelijk indien deze is geschied in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden, [4] alsmede, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een in die handel algemeen bekende gewoonte waarvan partijen op de hoogte (hadden behoren te) zijn en die in de betrokken branche doorgaans in acht wordt genomen. [5] Artikel 25 Brussel I bis-Vo moet verdragsautonoom worden uitgelegd. Dit betekent dat voorbij wordt gegaan aan de stellingen van partijen over de vraag of de algemene voorwaarden van [B.V. I] zijn overeengekomen in overeenstemming met de vereisten van het Weens Koopverdrag. [6]
2.10.
Onder het EEX-Verdrag oud [7] heeft het HvJ EG geoordeeld dat voor het aannemen van een forumkeuzebeding als bedoeld in artikel 17 EEX-Verdrag oud, thans artikel 25 Brussel I bis-Vo, overeenstemming tussen partijen vereist is, hetgeen betekent dat partijen daadwerkelijke, duidelijk en nauwkeurig tot uitdrukking komende wilsovereenstemming moeten hebben bereikt over de forumkeuze. Deze wilsovereenstemming moet voldoen aan de strikt uit te leggen vormvoorschriften van artikel 17 EEX-Verdrag oud, thans artikel 25 Brussel I bis-Vo. [8]
Artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis-Vo
2.11.
Een in algemene voorwaarden vastgelegd forumkeuzebeding is geldig indien in de tekst zelf van de door beide partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene voorwaarden die dit beding bevatten. Dit geldt echter alleen bij een uitdrukkelijke verwijzing die door een partij bij betrachting van een normale zorgvuldigheid kan worden nagegaan en indien vast staat dat de algemene voorwaarden, met daarin het forumkeuzebeding, daadwerkelijk aan de andere contractspartij zijn meegedeeld. [9] In het geval sprake is van een mondelinge overeenkomst, die schriftelijk is bevestigd, is aan het vormvoorschrift slechts voldaan als de schriftelijke bevestiging van de ene partij onder toevoeging van de algemene voorwaarden met daarin het forumkeuzebeding door de andere partij schriftelijk is aanvaard. Het forumkeuzebeding geldt niet als aanvaard indien de andere partij geen bezwaar maakt tegen de eenzijdige bevestiging van de wederpartij, tenzij deze overeenkomst deel uitmaakt van lopende handelsbetrekkingen tussen partijen, welke zijn gegrond op de algemene voorwaarden van een van hen. [10]
Artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis-Vo
2.12.
Het vormvoorschrift van artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis-Vo houdt een versoepeling in ten opzichte van het vormvoorschrift van artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis-Vo. Onder ‘een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen partijen gebruikelijk zijn geworden’ is te begrijpen het geval dat, indien partijen regelmatig zaken met elkaar doen (waardoor sprake is van een lopende handelsbetrekking) en zij hun relatie steeds hebben geregeld op grond van algemene voorwaarden van de ene partij waarin een forumkeuzebeding is opgenomen, welke voorwaarden deze aan de andere partij heeft medegedeeld, deze laatste partij daardoor is gebonden, ook al heeft zij op die mededeling niet uitdrukkelijk gereageerd. Daarmee strookt dat het stilzwijgen van die partij haar slechts als instemming met de forumkeuze kan worden toegerekend, wanneer haar de door de andere partij gehanteerde algemene voorwaarden, waarin het forumkeuzebeding is opgenomen, zijn medegedeeld, en wel op een zodanige wijze dat zij het forumkeuzebeding kende of heeft kunnen kennen. De vraag of aan deze eis is voldaan, kan slechts worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. [11]
2.13.
Bij de beoordeling van het incident gaat de rechtbank uit van de volgende tussen partijen vaststaande feiten en omstandigheden:
[B.V. I] is een kweker van diverse soorten bloemen en planten. Zij verkoopt deze aan professionele partijen.
[Partnership] is een partnership naar Engels recht, waarvan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] de partners zijn.
[Partnership] heeft vanaf 2005 tot en met 2018 bloemen en planten gekocht van [B.V. I] .
Het transport van de bloemen en planten vond plaats met behulp van CC containers (verrijdbare rekken) met CC platen (uitneembare planken).
[Partnership] nam geen deel aan het zogenaamde poolsysteem. Binnen dit systeem is er sprake van voortdurende vrije uitwisseling van CC containers en CC platen tussen leveranciers, afnemers en handelaren.
[B.V. I] huurt haar CC containers en CC platen van een derde.
[Partnership] plaatste haar bestellingen soms telefonisch, maar voornamelijk per e-mail bij [B.V. I] .
Naar aanleiding van een vordering van [B.V. I] op [Partnership] van circa
€ 705.000 hebben [B.V. I] en [Partnership] op 6 februari 2012 schriftelijke betalingsafspraken gemaakt.
Tot circa 2017 stuurde [B.V. I] na levering van de bestelling haar facturen per post aan [Partnership] . Op de achterzijde van die facturen stonden de algemene voorwaarden van [B.V. I] (in de Nederlandse taal) afgedrukt, met daarin het forumkeuzebeding.
Vanaf 2017 is [B.V. I] haar facturen per e-mail aan [Partnership] gaan verzenden. In deze e-mails is een hyperlink met de naam “Terms and conditions apply” opgenomen welke verwijst naar de website van [B.V. I] , waarop haar algemene voorwaarden in de Nederlandse en Engelse taal raadpleegbaar zijn.
De digitale facturen van [B.V. I] bevatten de vermelding: “sales and delivery conditions as stated on [website] apply”. Deze hyperlink verwijst naar de webpagina van [B.V. I] , waarop haar algemene voorwaarden in de Nederlandse en Engelse taal raadpleegbaar zijn.
De algemene voorwaarden van [B.V. I] bevatten onder meer een rechtskeuze voor Nederlands recht en een forumkeuzebeding voor de “bevoegde rechtbank te Leiden”, waaronder de rechtbank Den Haag moet worden verstaan.
Forumkeuze als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis-Vo?
2.14.
De facturen, waarvan [B.V. I] thans betaling vordert (productie 3 van [B.V. I] ), dateren uit de periode 30 maart 2018 tot en met 30 september 2018 en hebben betrekking op leveringen uit dezelfde periode. Uit de onder 2.13 genoemde feiten en omstandigheden vloeit voort dat aan de leveringen geen schriftelijke overeenkomsten ten grondslag hebben gelegen. Voor zover de in 2.13 onder x. bedoelde e-mails met bijgevoegde facturen moeten worden aangemerkt als de schriftelijke bevestiging van mondelinge overeenkomsten, heeft [Partnership] de algemene voorwaarden van [B.V. I] niet schriftelijk aanvaard. Er is dus geen sprake van een geldige forumkeuze als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis-Vo.
Forumkeuze als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis-Vo?
2.15.
Partijen hadden een jarenlange handelsrelatie (zie 2.13 onder iii.). Vanaf 2017 heeft [B.V. I] zowel in haar e-mails (zie 2.13 onder x.) als in haar facturen (zie 2.13 onder xi.) steeds verwezen naar de toepasselijkheid van algemene voorwaarden, die via een hyperlink raadpleegbaar waren in onder meer de Engelse taal. Deze algemene voorwaarden werden op de website van [B.V. I] aangeduid als “Delivery Terms”. Hieruit volgt dat [Partnership] het forumkeuzebeding heeft kunnen kennen. Bovendien is in de algemene voorwaarden onder meer vermeld dat deze van toepassing zijn op elke overeenkomst (“any agreement”) die tot stand komt tussen [B.V. I] en haar contractspartij, zodat [Partnership] heeft behoren te begrijpen, dat het forumkeuzebeding op elke volgende levering door [B.V. I] van toepassing zou zijn. Uit het voorgaande volgt dat de leveringen in 2018 waarvoor [B.V. I] betaling vordert, hebben plaatsgevonden onder de lopende handelsbetrekkingen tussen partijen, waarbij de algemene voorwaarden van [B.V. I] , met daarin het forumkeuzebeding, van toepassing waren. Of [Partnership] de algemene voorwaarden hebben kunnen opslaan en/of afdrukken, is daarbij, anders dan zij aanvoert, niet van belang. Dat aspect speelt in een andere situatie, de elektronisch gesloten koopovereenkomst, die hier niet aan de orde is. [12]
2.16.
Voor zover [Partnership] zich nog heeft beroepen op vernietiging van (het forumkeuzebeding in) de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:234 BW, strandt dit beroep op artikel 6:247 lid 2 BW, aangezien partijen niet beide in Nederland gevestigd zijn. De conclusie moet zijn dat [B.V. I] en [Partnership] met betrekking tot de levering van bloemen en planten een geldige forumkeuze in de zin van artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis-Vo zijn overeengekomen.
2.17.
[B.V. I] heeft haar vorderingen met betrekking tot de CC containers en CC platen gebaseerd op de stelling dat zij deze zaken aan [Partnership] heeft verhuurd op basis van een mondelinge huurovereenkomst. [Partnership] heeft het bestaan van deze overeenkomst betwist. Echter uit niets blijkt dat [Partnership] voorafgaand aan deze procedure heeft geprotesteerd tegen de facturen waarbij de huurpenningen in rekening werden gebracht. Bovendien maakt [Partnership] geen gebruik van het poolsysteem (zie 2.13 onder v.). Daarom gaat de rechtbank, met inachtneming van r.o. 2.8, in het incident uit van het bestaan van de huurovereenkomst waarop, zo volgt uit r.o. 2.15, het forumkeuzebeding van toepassing is.
Bevoegdheid met betrekking tot [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ?
2.18.
In haar conclusie van antwoord in het incident (hoofdstuk 8) heeft [B.V. I] voor het eerst gesteld dat naar Engels recht [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] contractspartij bij zijn bij de overeenkomsten die [Partnership] met [B.V. I] heeft gesloten en zij heeft deze stelling nader toegelicht (punten 8.1 t/m 8.8). Het beginsel van hoor en wederhoor vergt dat [Partnership c.s.] hierop bij akte mogen reageren, voordat de rechtbank nader zal beslissen.
2.19.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 21 augustus 2019 voor akte aan de zijde van [Partnership c.s.] als bedoeld onder r.o. 2.18;
in het incident en in de hoofdzaak
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2019.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking) (PbEU 2012, L 351/1)
2.Vgl. HvJ EU 28 januari 2015, C-375/13, ECLI:EU:C:2015:37, Kolassa/Barclays Bank) en HvJ EU 16 juni 2016, C-12/15, ECLI:EU:C:2016:449, Universal /Schilling)
3.Artikel 25 lid 1 sub a Brussel I bis-Vo.
4.Artikel 25 lid 1 sub b Brussel I bis-Vo.
5.Artikel 25 lid 1 sub c Brussel I bis-Vo.
6.Verdrag inzake internationale koopovereenkomsten van roerende zaken.
7.Verdrag van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inwerkingtreding: 2-5-1999, laatstelijk gewijzigd op 2 mei 1999, Trb. 2001, 52
8.Vgl. HvJ EU 14 december 1976, nr. 24/76, ECLI:EU:C:1976:177, Colzani/Rüwa, HvJ EU 14 december 1976, nr. 25/76, ECLI:EU:C:1976:178, Segoura/Bonakdarian en HvJ EU 20 februari 1997, nr. C-106/95, NJ 1998, 565, MSG/Les Gravières Rhénanes).
9.Vgl. HvJ EU 7 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:525, (Höszig/ Alstom).
10.HvJ EU 14 december 1976, nr. 25/76, ECLI:EU:C:1976:178, Segoura/Bonakdarian
11.HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2013:BV2356, NJ 2012/392 (Giemulla-Bruns/Interpolis Schade) en HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2013:BV2355, RvdW 2012/503
12.Vgl. HvJ EU 21 mei 2015, ECLI:EU:C:2015:334 (El Majdoub/CarsOnTheWeb)