ECLI:NL:RBDHA:2019:7531

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2019
Publicatiedatum
24 juli 2019
Zaaknummer
09/767408-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafkamer van de Rechtbank Den Haag behandelt oplichtingen, diefstallen en verduisteringen

Op 24 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere oplichtingen, diefstallen en verduisteringen. De verdachte, geboren in 1971 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd beschuldigd van het zich voordoen als bonafide verkoper van onroerend goed en het misbruiken van identificerende persoonsgegevens van verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van meerdere slachtoffers door hen te misleiden met valse identiteiten en beloften. De verdachte heeft aanzienlijke bedragen van zijn slachtoffers verkregen, waaronder €27.000,- van [Slachtoffer 2] voor een niet-bestaande woning en €7.700,- van [Slachtoffer 1] voor een persoonlijke lening, waarbij hij gebruik maakte van vervalste documenten en handtekeningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen bevolen, waaronder twee telefoons die gebruikt zijn bij de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte als een recidivist aangemerkt, gezien zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare misdrijven, en heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/767408-18 (dagvaarding I) en 09/765011-19 (dagvaarding II, gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 24 juli 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] 1971 te [Geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
te Rotterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 12 februari 2019 heeft een pro forma-/regiezitting plaatsgevonden ten aanzien van dagvaarding I. Voorts heeft op 29 april 2019 een pro forma-/regiezitting plaatsgevonden ten aanzien van dagvaarding I en II. Het inhoudelijke onderzoek (dagvaarding I en II) is gehouden ter terechtzitting van 10 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sleeswijk Visser en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. P.S.A. Bovens naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 oktober 2017 tot en met 6 november 2018 te Noordwijk en/of Naarden, althans in Nederland opzettelijk een personenauto ( [Merk auto] met het kenteken [Kenteken] ) en/of de bijbehorende autosleutels en/of autopapieren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten met toestemming van die [Slachtoffer 1] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 mei 2017 tot en met 3 oktober 2017 te Noordwijk, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van ongeveer EUR 27.430,65), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten bankpassen en/of identifier en/of inloggegevens van internetbankieren van die [Slachtoffer 1] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was (door die geldbedragen van de bankrekeningen van die [Slachtoffer 1] over te boeken en/of te pinnen en/of contant op te nemen);
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 9 oktober 2017 te Noordwijk, althans in Nederland een horloge ( [Merk horloge] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 1 oktober 2017 te Noordwijk en/of Naarden, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van [Slachtoffer 1] (te weten naam, geboortedatum, rijbewijsnummer en/of e-mailadres en/of adres) heeft gebruikt met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen en/of de identiteit van die [Slachtoffer 1] te misbruiken, immers heeft hij, verdachte, met gebruik van die gegevens bij [Bedrijf] goederenkredietovereenkomsten en/of overeenkomsten mobiele aansluiting afgesloten, waardoor uit dat gebruik enig financieel nadeel is/kon ontstaan;
5.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2017 tot en met 31 mei 2017 te Noordwijk en/of Naarden, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten geldbedrag van EUR 27.000,-, door
- zich voor te doen als ene [Alias] en/of als bonafide verkoper en/of eigenaar van de woning gelegen aan de [Adres] te Noordwijk en/of
- die [Slachtoffer 2] voornoemde woning te koop aan te bieden en/of (vervolgens)
- met die [Slachtoffer 2] af te spreken dat die [Slachtoffer 2] de helft van de huurpenningen van voornoemde woning zou ontvangen en/of
- met die [Slachtoffer 2] afgesproken dat die [Slachtoffer 2] een bedrag van EUR 27.000,- contant zou betalen voor de tenaamstelling van voornoemde woning,
terwijl voornoemde woning niet te koop stond en/of geen eigendom was van hem,
verdachte;
6.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2017 te Noordwijk en/of Bunnik, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Bedrijf] en/of [Bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van EUR 7.700, door
- bij [Bedrijf] en/of [Bedrijf] op naam van [Slachtoffer 1] een aanvraag voor een persoonlijke lening van EUR 7.700,- te doen en/of
- op een overeenkomst Persoonlijke Lening een valse/vervalste handtekening van [Slachtoffer 1] te zetten en/of
- voornoemde overeenkomst Persoonlijke Lening en/of (daarbij) loonstroken en/of bankafschriften van [Slachtoffer 1] toe te zenden aan [Bedrijf] en/of
- het rekeningnummer van die [Slachtoffer 1] op te geven als rekeningnummer waar voornoemd bedrag op zou moeten worden gestort;
7.
hij in of omstreeks 1 april 2017 tot en met 31 mei 2017 te 's-Gravenhage, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van EUR 12.000,- en/of een geldbedrag van EUR 1050,-, door
- zich voor te doen als ene [Alias] en/of als piloot en/of als een vermogend man die meerdere panden bezat en/of
- voornoemde [Slachtoffer 3] mede te delen dat er beslag lag op zijn, verdachtes, rekeningen en/of
- voornoemde [Slachtoffer 3] te vragen om EUR 1050,-, dat bestemd zou zijn voor borg en/of huur voor een woning, over te maken naar rekeningnummer [Rekeningnummer] t.n.v. [Naam] en/of
- die [Slachtoffer 3] mede te delen dat hij wilde verhuizen naar Wassenaar en/of vervolgens met die [Slachtoffer 3] een woning gelegen aan de [Adres] te Wassenaar te bezichtigen en/of
- die [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] (de vader van [Slachtoffer 3] ) mede te delen dat er met de makelaar een deal was gesloten over voornoemde woning en/of
- dat er snel een bedrag van EUR 17.500,- contant (aan)betaald moest worden voor onder andere bodem- en/of asbestonderzoek en/of dat zijn, verdachtes, oom EUR 5.000,- zou betalen en/of dat zij, [Slachtoffer 3] , een bedrag van EUR 12.000,- van haar ouders moest lenen en/of dat hij, verdachte, dit geld zou ter naar de ouders van die [Slachtoffer 3] en/of
- die [Slachtoffer 3] te vragen het geldbedrag van EUR 12.000,- te pinnen en contant aan hem te overhandigen;
8.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 december 2017 tot en met 30 maart 2018 te 's-Gravenhage en/of Borne (telkens) opzettelijk geldbedragen van EUR 1.250,- en/of EUR 935,-, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
- een geldbedrag van EUR 1.250,- als lening en/of voorschot die/dat door [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] op de bankrekening van [Slachtoffer 3] was gestort ten behoeve van de aankoop van een kinderwagen en/of
- een geldbedrag van EUR 935,- als lening en/of voorschot van [Slachtoffer 3] ten behoeve van mogelijke kosten voor cv-ketels, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en/of
hij op of omstreeks 22 december 2017 te ’s-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (van de bankrekening van [Slachtoffer 3] ) een geldbedrag van EUR 935,-, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
9.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 31 maart 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten EUR 1.900,-, door
- ( via de internetsite [Website] ) een appartement, gelegen aan [Adres] te
's-Gravenhage, aan die [Slachtoffer 6] te huur aan te bieden en/of
- in het contact met die [Slachtoffer 6] gebruik te maken van de valse namen [Alias] Snel en/of [Alias] en/of
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of eigenaar van voornoemd pand en/of
- met die [Slachtoffer 6] een huurcontract voor voornoemd appartement af te sluiten en/of
- die [Slachtoffer 6] een factuur/kwitantie van EUR 1.900,- te overhandigen en/of
- die [Slachtoffer 6] een bedrag van EUR 1.900,- contant aan huur/borg te laten betalen en/of
- voornoemde factuur/kwitantie te ondertekenen met " [Alias] ";
10.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2018 tot en met 23 augustus 2018 te Huizen en/of Naarden, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 8] en/of [Slachtoffer 9] en/of [Slachtoffer 10] en/of [Slachtoffer 11] en/of [Slachtoffer 12] en/of [Slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere geldbedragen, door
- op de internetsite [Website] advertenties te plaatsen waarin (niet-bestaande) appartementen in Spanje te huur worden aangeboden en/of
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of eigenaar van deze appartementen en/of
- in het contact met voornoemde personen gebruik te maken van de valse namen [Alias] en/of [Alias] en/of (vervolgens)
- die personen te vragen om een aanbetaling en/of borg en/of huur over te maken op rekeningnummers ten name van [Alias] en/of [Alias] ;
11.
hij in of omstreeks 1 oktober 2018 tot en met 30 oktober 2018 te Noordwijk en/of Naarden en/of Huizen, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten EUR 1.500,-, door
- zich in het contact met voornoemde [Slachtoffer 14] voor te doen als [Alias] en/of
- die [Slachtoffer 14] één of meer (niet bestaande) (vakantie)woningen in Spanje te huur aan te bieden en/of
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of eigenaar van die woningen en/of
- die [Slachtoffer 14] een (kennelijk valse) foto en video te laten zien van woningen en/of
- met die [Slachtoffer 14] overeen te komen dat [Slachtoffer 14] een vakantiewoning zou huren van
30-3-2019 tot 8-6-2019 en/of
- die [Slachtoffer 14] te verzoeken een bedrag van EUR 1.500,- aan verblijfskosten over te maken op rekeningnummer [Rekeningnummer] t.n.v. [Naam] ;
12.
hij in of omstreeks 5 juli 2018 tot en met 10 oktober 2018 te Amsterdam, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Bedrijf] en/of [Slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tandartsbehandelingen (onder andere het slijpen van tanden en/of plaatsen van facings), door
- zich bij voornoemde tandartspraktijk voor te doen als ene [Alias] en/of zich aldaar in te schrijven onder de valse naam [Alias] en/of valse geboortedatum [Datum] en/of daarbij het valse BSN [Nummer] op te geven en/of
- ( vervolgens) zich als [Alias] en/of als bonafide klant/patiënt onder behandeling te laten stellen bij voornoemde tandartspraktijk en/of
- de aldaar werkzame tandarts mede te delen dat hij, verdachte, de zoon was van de oprichter van [Bedrijf] en/of dat hij, verdachte, bevriend was met de vriendinnen van die tandarts en/of [Naam] en/of [Naam] ;
13.
hij in of omstreeks 16 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Laren, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Bedrijf] en/of [Slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten tandartsbehandelingen (onder andere een consult, kaakoverzichtsfoto en/of voorbereidingen voor het plaatsen van kronen), door
- zich bij (medewerkers van) [Bedrijf] voor te doen als ene [Alias] en/of aldaar de valse geboortedatum [Datum] en/of het valse adres [Adres] te Laren op te geven en/of
- aldaar mede te delen dat hij niet tevreden was over zijn tandarts in Amsterdam en/of Den Haag en dat hij een second opinion wilde en/of
- zich (vervolgens) als [Alias] en/of bonafide klant/patiënt door de tandarts onder behandeling te laten stellen;
14.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 2 november 2016 te Blaricum en/of Bussum opzettelijk een personenauto ( [Merk auto] met kenteken [Kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten met toestemming van die [Slachtoffer 17] (om die personenauto naar de broer van die [Slachtoffer 17] te brengen), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 2 november 2016 te Blaricum en/of Bussum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een [Merk auto] (met kenteken [Kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Slachtoffer 17] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Dagvaarding II:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 december 2018 tot en met 7 februari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die (telkens) bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door valselijk opgemaakte en/of vervalste schriftelijke (getuigen)verklaringen van [Naam] (gedateerd op [Datum] ), [Naam] (gedateerd op [Datum] ) en/of [Naam] (gedateerd op [Datum] ) (indirect) toe te voegen aan het strafdossier in de zaak met parketnummer 09/767408-18.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle bij dagvaarding I en II ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Dagvaarding I:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de volgende feiten en daartoe het volgende gesteld:
1. de auto behoorde (juridisch) toe aan de verdachte, niet aan een ander ( [Slachtoffer 1] );
2. er is geen sprake geweest van wederrechtelijke toe-eigening; de verdachte had toestemming van [Slachtoffer 1] voor de overboekingen en geldopnames dan wel (subsidiair) kan niet bewezen worden dat de verdachte de overboekingen en geldopnames heeft verricht;
3. tegenover de verklaring van de aangeefster [Slachtoffer 1] staan twee getuigenverklaringen waaruit volgt dat het horloge door aangeefster aan de verdachte is gegeven (geen wederrechtelijke toe-eigening);
4. niet bewezen kan worden dat de verdachte de identificerende persoonsgegevens van [Slachtoffer 1] heeft gebruikt om de genoemde abonnementen af te sluiten en de (bijgeleverde) telefoons te ontvangen;
5. niet bewezen kan worden dat er daadwerkelijk een bedrag is overhandigd door [Slachtoffer 2] aan de verdachte (de verdachte ontkent te hebben getekend voor de ontvangst);
6. uit niets blijkt dat deze lening bij [Bedrijf] door de verdachte is afgesloten en de middelen genoemd in tenlastelegging daartoe heeft aangewend;
7. niet bewezen kan worden dat het bedrag van € 1.050,- door [Slachtoffer 3] is afgegeven onder valse voorwendselen;
8. niet bewezen kan worden dat er sprake was van enig oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening;
11. niet is onomstotelijk vastgesteld dat deze vakantiewoning in Spanje niet bestaat en niet daadwerkelijk verhuurd ging worden nu de datum van de huur ten tijde van de aangifte nog in de toekomst lag;
12. niet bewezen kan worden dat de aangever [Slachtoffer 15] is bewogen tot het verrichten van de tandartsdiensten door de genoemde middelen;
13. niet bewezen kan worden dat hetgeen de verdachte aan aangeefster [Slachtoffer 16] vertelde een verzinsel was en dat aangeefster is bewogen tot het verrichten van de tandartsdiensten door de genoemde middelen;
14. ten aanzien van primair: niet bewezen kan worden dat er sprake was van wederrechtelijke toe-eigening; ten aanzien van subsidiair: niet bewezen kan worden dat er sprake is geweest van enig oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder feit 7 genoemde bedrag van € 12.000,-.
Ten aanzien van feit 9 heeft de verdediging geen (bewijs)verweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 10 heeft de verdediging gesteld dat de verdachte weliswaar betrokken was bij deze feiten maar dat hij hierin geen leidende rol vervulde; de verdachte deed wat hem was opgedragen door de oom van zijn partner.
Dagvaarding II:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte deze verklaringen valselijk heeft opgemaakt.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1.
De feiten in verband met de aangiftes van [Slachtoffer 1] en [Slachtoffer 2] (1, 2, 3, 4, 5, 6)
3.3.1.1. Feit 1 (verduistering [Merk auto] )
[Slachtoffer 1] heeft op 11 oktober 2017 verklaard dat zij sinds een halfjaar (in Noordwijk) samenwoonde met een man die zij tot voor kort kende als [Alias] , maar van wie zij inmiddels wist dat dit ‘ [Verdachte] ’, de verdachte, betrof. De verdachte had gebruik gemaakt van haar auto (met kenteken [Kenteken] ), maar deze niet meer teruggebracht nadat zij hem op 10 oktober 2017 had laten weten dat zij hem niet meer vertrouwde nu zij zijn werkelijke identiteit kende. Ook de twee bijbehorende autosleutels en de autopapieren had de verdachte meegenomen. [2]
De gegevens van de auto met kenteken [Kenteken] zijn door de politie nader onderzocht. Het bleek te gaan om een [Merk auto] , blauw van kleur, chassisnummer [Nummer] , bouwjaar 2006. Deze auto stond tot 11 oktober 2017 op naam van aangeefster. De auto bleek op 11 oktober 2017 niet langer op naam van aangeefster [Slachtoffer 1] te staan maar op die van [Alias] , wonende te Naarden. Na 11 oktober 2017 stond het kenteken niet meer op naam van een persoon of rechtspersoon. [3]
Door de politie is een onderzoek gedaan naar de kosten die [Slachtoffer 1] heeft gehad voor de door haar in haar aangifte genoemde auto. In de periode tussen 5 mei 2017 en 11 oktober 2017 heeft zij in totaal € 17.241,94 aan kosten gemaakt, die onder andere bestonden uit de aanschafprijs, benzinekosten, garagekosten, parkeerkosten, CJIB (verkeersboetes), autoverzekering en wegenbelasting. [4]
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte ( [Adres] te Huizen) op 6 november 2018 is een kentekenbewijs van de auto met kenteken [Kenteken] aangetroffen. Verder is er een auto [Merk auto] kenteken [Kenteken] aangetroffen bij de woning. [5] Nader onderzoek aan deze auto leverde op dat het een auto betrof van het type [Nummer] . De kleur was grijs maar oorspronkelijk blauw. Op de plek waar het chassisnummer (V.I.N., voertuigidentificatienummer) hoorde te zitten was plamuur of een vergelijkbaar middel aangebracht. Na verwijdering van dit middel werd het nummer [Nummer] zichtbaar. Dit nummer behoorde (vanaf 24 mei 2007) bij het kenteken [Kenteken] . [6]
Conclusie
Alhoewel de verdediging heeft betoogd dat de auto aan de verdachte toebehoorde wordt dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende weersproken door de stukken die zich in het dossier bevinden. Zo wordt de verklaring van aangeefster dat de auto aan haar toebehoorde ondersteund door de tenaamstelling en de door haar gemaakte kosten voor de auto. Dat de verdachte betrokken was bij de aankoop – wat hier verder ook van zij – doet hieraan niets af. De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte, door de auto die hij aanvankelijk met toestemming van aangeefster mocht gebruiken niet terug te brengen naar aangeefster maar op naam van iemand anders te (laten) zetten en deze auto feitelijk in zijn bezit te houden (en kennelijk te (laten) voorzien van een vals kenteken, een andere kleur en een ander chassisnummer), zich schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke toe-eigening van deze auto.
3.3.1.2. Feit 2 (diefstal – overboekingen en contante opnames)
[Slachtoffer 1] heeft op 20 oktober 2017 verklaard dat toen de verdachte, die zij kende als [Alias] , was vertrokken op 10 oktober 2017, zij haar bank- en creditcardrekeningen ging nakijken. Hierbij zag zij dat er van haar rekeningen veel bedragen waren opgenomen en overgemaakt naar derden waar zij niets vanaf wist en waar zij geen toestemming voor had gegeven. [7]
Aangeefster heeft verklaard dat zij over twee bankrekeningen beschikte van [Bedrijf] . Op de afschriften zag zij dat er diverse bedragen in de periode van 27 juni 2017 tot en met 18 september 2017 van haar rekening (met nummer eindigend op [Nummer] ) waren overgemaakt naar de rekening van [Naam] (met nummer eindigend op [Nummer] ). Het ging daarbij om 40 overboekingen voor een totaalbedrag van € 3.287,75. Verder zag zij dat er in de periode van 13 juli 2017 tot en met 19 september 2017 van haar rekening (met nummer eindigend op [Nummer] ) naar [Naam] (met nummer eindigend op [Nummer] ) in totaal 21 (geslaagde) overboekingen hadden plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 4.823,70. Aangeefster kent [Naam] (hierna: [Naam] ) niet en heeft geen toestemming gegeven voor deze overboekingen (totaal € 8.111,45). [8]
[Naam] is als getuige gehoord. [Naam] heeft verklaard dat hij via de sportschool in contact kwam met een man die zich voorstelde als ‘ [Alias] ’ en dat hij aan deze man zijn bankrekening en bijbehorende bankpas met pincode ter beschikking had gesteld. Als er geld werd overgemaakt dan werd dit direct contant opgenomen door [Alias] . Ter vergoeding kreeg de getuige een (klein) bedrag en werd hij wel eens mee uit eten genomen door [Alias] . [Alias] stond in de telefoon van de getuige als ‘ [Alias] ’ met het telefoonnummer [Telefoonnummer] . [9]
Aangeefster heeft verklaard dat er ook 5 overschrijvingen hadden plaatsgevonden vanaf haar rekeningen (eindigend op [Nummer] respectievelijk [Nummer] ) naar de voor haar onbekende [Naam] in de periode van 27 juni 2017 tot en met 3 oktober 2017 voor een totaalbedrag van € 267,-. [10]
Verder zag aangeefster dat er van haar rekening (met nummer eindigend op [Nummer] ) in de periode van 25 mei 2017 tot en met 28 augustus 2017 in totaal 15 overschrijvingen voor een totaalbedrag van € 4.200,45 hadden plaatsgevonden die zij niet herkende en waarvoor zij geen toestemming had gegeven of opdracht had verleend. [11]
Behalve de genoemde overboekingen zag zij ook dat er in de periode van 2 juni 2017 tot en met 4 juli 2017 geldopnames hadden plaatsgevonden die niet door haar waren verricht; het betroffen 6 opnames voor een totaalbedrag van € 3.400,-. [12]
Aangeefster heeft verklaard dat haar is gebleken dat op 25 mei 2017 bij [Bedrijf] toegang is aangevraagd om te bankieren via de telefoon. Deze aanvraag betrof volgens de klantomschrijving de ‘iPhone van [Alias] ’. [13]
Aangeefster heeft verklaard dat sinds de verdachte bij haar woonde, de identifiers van de [Bedrijf] die zij in haar bezit had, steeds zoek waren, waardoor zij geen gebruik kon maken van internetbankieren. Aangeefster maakte geen gebruik van haar mobiele telefoon om te internetbankieren. Bovendien was de laptop waarmee zij internetbankierde door de verdachte meegenomen voor reparatie bij [Bedrijf] in Sassenheim in de periode van 23 juni 2017 tot 24 augustus 2017 zodat zij niet kon internetbankieren in die periode. [14]
Toen aangeefster op 7 juli 2017 melding maakte van het verlies van haar portemonnee (waaronder haar bankpas) heeft zij bij [Bedrijf] om een nieuwe bankpas gevraagd maar deze nooit ontvangen. De verdachte gaf aangeefster contante bedragen als zij die nodig had. Zij hoorde later van de bank dat er een pas met het nummer [Nummer] was verstuurd en heeft deze toen op 9 oktober 2017 laten blokkeren. Zodoende heeft aangeefster geen bankpas gehad in de periode van 7 juli 2017 tot en met 9 oktober 2017. [15]
Aangeefster heeft geen post ontvangen van de bank in de periode van vermoedelijk mei 2017 tot 10 oktober 2017. In verband met haar werk als stewardess was zij vaak meerdere dagen van huis. De verdachte verbleef dan wel in haar woning. Aangeefster vermoedt dat de verdachte haar pincode heeft afgekeken en zodoende gebruik kon maken van haar bankrekeningen. [16]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die de rechtbank tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd met behulp van een valse sleutel, te weten de bankpas, de identifier en/of de inloggegevens (pincode) van aangeefster. De rechtbank berekent het totaalbedrag van deze diefstallen op € 15.978,90. De rechtbank overweegt hiertoe dat de rechtbank zich, anders dan de officier van justitie, heeft beperkt tot de diefstallen die plaatsvonden in de ten laste gelegde periode. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging inhoudende dat de verdachte toestemming had voor de transacties dan wel niet bewezen kan worden dat hij deze transacties heeft verricht. Met name uit de overboekingen naar [Naam] en de aanvraag voor mobiel bankieren (op nota bene zijn eigen telefoon) blijkt dat de verdachte wel degelijk over de bankpas en bijbehorende pincode van aangeefster beschikte ten behoeve van de genoemde diefstallen.
3.3.1.3. Feit 3 (diefstal horloge [Merk horloge] )
Aangeefster [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat uit haar woning een horloge van het merk [Merk horloge] , met een waarde van € 500,-, vermoedelijk door de verdachte was weggenomen. [17]
Bij de rechter-commissaris heeft aangeefster verklaard dat zij het horloge had gekregen op 1 april 1998. Zij toonde hiervan een aankoopbewijs. Volgens aangeefster wist de verdachte van dit horloge. Zij zag dit horloge voor het laatst in september 2017. [18]
Op 6 november 2018 is bij [Alias] (vriendin van de verdachte) een horloge aangetroffen van het merk [Merk horloge] . [19]
Door de verdediging is ter terechtzitting bij pleidooi een schriftelijke verklaring van de verdachte overgelegd inhoudende dat het klopt dat hij het horloge van aangeefster bij zich had. [20]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het genoemde horloge van aangeefster heeft gestolen. De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het verweer van de verdediging inhoudende dat de verdachte handelde met toestemming van aangeefster nu dit door haar wordt weersproken.
3.3.1.4. Feit 4 (identiteitsfraude – afsluiting abonnementen mobiele telefonie [Bedrijf] )
Aangeefster [Slachtoffer 1] heeft op 19 oktober 2017 verklaard dat er op 11 september 2017 op haar naam twee abonnementen voor mobiele telefoons waren afgesloten bij [Bedrijf] . Zij kwam hierachter toen zij zag dat er twee keer een bedrag van € 31,- ten behoeve van [Bedrijf] was afgeschreven van haar rekening. Aangeefster heeft de betreffende contracten (goederenkredietovereenkomsten en overeenkomsten mobiele aansluiting) opgevraagd en zag dat hierop haar gegevens waren ingevuld, te weten haar e-mailadres, naam, adres, geboortedatum, en rijbewijsnummer. Aangeefster zag dat onder een paar contracten bij haar naam een handtekening stond. Die handtekening was niet de hare. Aangeefster had niemand toestemming gegeven voor het afsluiten van deze abonnementen. [21]
De politie heeft gerelateerd dat er onderzoek is verricht naar de gebruikers van de twee bij de abonnementen behorende telefoons. Dit bleken de dochters van de verdachte te zijn bij wie de telefoons in beslag zijn genomen. [22]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wederrechtelijk gebruik van de identificerende persoonsgegevens van aangeefster (identiteitsfraude). De rechtbank gaat hiermee voorbij aan het verweer van de verdediging inhoudende dat de verdachte handelde met toestemming van aangeefster omdat zij hadden afgesproken dat verdachtes dochters allebei een mobiele telefoon zouden krijgen en aangeefster er bij was toen de telefoons werden bezorgd. De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van aangeefster weliswaar volgt dat zij heeft gezien dat de telefoons werden gebracht, maar dat zij in de veronderstelling verkeerde dat de verdachte deze voor zijn dochters had aangeschaft. [23]
3.3.1.5. Feit 5 (oplichting [Slachtoffer 2] )
Aangever [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een man die zich uitgaf voor [Alias] via zijn dochter ( [Slachtoffer 1] ) leerde kennen. Deze man bood hem een appartement aan voor een speciale prijs. Het appartement was gelegen aan de boulevard in Noordwijk, [Adres] . Om het appartement op naam van aangever te zetten vroeg [Alias] aangever om € 27.000,-. Op 31 mei 2017 heeft aangever dit bedrag contant aan [Alias] gegeven nadat hij dat in Harderwijk had opgehaald. Naar later bleek was de woning [Adres] niet te koop. Aangever kwam er via zijn dochter achter dat [Alias] in werkelijkheid [Verdachte] was. Aangever heeft een betalingsbewijs overgelegd, ondertekend door ‘ [Alias] ’. [24]
[Slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij erbij was toen het genoemde bedrag van € 27.000,- aan de verdachte werd overhandigd. Zij zag dat de verdachte een handtekening zette voor de ontvangst. Zij was er ook bij geweest toen haar vader dit bedrag haalde bij de bank in Harderwijk. [25]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [Slachtoffer 2] .
3.3.1.6. Feit 6 (oplichting [Bedrijf] )
Namens [Bedrijf] , de moedermaatschappij van [Bedrijf] , heeft [Slachtoffer 7] op 30 januari 2018 aangifte gedaan. Aangeefster heeft verklaard dat in mei 2017 bij dochtermaatschappij [Bedrijf] een persoonlijke lening van € 7.700,- werd aangevraagd op naam van [Slachtoffer 1] . Bij de aanvraag waren loonstroken en bankafschriften gevoegd. De lening is toegekend. Op 13 oktober 2017 belde [Slachtoffer 1] dat zij was opgelicht en dat zij de genoemde aanvraag niet had gedaan. Haar handtekening op de aanvraag zou zijn vervalst. Door het overleggen van de genoemde documenten werd [Bedrijf] bewogen tot het beschikbaar stellen van het genoemde krediet van € 7.700,-. [26]
[Slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte haar salarisspecificaties kennelijk achter haar rug om heeft weten te bemachtigen bij de [Bedrijf] (waar zij werkt) en dat de verdachte kennelijk haar schriftje met inlogcodes had ontdekt. [27]
Uit de bevindingen van de politie komt naar voren dat op 4 mei 2017 een bedrag van € 7.700,- werd bijgeschreven op de [Bedrijf] bankrekening van [Slachtoffer 1] (met nummer eindigend op [Nummer] ) onder vermelding van ‘uitbetaling contractnummer [Nummer] ’. Op diezelfde dag werd een bedrag van € 7.500,- overgeboekt van deze bankrekening naar [Naam] onder vermelding van ‘in opdracht van [Alias] ten behoeve van [Kenteken] ’.
Het kenteken [Kenteken] betreft een [Merk auto] , bedrijfsvoertuig dat op naam heeft gestaan van [Naam] van 1 februari 2016 tot 5 mei 2017. Deze auto is herkeurd naar personenauto en heeft kenteken [Kenteken] gekregen. [28]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [Bedrijf] Met name uit de overboeking van bijna het gehele bedrag op dezelfde dag als dat de lening werd uitgekeerd en de daarbij gebruikte omschrijving blijkt dat de verdachte, die zich bediende van de naam [Alias] , de lening op naam van [Slachtoffer 1] heeft aangevraagd en zodra het bedrag binnen was dit direct heeft aangewend voor een betaling aan [Naam] .
3.3.2.
De feiten in verband met de aangiftes van [Slachtoffer 3] (7 en 8)
3.3.2.1. Feit 7 (oplichting [Slachtoffer 3] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] )
[Slachtoffer 3] heeft op 16 juni 2018 aangifte gedaan tegen de verdachte. Zij had de verdachte leren kennen als ‘ [Alias] ’ in november 2017 en kreeg niet lang daarna een relatie met hem. [Alias] vertelde haar dat hij gezagvoerder (piloot) was bij de [Bedrijf] en dat zijn familie vastgoed in Scheveningen had, waaronder een pand aan de [Adres] dat weliswaar nog op naam van zijn oma stond maar wel aan hem was toegewezen. Ook had hij een appartement in [Bedrijf] in Noordwijk. [29]
Op 10 augustus 2018 heeft aangeefster verklaard dat zij op verzoek van [Alias] een bedrag van € 500,- en een bedrag van € 550,- had overgemaakt in verband met de borg voor een andere woning. De bedragen moesten overgemaakt worden op rekening [Rekeningnummer] ten name van [Naam] . [Alias] vertelde dat er beslag op zijn bankrekening was gelegd door toedoen van zijn ex-vrouw. Aangeefster zou dit bedrag terugkrijgen maar heeft dit nooit teruggekregen. [30] Op de door aangeefster bij haar aangifte overgelegde afschriften zijn de genoemde overboekingen van 7 maart 2018 te zien met de omschrijvingen ‘Return Rent’ en ‘Return Deposit’. [31]
Aangeefster heeft verklaard dat [Alias] tegen haar had verteld dat hij wilde verhuizen naar een woning in Wassenaar, gelegen aan de [Adres] . Aangeefster en [Alias] zijn deze woning drie keer gaan bezichtigen. Bij de aankoop van die woning moest een gedeelte cash worden betaald voor onder andere bodemonderzoek. Er moest een bedrag van € 17.500,- contant worden betaald. [Alias] ’ oom zou al € 5.000,- hebben betaald en [Alias] zelf ook een gedeelte. Aangeefster moest van [Alias] aan haar ouders vragen of zij de resterende € 12.000,- wilden voorschieten. [Alias] zou een contract opstellen waarin stond dat hij het bedrag binnen dertig dagen zou terugbetalen. [Alias] nam hiervoor contact op met de vader van aangeefster en wist hem over te halen het geld over te maken. Aangeefster heeft dit geld in drie bedragen van elk € 4.000,- opgenomen. Aangeefster heeft het gehele bedrag van
€ 12.000,- aan [Alias] gegeven voor de aankoop van de woning. Toen aangeefster contact opnam met de aankoopmakelaar vernam zij dat een dergelijke afspraak niet bestond en dat er nooit aan hem was betaald. Aangeefster weet niet waar het geld is gebleven. [32]
De vader van aangeefster, [Slachtoffer 4] (hierna: [Slachtoffer 4] ), heeft verklaard dat zijn dochter in december 2017 een relatie kreeg met ‘ [Alias] ’. [Alias] vertelde hem dat hij vermogend was en meerdere panden bezat waaronder één aan de [Adres] in Scheveningen, één op Ibiza, een voormalig woonhuis in Laren en een appartement in [Bedrijf] te Noordwijk. [Alias] kon niet bij zijn geld omdat er loonbeslag was gelegd en ook op zijn bankrekeningen beslag was gelegd. Op zondag 3 juni 2018 en maandag 4 juni 2018 was [Slachtoffer 4] samen met zijn echtgenote Karin ( [Slachtoffer 5] ) te gast bij [Alias] en zijn dochter. Er werd gesproken over de aankoop van een woning aan de [Adres] te Wassenaar. Voordat zijn dochter en [Alias] deze woning konden betrekken moesten er diverse werkzaamheden plaatsvinden. Er was snel een bedrag van € 12.000,- nodig om de aannemer te betalen in verband met renovatie van de vloer op de begane grond, asbestonderzoek en overige kosten voor de aankoop van de woning. [Slachtoffer 4] heeft dit bedrag overgemaakt naar de rekening van zijn dochter. Nadat duidelijk werd dat [Alias] in werkelijkheid de verdachte, [Verdachte] , was, heeft [Slachtoffer 4] contact opgenomen met de aankoopmakelaar die hem onder andere vertelde dat er nooit een bedrag van € 12.000,- was betaald in verband met de hiervoor genoemde kosten. [33]
De moeder van aangeefster, [Slachtoffer 5] , heeft eveneens een verklaring afgelegd. Zij bevestigt hierin hetgeen hiervoor is verklaard door de vader van aangeefster, voor zover thans van belang, met name dat zij samen met haar echtgenoot € 12.000,- heeft betaald voor een onderzoek, bouwtechnische keuring en wat andere dingen in verband met de aankoop van een huis in Wassenaar. [34]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [Slachtoffer 3] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] .
3.3.2.2. Feit 8 (verduistering en/of diefstal van [Slachtoffer 3] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] )
Aangeefster [Slachtoffer 3] heeft verklaard dat [Alias] haar had gevraagd om haar pinpas te mogen lenen in verband met de aankoop van verwarmingsketels voor het pand aan de [Adres] in Scheveningen. Aangeefster heeft haar pinpas toen aan hem uitgeleend en is gaan werken. Toen zij tijdens haar werk haar rekening checkte zag zij dat er € 930,- was gepind bij een kledingwinkel voor mannen genaamd [Bedrijf] . Toen zij [Alias] daarmee confronteerde zei hij dat hij een tas en schoenen had gekocht voor aangeefster, voor de kerst. [Alias] zei ook tegen haar dat hij het geld zou terugbetalen. [Alias] kon niet bij zijn eigen geld omdat hij al € 1.250,- had uitgegeven. Aangeefster heeft het geld noch het kerstcadeau gekregen van [Alias] . Aangeefster zag later dat [Alias] een tas van [Bedrijf] had met daarin twee broeken ter waarde van € 930,- en vermoedde dat [Alias] deze gekocht had. Achteraf heeft aangeefster gehoord dat [Alias] niet de eigenaar was van genoemd pand in Scheveningen maar er slechts een kamer huurde. [35]
Op pagina [Nummer] van het dossier is een screenshot opgenomen van de [Naam] van aangeefster met daarop een transactie van 22 december 2017, te weten: een betaling van € 935,- bij [Bedrijf] ’s-Gravenhage. [36] De rechtbank gaat ervan uit dat aangeefster doelt op deze transactie en dat het door aangeefster bedoelde bedrag € 935,- en niet € 930,- bedraagt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 29 maart 2018 een bedrag van € 3.000,- had geleend van haar ouders, [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] , voor de aankoop van een kinderwagen bij de [Bedrijf] in Amsterdam. Bij de winkel aangekomen sprak de verdachte met aangeefster af dat hij alleen de winkel in zou gaan en hij de kinderwagen zou regelen. Dit omdat de dochter van de verdachte (die zij die dag hadden opgehaald in Twente) erbij was en zij nog niets van de zwangerschap van aangeefster wist. Aangeefster zou met de dochter van de verdachte gaan shoppen. De verdachte toonde aangeefster nadat hij bij de winkel was geweest een offerte voor een luxe tweelingkinderwagen. De verdachte zei dat hij € 330,- cash had betaald en € 1.295,- had gepind. De verdachte gaf aan aangeefster een bon waarop een aanbetaling van € 1.200,- stond. Toen aangeefster goed naar deze bon keek zag zij dat het een andere kinderwagen betrof en dat er als klantnaam de naam van een onbekende vrouw uit Rotterdam op stond. Van het geleende bedrag bleek later door de verdachte € 330,- te zijn besteed aan dekjes voor de kinderwagen en een bedrag van € 1.250,- contant door hem te zijn opgenomen. Het bedrag van € 1.250,- heeft aangeefster nooit teruggekregen. [37]
[Slachtoffer 4] , de vader van aangeefster, heeft verklaard dat hij op 28 maart 2018 bij wijze van lening een bedrag van € 3.000,- heeft overgemaakt naar de rekening van zijn dochter zodat zij hiermee een kinderwagen van het merk [Bedrijf] kon kopen. Hier was volgens ‘ [Alias] ’ haast bij geboden omdat het een speciale uitvoering betrof en omdat er een levertijd op zat. [38]
Op pagina [Nummer] van het dossier is een screenshot opgenomen van de [Naam] van aangeefster met daarop voor zover relevant twee transacties op 29 maart 2018, te weten: een bijgeschreven bedrag van € 3.000,- afkomstig van ‘ [Slachtoffer 3] , [Slachtoffer 4] en een contante geldopname ‘ [Bedrijf] ’ € 1.250,-. [39]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een bedrag van € 935,- van [Slachtoffer 3] en verduistering van een bedrag van € 1.250,- van [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] .
3.3.3.
Feit 9 (oplichting [Slachtoffer 6] – [Adres] )
Aangeefster [Slachtoffer 6] heeft op 26 maart 2018 verklaard dat zij in januari 2018 een advertentie had geplaatst op de website [Website] waarin zij vroeg of iemand een appartement in Scheveningen te huur had. Hierop reageerde ‘ [Alias] ’ die ondertekende met [Alias] en een telefoonnummer ( [Telefoonnummer] ) en e-mailadres noemde. [Alias] zei dat hij appartementen in Scheveningen te huur had. [Alias] had drie appartementen die aangeefster kon bezichtigen. Op 9 maart 2018 omstreeks 11.00 uur had zij een afspraak voor een bezichtiging gemaakt met deze [Alias] voor het appartement aan de [Adres] . Aangeefster en [Alias] kwamen overeen dat zij € 950,- per maand aan huur zou betalen en
€ 950,- aan borg. In totaal heeft aangeefster € 1.900,- contant aan [Alias] betaald. Op 18 maart 2018 kreeg aangeefster een bericht via [Website] van [Alias] met de mededeling dat hij van de verhuur afzag en dat hij het geld zou terugstorten. Hierna kreeg zij geen contact meer met hem en kon zij hem telefonisch niet meer bereiken. [40]
Op pagina [Nummer] van het dossier is een kopie van een factuur/kwitantie opgenomen met betrekking tot de huur en de borg van [Adres] , ondertekend door [Alias] . [41]
Door de verdediging is ter terechtzitting bij pleidooi een schriftelijke verklaring van de verdachte overgelegd inhoudende dat het klopt dat aangeefster [Slachtoffer 6] de woning (van hem) had gehuurd. [42]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [Slachtoffer 6] .
3.3.4.
Feit 10 ( [Website] -oplichtingen – vakantiewoningen in Spanje)
Aangever [Slachtoffer 8] heeft op 5 augustus 2018 verklaard dat hij en zijn schoonzoon via [Website] een appartement in Spanje hadden gevonden voor een vakantie in de periode van 7 juli 2018 tot en met 21 juli 2018. Het betrof appartement [Naam] in Roses, Spanje. Op 7 mei 2018 werd contact opgenomen met de adverteerder die zich [Alias] noemde (en zei dat hij piloot was). Aangever deed een aanbetaling van € 650,- op het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] ten name van [Alias] . Er werden over en weer berichten gestuurd. Bij aankomst bleek het gehuurde appartement – kort gezegd – niet te bestaan en besefte aangever te zijn opgelicht. [43]
Aangeefster [Slachtoffer 9] heeft op 26 juli 2018 verklaard dat zij twee appartementen te huur zag staan op [Website] . Het betroffen twee appartementen in Canyelles Rosas, Spanje. De adverteerder noemde zich [Alias] . Aangeefster mocht deze appartementen huren voor € 2.300,- voor de periode van 28 juli 2018 tot 9 augustus 2018. Aangeefster maakte het geld over op [Rekeningnummer] ten name van [Alias] . De adverteerder was telefonisch bereikbaar op het nummer [Telefoonnummer] . Op 23 juli 218 heeft aangeefster nog gemaild met de verhuurder in verband met de sleuteloverdracht. Aangeefster zou hierover teruggebeld worden. Dat gebeurde niet. Aangeefster kreeg geen contact meer met de verhuurder. Het telefoonnummer was niet meer in gebruik en ook via de mail kwam geen reactie meer. Aangeefster besefte dat ze was opgelicht. [44]
Aangeefster [Slachtoffer 10] heeft op 8 oktober 2018 verklaard dat zij op 18/19 mei 2018 had gereageerd op een advertentie op [Website] waarin een appartement in Spanje werd aangeboden. Ze kwam in contact met een man die zich [Alias] noemde. Hij vroeg aangeefster te bellen op nummer [Telefoonnummer] . Aangeefster heeft op 20 mei 2018 een bedrag van € 700,- overgemaakt op bankrekening [Rekeningnummer] ten name van [Naam] . Aangeefster zag later pas dat de naam afweek van de naam in de eerdere e-mails. Toen aangeefster een reserveringsbevestiging met het adres van het appartement kreeg, zag zij via streetview dat het appartement op dat adres een andere naam had en dat dit niet aan zee lag zoals op de foto’s in de advertentie. Alhoewel [Alias] tegen aangeefster zei dat alles volgeboekt was, bleef de advertentie op [Website] staan en kon de collega van aangeefster nog wel boeken voor dezelfde periode in hetzelfde appartement. Op 28 mei 2018 heeft aangeefster aan [Alias] gevraagd of hij haar geld wilde terugstorten. [Alias] liet weten dat hij dit zou doen. De volgende dag liet [Alias] weten dat hij het geld had overgemaakt. Dit bleek echter niet het geval. Toen aangeefster zei dat hij het geld binnen 24 uur moest overmaken omdat zij anders aangifte zou doen, nam [Alias] telefonisch contact op en zei hij dat ze zijn naam bezoedelde en dat hij niet aan fraude deed. Ook kwam hij met allerlei smoesjes en zielige verhalen. Aangeefster heeft het geld niet teruggekregen en kon na het laatste contact – kort gezegd – niet meer in contact komen met [Alias] . [45]
Aangeefster [Slachtoffer 11] heeft op 18 juni 2018 verklaard dat zij via [Website] een appartement had geboekt in Spanje, te weten: [Naam] . Aangeefster kwam in contact met iemand die [Alias] zou heten, die gebruik maakte van het telefoonnummer [Telefoonnummer] . Aangeefster deed een aanbetaling van € 800,- naar [Rekeningnummer] ten name van [Alias] . Nadien was de adverteerder niet meer bereikbaar. Aangeefster heeft haar geld niet teruggekregen. [46]
Aangever [Slachtoffer 12] heeft op 2 augustus 2018 verklaard dat hij en zijn vrouw via [Website] een huurappartement hadden gevonden in Roses, Spanje. De adverteerder noemde zich [Alias] en gaf als telefoonnummer op: [Telefoonnummer] . Ze kwamen overeen om een aanbetaling te doen van € 700,- op bankrekening [Rekeningnummer] . De huurperiode was 28 juli 2018 tot 11 augustus 2018. Op 27 juli 2018 wilde aangever vertrekken en stuurde hij een berichtje naar de adverteerder maar hij kreeg daarop geen antwoord. Zowel via e-mail als telefonisch kwam er geen reactie. Uiteindelijk drong het tot aangever door dat hij was opgelicht. [47]
Aangever [Slachtoffer 13] heeft op 23 augustus 2018 verklaard dat hij via [Website] had gereageerd op een advertentie met betrekking tot de huur van een appartement in Rosas Cayelles, Spanje, van 4 augustus 2018 tot en met 18 augustus 2018. Aangever kwam in contact met de adverteerder die zich ‘ [Alias] ’ noemde en als telefoonnummer opgaf: [Telefoonnummer] (later: [Telefoonnummer] ). Aangever deed op verzoek van [Alias] een aanbetaling van € 895,- op bankrekening [Rekeningnummer] ten name van [Alias] . Aangever heeft het geld niet teruggekregen ondanks toezeggingen van [Alias] . [Alias] vertelde dat de betreffende rekening was geblokkeerd en ‘ging heel zielig doen over andere afschrijvingen’. [48]
De genoemde bankrekeningen [Rekeningnummer] en [Rekeningnummer] bleken op naam te staan van respectievelijk [Alias] ( [Naam vriendin] , de vriendin van de verdachte) en [Naam dochter] ( [Naam dochter] , de dochter van de verdachte). [49]
Door de politie is onderzoek gedaan naar de identiteit van de gebruiker van het genoemde telefoonnummer [Telefoonnummer] aan de hand van zendmastgegevens en telefonische contacten met anderen. De politie is daarbij, kort gezegd, uitgekomen bij de verdachte. [50]
Door de verdediging is ter terechtzitting bij pleidooi een schriftelijke verklaring van de verdachte overgelegd inhoudende: ‘Achteraf is dit heel erg onhandig geweest van mij: ik ben gebruikt door de oom van [Naam vriendin] ’. [51]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages (met uitzondering van de schriftelijke verklaring van de verdachte) die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de genoemde zes oplichtingen. De verdachte heeft zich, gebruikmakend van een valse naam, tegenover de slachtoffers gepresenteerd als bonafide verhuurder van de appartementen, terwijl deze appartementen in werkelijkheid niet te huur waren of niet bestonden. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf geen rekening houden met het door de verdediging gevoerde verweer dat de verdachte gebruikt zou zijn door een ander (een onbekend gebleven oom van [Naam vriendin] die woonachtig zou zijn in Suriname), nu dit verweer niet nader is onderbouwd en evenmin uit het dossier aannemelijk is geworden dat de verdachte handelde in opdracht van een derde (wat hier verder ook van zij in verband met de bepaling van de strafmaat).
3.3.5.
Feit 11 (oplichting [Slachtoffer 14] – vakantiewoning in Spanje)
Aangever [Slachtoffer 14] heeft op 8 november 2018 verklaard dat op 13 oktober 2018 een kennis van zijn zoon [Naam] , een man die zichzelf [Alias] noemde, bij hem thuis is geweest in Noordwijk omdat zijn zoon [Naam] over deze persoon had verteld dat deze vakantiewoningen in Spanje te huur had en aangever daar wel interesse in had. [Alias] gaf een adres in Noordwijk op en een telefoonnummer [Telefoonnummer] . [Alias] vertelde dat hij twee woningen te huur had waarvan één gelegen aan de Costa Brava in Spanje. [Alias] vertelde dat hij het huis aan de Costa Brava van zijn oma had geërfd. De vader van [Alias] zou [Naam] heten en ook in de buurt van het vakantiehuis zijn in dezelfde periode. Aangever kon de woning aan de Costa Brava huren voor twee maanden voor € 1.500,-, in de periode van 1 april 2019 tot 1 juni 2019. Het adres van deze woning was [Adres] . [Alias] liet foto’s zien en een video. Aangever ging akkoord met het voorstel van [Alias] en maakte € 1.500,- over naar [Rekeningnummer] ten name van [Naam] . Dat was volgens [Alias] zijn zwager. Aangever kwam erachter dat de persoon die zich [Alias] noemde in werkelijkheid de verdachte, [Verdachte] , betrof. Aangever herkende hem op een foto die hij vond via Google. [52]
Door de politie is onderzoek gedaan naar de identiteit van de gebruiker van het genoemde telefoonnummer [Telefoonnummer] . Dit nummer bleek te horen bij (de simkaart in de) [Merk telefoon] die bij de slaapplek van de verdachte werd aangetroffen en in beslag werd genomen. [53]
Door de politie is onderzoek gedaan naar de relatie tussen de genoemde [Naam] en de verdachte. Hieruit is gebleken dat [Naam] een neef is van de verdachte. [54]
Door de verdediging is ter terechtzitting bij pleidooi een schriftelijke verklaring van de verdachte overgelegd inhoudende: ‘ [Slachtoffer 13] [de rechtbank begrijpt: [Slachtoffer 14] ] heeft een huis gehuurd van mij, ik wilde dit gewoon verhuren en het was ook beschikbaar. Het huis is een bestaand huis.’ [55]
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages (met uitzondering van de schriftelijke verklaring van de verdachte) die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [Slachtoffer 14] . De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging inhoudende dat er geen sprake was van oplichting omdat het om een bestaand huis ging en de verdachte de woning wel degelijk wilde verhuren (voor een periode die op het moment van aangifte nog in de toekomst lag). De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Uit hetgeen de aangever heeft verklaard blijkt dat de verdachte niet alleen door het gebruik van een valse naam maar ook door een valse hoedanigheid (eigenaar van het appartement) en een samenweefsel van verdichtsels, te weten dat hij, [Alias] , de woning van zijn oma had geërfd en dat zijn vader ( [Naam] ) in de buurt zou verblijven, de aangever heeft bewogen tot afgifte van een bedrag van € 1.500,-. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank reeds sprake van een voltooide oplichting. De theoretische mogelijkheid dat de verdachte (ondanks alle genoemde onwaarheden) alsnog de overeenkomst tussen hem en aangever wilde nakomen, wat daar verder ook van zij, doet hieraan niet af.
3.3.6.
Feiten 12 en 13 (oplichting tandartsen)
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van de onder 12 en 13 ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. Uit de aangiftes van zowel [Slachtoffer 15] als [Slachtoffer 16] blijkt dat het voor de aangevers steeds, ruim voordat de in de tenlastelegging genoemde diensten (tandartsbehandelingen) aan de verdachte werden verleend, duidelijk was dat de verdachte loog over zijn persoonsgegevens en zich bovendien niet kon legitimeren. Dat beide aangevers ondanks deze duidelijke signalen daarna niettemin zouden zijn bewogen tot genoemde tandartsbehandelingen door - kort gezegd - ‘de mooie praatjes’ van de verdachte acht de rechtbank niet aannemelijk. Anders gezegd: de rechtbank is van oordeel dat niet in redelijkheid kan worden gesteld dat de benadeelden zijn bewogen door middel van een samenweefsel van verdichtsels, dat er ten aanzien van [Slachtoffer 15] uit bestond dat de verdachte namen noemde van bekende Nederlanders die hij zou kennen en ten aanzien van [Slachtoffer 16] dat de verdachte beweerde in het verleden bij een voor haar bekende andere tandarts te zijn geweest, de genoemde diensten aan hem te leveren.
3.3.7.
Feit 14 (diefstal/verduistering [Merk auto] van [Slachtoffer 17] )
Aangever [Slachtoffer 17] heeft op 28 december 2016 verklaard dat hij in verband met een vakantie in het buitenland zijn woning wilde verhuren. Aangever had hiertoe een advertentie op [Website] gezet. Begin september 2016 werd aangever gebeld door een man die zichzelf [Alias] noemde en gebruik maakte van het telefoonnummer [Telefoonnummer] . ‘ [Alias] ’ is na kennismaking waarbij hij op aangever een goede indruk maakte, in de woning gaan wonen. Na enkele weken, op 3 oktober 2018, vertrok aangever naar Thailand. Aangever merkte na zijn vertrek al snel dat de huur niet werd overgemaakt. Als hij [Alias] belde had deze steeds smoesjes. Aangever vroeg [Alias] of hij de auto van aangever, een [Merk auto] , kenteken [Kenteken] naar de broer van aangever wilde brengen. [Alias] vertelde hem dat hij de auto in gebruik had genomen omdat zijn eigen auto het niet meer deed. Aangever had geen toestemming gegeven voor het gebruik van zijn auto en heeft [Alias] nadrukkelijk verzocht de auto naar zijn broer te brengen. Toen aangever weer thuis kwam was [Alias] vertrokken. Van de politie hoorde aangever dat zijn auto was verkocht aan autobedrijf [Bedrijf] te Bussum. [56]
Door [Getuige] , van autobedrijf [Bedrijf] , is een verklaring afgelegd inhoudende dat een zekere [Alias] in week 43 van 2016 langskwam om een auto van een vriend aan te bieden. Het ging om een [Merk auto] . [Alias] had alle benodigde papieren om de auto over te laten schrijven. De tenaamstellingscode gaf echter een foutmelding. Op 2 november 2016 is de auto, met behulp van een nieuwe tenaamstellingscode, overgeschreven. [57] Nadat getuige [Getuige] ‘ [Alias] ’ via Google had opgezocht kwam hij erachter dat het in werkelijkheid ging om [Verdachte] . [58]
Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er voor de genoemde auto op 6 oktober 2016 door de RDW een tenaamstellingscode is aangemaakt en verstuurd. De kosten voor deze aanvraag zijn betaald van bankrekening [Rekeningnummer] op naam van [Alias] (de vriendin van de verdachte). De code is verstuurd naar het adres van aangever. [59]
Door de verdediging is ter terechtzitting bij pleidooi een schriftelijke verklaring van de verdachte overgelegd inhoudende (kort samengevat): ‘ [Slachtoffer 17] heeft mij zelf gevraagd om zijn auto te verkopen.’ [60]
Conclusie: vrijspraak primair, bewezenverklaring subsidiair
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde verduistering van de [Merk auto] , nu niet is gebleken dat de verdachte deze auto rechtmatig onder zich had. Ten tijde van de verkoop was verdachte niet gerechtigd gebruik te maken van de auto.
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages (met uitzondering van de schriftelijke verklaring van de verdachte) die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de genoemde [Merk auto] van aangever [Slachtoffer 17] . De rechtbank acht niet aannemelijk dat [Slachtoffer 17] de verdachte zou hebben gevraagd om zijn auto te verkopen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangever die bovendien wordt ondersteund door de overige aangehaalde passages uit het dossier.
3.3.8.
Feit dagvaarding II: opzettelijk gebruik maken van valse geschriften [61]
Op 18 december 2018 is door de verdediging een verzoek gedaan aan de officier van justitie om een stuk aan het dossier toe te voegen. Dit betrof een verklaring van [Naam] , gedateerd 24 november 2018. [Naam] heeft verklaard dat deze verklaring niet van hem afkomstig was. [62] Op 7 februari 2019 is door de verdediging verzocht om twee stukken aan het dossier toe te voegen. Deze betroffen een verklaring van [Naam] , gedateerd 30 december 2018, en een verklaring van [Naam] , gedateerd 2 januari 2019. Op 8 april 2019 zijn [Naam] [63] en [Naam] [64] door de rechter-commissaris gehoord over deze verklaringen. Zij hebben allebei verklaard dat zij deze verklaring niet hadden geschreven en/of verstuurd.
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor aangehaalde passages die zij tot het bewijs bezigt, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, door voornoemde stukken toe te laten voegen aan het strafdossier, zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik van valse verklaringen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I:
1.
hij in de periode van 10 oktober 2017 tot en met 6 november 2018 te Noordwijk en/of Naarden, althans in Nederland opzettelijk een personenauto ( [Merk auto] met het kenteken [Kenteken] ) en de bijbehorende autosleutels en autopapieren, toebehorende aan [Slachtoffer 1] , , en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten met toestemming van die [Slachtoffer 1] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in de periode van 25 mei 2017 tot en met 3 oktober 2017 te Noordwijk, althans in Nederland, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van EUR 15.978,90), toebehorende aan [Slachtoffer 1] , zulks na die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van valse sleutels, te weten bankpassen en/of identifier en/of inloggegevens van internetbankieren van die [Slachtoffer 1] , tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was (door die geldbedragen van de bankrekeningen van die [Slachtoffer 1] over te boeken en/of te pinnen en/of contant op te nemen);
3.
hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 9 oktober 2017 te Noordwijk, een horloge ( [Merk horloge] ), dat toebehoorde aan [Slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 1 oktober 2017 te Noordwijk en/of Naarden, althans in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van [Slachtoffer 1] (te weten naam, geboortedatum, rijbewijsnummer en e-mailadres en adres) heeft gebruikt met het oogmerk om de identiteit van die [Slachtoffer 1] te misbruiken, immers heeft hij, verdachte, met gebruik van die gegevens bij [Bedrijf] goederenkredietovereenkomsten en overeenkomsten mobiele aansluiting afgesloten, waardoor uit dat gebruik enig financieel nadeel is ontstaan;
5.
hij in de periode van 1 april 2017 tot en met 31 mei 2017 te Noordwijk en/of Naarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [Slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van EUR 27.000,-, door
- zich voor te doen als ene [Alias] en als bonafide verkoper en/of eigenaar van de woning gelegen aan de [Adres] te Noordwijk en
- die [Slachtoffer 2] voornoemde woning te koop aan te bieden en
- met die [Slachtoffer 2] af te spreken dat die [Slachtoffer 2] een bedrag van EUR 27.000,- contant zou betalen voor de tenaamstelling van voornoemde woning,
terwijl voornoemde woning niet te koop stond en/of geen eigendom was van hem,
verdachte;
6.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 1 oktober 2017 te Noordwijk en/of Bunnik, althans in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [Bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, , te weten een geldbedrag van EUR 7.700, door
- bij [Bedrijf] op naam van [Slachtoffer 1] een aanvraag voor een persoonlijke lening van EUR 7.700,- te doen en
- op een overeenkomst Persoonlijke Lening een valse handtekening van [Slachtoffer 1] te zetten en
- voornoemde overeenkomst Persoonlijke Lening en (daarbij) loonstroken en bankafschriften van [Slachtoffer 1] toe te zenden aan [Bedrijf] en
- het rekeningnummer van die [Slachtoffer 1] op te geven als rekeningnummer waar voornoemd bedrag op zou moeten worden gestort;
7.
hij in de periode van 1 april
2018tot en met 31 mei
2018te 's-Gravenhage, althans in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van EUR 1050, en [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van EUR 12.000,-, door
- zich voor te doen als ene [Alias] en als piloot en als een vermogend man die meerdere panden bezat en
- voornoemde [Slachtoffer 3] mede te delen dat er beslag lag op zijn, verdachtes, rekeningen en
- voornoemde [Slachtoffer 3] te vragen om EUR 1050,-, dat bestemd zou zijn voor borg en huur voor een woning, over te maken naar rekeningnummer [Rekeningnummer] t.n.v. [Naam] en
- die [Slachtoffer 3] mede te delen dat hij wilde verhuizen naar Wassenaar en vervolgens met die [Slachtoffer 3] een woning gelegen aan de [Adres] te Wassenaar te bezichtigen en
- die [Slachtoffer 3] en [Slachtoffer 4] (de vader van [Slachtoffer 3] ) mede te delen dat er met de makelaar een deal was gesloten over voornoemde woning en
- dat er snel een bedrag van EUR 17.500,- contant (aan)betaald moest worden voor onder andere bodem- en/of asbestonderzoek en dat zijn, verdachtes, oom EUR 5.000,- zou betalen en dat zij, [Slachtoffer 3] , een bedrag van EUR 12.000,- van haar ouders moest lenen en dat hij, verdachte, dit geld aan de ouders van die [Slachtoffer 3] zou teruggeven en
- die [Slachtoffer 3] te vragen het geldbedrag van EUR 12.000,- te pinnen en contant aan hem te overhandigen;
8.
hij op 22 december 2017 te ’s-Gravenhage opzettelijk een geldbedrag van EUR 935,-, toebehorende aan [Slachtoffer 3] , en op 29 maart 2018 te - Borne opzettelijk een geldbedrag van EUR 1.250,-, toebehorende aan [Slachtoffer 3] en/of [Slachtoffer 4] en/of [Slachtoffer 5] , welke goederen verdachte telkens anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
- een geldbedrag van EUR 1.250,- als lening die/dat door [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 5] op de bankrekening van [Slachtoffer 3] was gestort ten behoeve van de aankoop van een kinderwagen en
- een geldbedrag van EUR 935,- als lening van [Slachtoffer 3] ten behoeve van mogelijke kosten voor cv-ketels,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
9.
hij in de periode van 1 maart 2018 tot en met 31 maart 2018 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [Slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten EUR 1.900,-, door
- ( via de internetsite [Website] ) een appartement, gelegen aan [Adres] te
's-Gravenhage, aan die [Slachtoffer 6] te huur aan te bieden en
- in het contact met die [Slachtoffer 6] gebruik te maken van de valse namen [Alias] en/of [Alias] en
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of eigenaar van voornoemd pand en
- met die [Slachtoffer 6] een huurcontract voor voornoemd appartement af te sluiten en
- die [Slachtoffer 6] een factuur/kwitantie van EUR 1.900,- te overhandigen en
- die [Slachtoffer 6] een bedrag van EUR 1.900,- contant aan huur/borg te laten betalen en
- voornoemde factuur/kwitantie te ondertekenen met " [Alias] ";
10.
hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 23 augustus 2018 te Huizen en/of Naarden, althans in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 8] en [Slachtoffer 9] en [Slachtoffer 10] en [Slachtoffer 11] en [Slachtoffer 12] en [Slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van één of meerdere geldbedragen, door
- op de internetsite [Website] advertenties te plaatsen waarin (niet-bestaande) appartementen in Spanje te huur worden aangeboden en
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of eigenaar van deze appartementen en
- in het contact met voornoemde personen gebruik te maken van de valse namen [Alias] of [Alias] en (vervolgens)
- die personen te vragen om een aanbetaling en/of borg en/of huur over te maken op een rekeningnummer ten name van [Alias] of [Alias] ;
11.
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 oktober 2018 te Noordwijk en/of Naarden en/of Huizen, althans in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten EUR 1.500,-, door
- zich in het contact met voornoemde [Slachtoffer 14] voor te doen als [Alias] en
- die [Slachtoffer 14] vakantiewoningen in Spanje te huur aan te bieden en
- zich voor te doen als bonafide verhuurder en/of eigenaar van die woningen en
- die [Slachtoffer 14] een foto en video te laten zien van woningen en
- met die [Slachtoffer 14] overeen te komen dat [Slachtoffer 14] een vakantiewoning zou huren van
30-3-2019 tot 8-6-2019 en
- die [Slachtoffer 14] te verzoeken een bedrag van EUR 1.500,- aan verblijfskosten over te maken op rekeningnummer [Rekeningnummer] t.n.v. [Naam] ;
14.
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 2 november 2016 te Blaricum en/of Bussum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een [Merk auto] (met kenteken [Kenteken] ), toebehorende aan [Slachtoffer 17] ;
Dagvaarding II:
hij in de periode van 18 december 2018 tot en met 7 februari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland meermalen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte geschriften die telkens bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door valselijk opgemaakte schriftelijke (getuigen)verklaringen van [Naam] (gedateerd op [Datum] ), [Naam] (gedateerd op [Datum] ) en [Naam] (gedateerd op [Datum] ) (indirect) toe te voegen aan het strafdossier in de zaak met parketnummer 09/767408-18.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Ten aanzien van dagvaarding I is het bewezenverklaarde volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Ten aanzien van dagvaarding II overweegt de rechtbank dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is volgens de wet nu dit niet kan worden gekwalificeerd als het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als ware het echt en onvervalst,
terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, nu dit laatste (cursieve) deel niet in de tenlastelegging (en bewezenverklaring) is opgenomen. De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van deze feiten dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Voor zover relevant zal de rechtbank op de standpunten van de verdediging bij haar strafmaatoverwegingen nader ingaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden vrijheidsstraf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduisteringen, diefstallen, misbruik van de identiteitsgegevens van een ander en oplichtingen.
De verdachte heeft twee keer een vrouw leren kennen die hij liet geloven dat hij een relatie met haar wilde opbouwen. Steeds werd de vrouw in kwestie verliefd op een persoon die zich aantrekkelijk, succesvol en tot in de puntjes verzorgd presenteerde en (schijnbaar) blijk gaf van voorkomendheid, zorgzaamheid en een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Door zich aldus voor te doen heeft hij bij deze vrouwen vertrouwen opgewekt, van welk vertrouwen de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt. De verdachte maakte daarbij niet alleen gebruik van een valse naam, maar spiegelde de vrouwen ook voor dat hij van rijke familie was, onroerend goed bezat en dat hij voetballer dan wel (straaljager)piloot was (geweest).
Zonder zich om het lot van de slachtoffers te bekommeren heeft de verdachte zich laten leiden door financieel gewin, met name gericht op het verkrijgen van luxegoederen zoals dure kleding en een dure auto. De verdachte betrok hierbij ook de vaders van deze vrouwen door hen met mooie verhalen over te halen om grote geldbedragen aan hun dochter voor te schieten of rechtstreeks aan de verdachte zelf ter beschikking te stellen. De verdachte deed daarbij niet zelden een beroep op hun empathie door te vertellen dat er tijdelijk beslag lag op zijn bankrekening door toedoen van een vervelende ex-echtgenote. Ook schroomde de verdachte niet om zijn eigen twee minderjarige dochters bij de uitvoering van zijn plannen te betrekken, door hen voor te stellen aan, en zelfs te laten logeren bij hun ‘nieuwe familie’. Ook daarmee werd het vertrouwen dat de slachtoffers in de verdachte hadden versterkt.
De verdachte heeft zich tijdens de genoemde ‘relaties’ schuldig gemaakt aan oplichting, verduistering, diefstal en het misbruiken van de identiteitsgegevens.
Beide vaders van de slachtoffers waarmee de verdachte een relatie aanging, zelf ook directe slachtoffers, hebben ter terechtzitting verklaard wat het voor hun gezin heeft betekend dat de verdachte, die overkwam als de ideale schoonzoon, hen op een respectloze, gevoelloze en meedogenloze wijze heeft opgelicht. Niet alleen zijn ze door de handelwijze van de verdachte in één klap hun (spaar)geld kwijtgeraakt, maar belangrijker nog: ze zijn daardoor ook psychisch beschadigd omdat zij minder snel mensen durven te vertrouwen.
Behalve de hiervoor besproken misdrijven heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan oplichtingen via [Website] . Steeds bood de verdachte appartementen te huur aan, zowel in Nederland als in Spanje. De verdachte plaatste hiertoe zelf advertenties of reageerde op de advertentie van iemand anders die een appartement zocht. De verdachte legde contact met de slachtoffers onder een valse naam en spiegelde hen een zeer aangenaam verblijf voor in de betreffende appartementen. Nadat zij een bedrag hadden betaald, als aanbetaling, borg of huur, liet hij korte tijd daarna niets meer van zich horen of kwam hij met ‘smoesjes en zielige verhalen’ wanneer hij, eenmaal ontmaskerd, werd gevraagd om het geld terug te betalen. Terugbetalen deed de verdachte echter nooit. De verdachte had alleen zijn eigen financiële gewin voor ogen; de problemen die de verdachte veroorzaakte bij de (soms kwetsbare) slachtoffers raakten hem kennelijk niet.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een auto van degene die aan de verdachte tijdelijk zijn woning verhuurde in verband met een verblijf in het buitenland. Ook in deze zaak heeft de verdachte - enkel gedreven door zijn eigen financieel gewin - het vertrouwen van het slachtoffer misbruikt door tijdens diens afwezigheid zonder toestemming zijn auto te verkopen.
Aldus heeft de verdachte een spoor van vernieling en leed getrokken door de levens van zijn slachtoffers. Hij heeft hierbij slechts oog gehad voor geldelijk gewin, en zich niet bekommerd om het leed dat hij zijn slachtoffers aandeed. De rechtbank rekent de verdachte al deze misdrijven ernstig aan. De rechtbank acht bovendien bijzonder verwerpelijk dat de verdachte zijn eigen minderjarige kinderen heeft ingezet voor zijn oplichtingspraktijken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, gedateerd 9 april 2019. Hieruit blijkt dat de verdachte meermalen is veroordeeld ter zake van vermogensmisdrijven als de onderhavige. Deze eerdere veroordelingen zijn (deels) onherroepelijk. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Door de reclassering is gerapporteerd op 28 februari 2019. De reclassering concludeert dat de verdachte zich opstelt als slachtoffer en voorbij gaat aan zijn eigen verantwoordelijkheid. Eerder werd het gedrag van de verdachte verklaard vanuit een psychiatrische stoornis, ‘een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en theatrale trekken, waarbij het pathologisch liegen als onderdeel dient te worden gezien van deze persoonlijkheidspathologie c.q. psychopathiforme inslag’. Er heeft echter geen behandeling plaatsgevonden van deze psychiatrische stoornis. Uitgebreid forensisch psychi(atri)sch onderzoek, waarbij (opnieuw) kritisch gekeken wordt naar de behandelbaarheid, acht de reclassering dan ook geïndiceerd. De reclassering schat de kans op recidive (bij bewezenverklaring) in als zorgelijk hoog en uiterst moeilijk te reduceren. De reclassering ziet, gezien de houding van de verdachte ten aanzien van diagnostiek en behandeling, echter geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De verdediging heeft (op eigen initiatief) een voorlichtingsrapport op laten stellen door [Naam] , forensisch maatschappelijk werker. De rechtbank heeft op de inhoud van dit rapport van 4 juli 2019 acht geslagen. De rechtbank constateert dat de rapporteur zich heeft onthouden van een inschatting van de recidivekans en het geven van een strafadvies gezien de (ontkennende) houding van de verdachte.
De verdachte is niet bij de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak verschenen. Wel heeft hij middels zijn raadsman een schriftelijke verklaring overgelegd. Dit stuk bevestigt de indruk van de reclassering dat de verdachte zichzelf ziet als slachtoffer en voorbij gaat aan zijn eigen verantwoordelijkheid. Hij toont ook in deze verklaring geen enkel inzicht in het verwerpelijke van zijn handelen.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen de landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging in zaken als de onderhavige. Gezien de ernst van de feiten, de veelheid aan slachtoffers, de recidive en de houding van de verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur aan de orde. De rechtbank zal echter, nu zij minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie bij zijn vordering, een lagere gevangenisstraf opleggen aan de verdachte dan is gevorderd. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

1. [Slachtoffer 15] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 13.700,-.
2. [Bedrijf] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 12.918,26.
3. [Slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 49.779,97.
4. [Slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 62.110,-.
5. [Slachtoffer 9] -van den Berg heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.684,56.
6. [Slachtoffer 11] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 800,-.
7. [Slachtoffer 12] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.291,43.
8. [Slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.503,74.
9. [Slachtoffer 17] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.500,-.
9a. [Slachtoffer 17] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 12.743,95.
10. [Bedrijf] , vertegenwoordiger [Slachtoffer 16] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4.410,35.
11. [Slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 39.506,82.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, dat wil zeggen tot € 10.700,- aan materiële kosten en € 300,- aan immateriële kosten.
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
3. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
4. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
5. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
6. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
7. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, dat wil zeggen tot een bedrag van € 950,-, bestaande uit € 700,- materiële kosten en € 250,- immateriële kosten.
8. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
9. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van
en 9a. de vordering van de benadeelde partij, dat wil zeggen tot een bedrag van € 7.785,12 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
10. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
11. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van de genoemde bedragen de wettelijke
rente toe te kennen en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
1. De schade wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Verzocht wordt de genoemde bedragen van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
2. De onderzoekskosten: verzocht wordt dit deel van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Van de gevorderde schade kan slechts € 7.280,- als rechtstreekse schade worden aangemerkt. Voor het overige deel wordt verzocht dit deel van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
3. Indien het feit bewezen wordt zullen de auto en het horloge aan aangeefster worden
teruggegeven. Er resteert dan geen schade. Verzocht wordt dit deel van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
4. Alleen € 27.000,- zou bij een bewezenverklaring als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt. De overige bedragen niet. Bovendien is er een overlap ten aanzien van deze bedragen met de vordering van [Slachtoffer 1] . De immateriële schadepost heeft de benadeelde partij laten vallen. Verzocht wordt ieder bedrag hoger dan € 27.000,- van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
5. Kastje voor tolwegen betreft geen rechtstreekse schade. Verzocht wordt het genoemde bedrag van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
6. Bij bewezenverklaring van het onderliggende feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
7. Het bedrag voor de zomercheck van de auto betreft geen rechtstreekse schade. De post vakantiebenodigdheden is niet onderbouwd. De boodschappen voor de vakantie: deze post is niet onderbouwd. Het bedrag voor de kijkoperatie: geen rechtstreekse schade. Verzocht wordt de genoemde bedragen af te wijzen.
8. Bij bewezenverklaring van het onderliggende feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
9. Achterstallige huur is geen rechtstreekse schade. De post niet genoten vakantie is niet onderbouwd
en 9a. Verzocht wordt de genoemde bedragen van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
10. Bij bewezenverklaring van het onderliggende feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
11. De lening van € 30,- is niet onderbouwd en betreft geen rechtstreekse schade.
Het bedrag van € 30,- voor treinkaartje klusjesman betreft geen rechtstreekse schade.
Het bedrag van € 191,28 voor tandartskosten betreft geen rechtstreekse schade.
Het bedrag van € 920,- is afkomstig van de ouders; de benadeelde partij heeft geen schade geleden.
De verkeersboete van € 156,05 betreft geen rechtstreekse schade.
Het bedrag van € 12.000,- is afkomstig van de ouders; de benadeelde partij heeft geen schade geleden.
Het bedrag van € 458,55 betreft geen rechtstreekse schade.
De kosten voor de NIPT-test betreft geen daadwerkelijke schade.
De kosten creditcard moeder € 568,53 betreft geen rechtstreekse schade, het bedrag is van de rekening van moeder afgeboekt.
Het bedrag van € 1.241,28 betreft geen rechtstreekse schade en is niet onderbouwd.
Verzocht wordt de genoemde bedragen van de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
1. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
2. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet duidelijk is hoe het schadebedrag is opgebouwd/berekend. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
3. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post auto, is tot een bedrag van € 17.500,- voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, nu de verkoper bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de verkoopprijs lag tussen de € 15.000,- en € 20.000,-. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post geldbedragen, is tot een bedrag van € 15.978,90 voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staat dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post horloge, is tot een bedrag van € 500,-, nu [Slachtoffer 1] deze waarde heeft genoemd bij haar aangifte, voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 1.100,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 35.078,90.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 oktober 2017, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering voor dit deel niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 35.078,90 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 1] .
4. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post aanbetaling appartement groot € 27.000,-, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 27.000,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 mei 2017, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering voor dit deel niet voldoende is onderbouwd. Met name is niet duidelijk in hoeverre de genoemde bedragen die (onder andere) zijn betaald aan [Slachtoffer 1] als rechtstreekse schade van de benadeelde partij zijn aan te merken. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 5 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 27.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 2] .
5. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten: huurkosten 2 appartementen in Spanje groot € 2.300,-; reiskosten bezoek Slachtofferhulp Nederland groot € 14,56; belkosten naar instanties binnen en buitenland € 30,-, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 10 bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 250,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 10 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 2.594,56,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 26 juli 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering voor dit deel niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 10 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.594,56 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 9] .
6. De vordering, betrekking hebbende op de post aanbetaling vakantie groot € 800,-, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 10 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de gehele vordering toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 18 juni 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 10 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 800,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 11] .
7. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post aanbetaling vakantie groot € 700,-, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 10 bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 250,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 10 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 950,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 augustus 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering voor dit deel niet voldoende is onderbouwd. Met name is niet voldoende onderbouwd in hoeverre er sprake is van rechtstreekse schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 10 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 950,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 12] .
8. De vordering ten aanzien van de materiële schade groot € 2.253,74 is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 9 bewezenverklaarde feit.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid het bedrag van € 250,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 9 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de gehele vordering toewijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 maart 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 9 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.503,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 6] .
9. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering bestaande uit de posten ‘achterstallige huur’ en ‘niet genoten vakantie van 1 maand door onderbreking is 30 x € 40,-’, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
9a. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten auto [Merk auto] + [Bedrijf] tot een bedrag van € 6.000,-, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 14 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6.000,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 2 november 2016 omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering voor dit deel niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 14 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 17] .
10. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
11. De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten [Bedrijf] groot € 935,-; [Naam] (huur) groot € 550,-; [Naam] (borg) groot € 500,-; [Bedrijf] groot € 920,-; bodemonderzoek groot € 12.000,-, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 7 en 8 bewezenverklaarde feiten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 10.000,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 7 en 8 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 24.905,-.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 juni 2018, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering voor dit deel niet voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de onder 7 en 8 bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.905,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer 3] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst) genoemde twee telefoons, nr. 89 en 90 (2 x) [Merk telefoon] kleur roze, zullen worden verbeurdverklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de genoemde telefoons.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde twee telefoons, nr. 89 en 90 (2 x) [Merk telefoon] kleur roze, verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal geen beslissing nemen ten aanzien van de overige op de beslaglijst genoemde voorwerpen nu hier conservatoir beslag op ligt.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en/of maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 36f, 57, 231b, 310, 311, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 8 tweede cumulatief/alternatief, 12, 13 en 14 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, maar
ontslaat de verdachte ten aanzien van dagvaarding II van alle rechtsvervolging;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 eerste alternatief/cumulatief, 9, 10, 11 en 14 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verduistering;
ten aanzien van feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
diefstal;
ten aanzien van feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
ten aanzien van feit 5:
oplichting;
ten aanzien van feit 6:
oplichting;
ten aanzien van feit 7:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 8 eerste alternatief/cumulatief:
verduistering, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 9:
oplichting;
ten aanzien van feit 10:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 11:
oplichting;
ten aanzien van feit 14 subsidiair:
diefstal;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen (gedeeltelijk) toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [Slachtoffer 1] een bedrag groot € 35.078,90 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [Slachtoffer 2] een bedrag groot € 27.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [Slachtoffer 9] een bedrag groot € 2.594,56 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- M. Kramer- [Slachtoffer 11] een bedrag groot € 800,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [Slachtoffer 12] een bedrag groot € 950,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [Slachtoffer 6] een bedrag groot € 2.503,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [Slachtoffer 17] een bedrag groot € 6.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- [Slachtoffer 3] een bedrag groot € 24.905,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 2] , [Slachtoffer 9] , [Slachtoffer 12] , [Slachtoffer 17] , [Slachtoffer 3] voor het overige deel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat:
- van een bedrag groot € 35.078,90 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 oktober 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 1] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 210 dagen;
- van een bedrag groot € 27.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 2] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 170 dagen;
- van een bedrag groot € 2.594,56 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 9] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
- van een bedrag groot € 800,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 11] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 16 dagen;
- van een bedrag groot € 950,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 12] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 19 dagen;
- van een bedrag groot € 2.503,74 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 maart 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 6] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
- van een bedrag groot € 6.000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 17] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 65 dagen;
- van een bedrag groot € 24.905,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 juni 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening ten behoeve van [Slachtoffer 3] ; bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 159 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [Slachtoffer 15] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
- bepaalt dat de benadeelde partij [Bedrijf] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
- bepaalt dat de benadeelde partij [Bedrijf] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat [Bedrijf] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 89 en 90 genoemde voorwerpen, te weten: [Merk telefoon] kleur roze (2 stuks).
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. de Wit, voorzitter,
mr. A.J. Japenga, rechter,
mr. M.E. Notermans, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2019.
*Mr. Notermans is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s , wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en), zoals opgenomen in Dossier [Naam] [Nummer] van Districtsrecherche Den Haag-West (doorgenummerd blz. 1 t/m 1993).
2.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 1] , p. 151-152.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 321.
4.Proces-verbaal berekening kosten, p. 2018.
5.Proces-verbaal doorzoeking [Adres] te Huizen, p. 121.
6.Proces-verbaal (onderzoek [Merk auto] ), p. 969-973.
7.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 1] met bijlagen, p. 169-174 (bijlagen p. 175-278).
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 170-171.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [Naam] , p. 289-294 (bijlagen p. 295-317).
10.Proces-verbaal van aangifte, p. 171.
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 172.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 172.
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 173 in combinatie met de bijlage op p. 278.
14.Proces-verbaal van aangifte, p. 173.
15.Proces-verbaal van aangifte, p. 173.
16.Proces-verbaal van aangifte, p. 173.
17.Proces-verbaal van aangifte, p. 173.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 1] door de rechter-commissaris op 27 februari 2019.
19.Proces-verbaal inbeslagname horloge, p. 340.
20.Een geschrift, inhoudende de verklaring van de verdachte, overgelegd door de verdediging ter terechtzitting van 10 juli 2019.
21.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 1] met bijlagen, p. 154-168.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 332-333; proces-verbaal inbeslagneming twee [Merk telefoon] , p. 334-336.
23.Proces-verbaal verhoor aangever, p. 2055.
24.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 2] , p. 341-343 (bijlagen: p. 344-346); een geschrift, te weten het bij de aangifte gevoegde betalingsbewijs, p. 346.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 1] door de rechter-commissaris op 27 februari 2019.
26.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer 7] namens [Bedrijf]
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 1] door de rechter-commissaris op 27 februari 2019.
28.Proces-verbaal informatie van CJIB, p.1888-1889
29.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 3] , p. 402-409.
30.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 410-411.
31.Een geschrift te weten: een afschrift van de bankrekening van [Slachtoffer 3] , p. 434.
32.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 414-415.
33.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 4] , p. 572-579.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 5] , p. 581.
35.Proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 412.
36.Een geschrift, te weten een afgedrukt screenshot van de [Naam] van aangeefster, p. 432.
37.Proces-verbaal van verhoor aangeefster, p. 419.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [Slachtoffer 4] , p. 574.
39.Een geschrift, te weten een afgedrukt screenshot van de [Naam] van aangeefster, p. 441.
40.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 6] , p. 596-599.
41.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 607-636; bijlage p. 619: een geschrift, te weten een kopie van de genoemde factuur/kwitantie.
42.Een geschrift, inhoudende de verklaring van de verdachte, overgelegd door de verdediging ter terechtzitting van 10 juli 2019.
43.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 8] , p. 693 e.v.
44.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 9] , p. 711 e.v.
45.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 10] , p. 724 e.v.
46.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 11] , p. 746 e.v.
47.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 12] , p. 764 e.v.
48.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 13] , p. 779 e.v.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1007; een geschrift te weten een bankafschrift op naam van [Alias] , p. 1832.
50.Proces-verbaal onderzoek identiteit gebruiker [Nummer] , p. 27-31.
51.Een geschrift, inhoudende de verklaring van de verdachte, overgelegd door de verdediging ter terechtzitting van 10 juli 2019.
52.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 14] , p. 1059 e.v.; proces-verbaal verhoor aangever, p. 1068 e.v.
53.Proces-verbaal onderzoek gebruiker [Nummer] , p. 1074.
54.Proces-verbaal van bevindingen [Naam] , p. 1075-1076.
55.Een geschrift, inhoudende de verklaring van de verdachte, overgelegd door de verdediging ter terechtzitting van 10 juli 2019.
56.Proces-verbaal van aangifte door [Slachtoffer 17] , p. 1173 e.v.
57.Proces-verbaal van verhoor getuige [Getuige] , p. 1194-1195.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1196.
59.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1200/1206.
60.Een geschrift, inhoudende de verklaring van de verdachte, overgelegd door de verdediging ter terechtzitting van 10 juli 2019.
61.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door N. Aandewiel, plaatsvervangend officier van justitie bij het Arrondissementsparket Den Haag met bijlagen (doorgenummerd p. 1-24).
62.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
63.Proces-verbaal van verhoor getuige [Naam] door rechter-commissaris, p. 17-22.
64.Proces-verbaal van verhoor getuige [Naam] door rechter-commissaris, p. 23-24.