ECLI:NL:RBDHA:2019:741

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
AWB 18 / 6835
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-aantoonbaar huwelijk en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Turkmeense vrouw, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis om bij haar echtgenoot, referent, te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat er geen officiële bewijsstukken van het huwelijk tussen eiseres en referent konden worden overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de ingebrachte religieuze huwelijksakte niet voldeed aan de eisen voor rechtsgeldigheid en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het huwelijk in Turkije geregistreerd kon worden.

Tijdens de zitting op 13 december 2018 werd duidelijk dat er verschillende tegenstrijdige verklaringen waren afgelegd door eiseres en referent over hun relatie en het huwelijk. De rechtbank concludeerde dat de feitelijke gezinsband niet kon worden aangetoond, mede door inconsistenties in de verklaringen van beide partijen. Eiseres had geprobeerd aan te tonen dat er wel degelijk sprake was van een affectieve relatie door middel van WhatsApp-berichten en foto's, maar de rechtbank vond deze bewijzen onvoldoende.

De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres niet als echtgenote van referent kon worden aangemerkt en dat er geen duurzame en exclusieve relatie was aangetoond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 18/6835
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 januari 2019 in de zaak tussen
[naam 1] , eiseres,
gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark,
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 24 oktober 2018 (het bestreden besluit) waarbij de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij haar gestelde echtgenoot, [naam 2] (referent) is afgewezen.
Verweerder heeft op 6 december 2018 een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 13 december 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is na voorafgaand bericht niet verschenen. Ook waren referent en M. Kurdi (tolk) op zitting aanwezig. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Turkmeense nationaliteit. Aan referent is op 1 februari 2017 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referent heeft op 21 april 2017 onderhavige aanvraag ingediend voor eiseres.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat officiële bewijsstukken van het gestelde huwelijk tussen eiseres en referent ontbreken. De ingebrachte religieuze huwelijksakte alleen kan het bestaan van een rechtsgeldig huwelijk niet aantonen. Bureau Documenten heeft geoordeeld dat het document niet te beoordelen is. Daarbij is de akte opgemaakt in Turkije, alwaar eiseres en referent gehuwd zouden zijn. In Turkije hebben religieuze huwelijksaktes ook geen rechtsgeldigheid. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onmogelijk zou zijn het gestelde huwelijk in Turkije te registreren. Niet wordt aangenomen dat wel sprake zou zijn van een duurzame en exclusieve relatie. De door eiseres ingebrachte bewijsmiddelen in de vorm van WhatsApp gesprekken en één foto van eiseres alleen, overtuigen niet voldoende. De feitelijke gezinsband wordt verder niet aangenomen gelet op verschillende tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen die eiseres en referent tijdens identificerende interviews hebben afgelegd.
3. Eiseres heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat ten onrechte geen enkele waarde aan de huwelijksakte wordt toegekend. Dat de akte niet te beoordelen is kan niet aan haar en referent worden tegengeworpen. Daarnaast duiden de door eiseres ingebrachte WhatsApp gesprekken en foto’s op een affectieve relatie. Er is wel sprake van een huwelijk en eiseres en referent hebben ook als man en vrouw samengewoond. Weersproken worden de gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent.
4. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vw kan onder voorwaarden een verblijfsvergunning worden verleend aan een echtgenoot/ echtgenote van een vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft. Er moet sprake zijn van een rechtsgeldig huwelijk. Volgens paragraaf C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is een traditioneel huwelijk dat buiten Nederland is gesloten geen naar internationaal privaatrechtelijk rechtsgeldig huwelijk.
6. Met betrekking tot de rechtsgeldigheid van het gestelde huwelijk tussen eiseres en referent, overweegt de rechtbank als volgt. Eiseres en referent hebben een religieuze huwelijksakte overgelegd. Verweerder heeft terecht overwogen dat hiermee de rechtsgeldigheid van het huwelijk niet kan worden aangetoond, omdat de religieuze huwelijksakte geen officieel, door de autoriteiten afgegeven document betreft. Eiseres heeft haar gestelde huwelijk dus niet met officiële documenten of andere indicatieve bewijsmiddelen onderbouwd.
7. Omdat eiseres niet kan worden aangemerkt als echtgenote van referent heeft verweerder terecht beoordeeld of desondanks wel sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Referent en eiseres zijn op respectievelijk 6 november 2017 en 2 januari 2018 tijdens een interview in de gelegenheid gesteld de relatie mondeling toe te lichten.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van verklaringen van referent tijdens zijn asielprocedure en de verklaringen van referent en eiseres tijdens de interviews, kunnen oordelen dat zij het bestaan van een gezinsband niet aannemelijk hebben gemaakt. Zo heeft referent tijdens zijn asielprocedure verklaard niet gehuwd te zijn, nooit gehuwd te zijn geweest en ook niet verloofd te zijn. Verder heeft referent tijdens zijn interview op 6 november 2017 een verkeerd geboortejaar van eiseres genoemd. Ook heeft referent gesteld dat eiseres de middelbare school heeft doorlopen en dat zij momenteel verschillend werk heeft om welke reden hij haar niet financieel ondersteunt. Eiseres heeft echter verklaard niet geschoold te zijn, geen (vast) werk te hebben en dat referent haar soms geld stuurt. Verder heeft verweerder terecht gewezen op de inconsistente en tegenstrijdige verklaringen ten aanzien van het huwelijksaanzoek. Zo heeft referent verklaard dat hij de moeder van eiseres om toestemming heeft gevraagd om met haar te trouwen en dat eiseres vervolgens nog met haar moeder in gesprek is gegaan. Eiseres verklaart echter dat zij in het geheel geen contact heeft met haar moeder en dat zij zich nooit om haar heeft bekommerd. Ook over het moment van het huwelijksaanzoek is tegenstrijdig verklaard. Zo heeft referent verklaard dat op het moment dat hij eiseres ten huwelijk heeft gevraagd zij daar eerst nog over na wilde denken. Eiseres heeft echter verklaard direct haar ja-woord te hebben gegeven toen referent plotseling om haar hand vroeg. Ook zijn er verschillende verklaringen afgelegd over het trouwfeest zelf en de aanwezigen bij de huwelijksvoltrekking. Zo heeft eiseres verklaard dat er thuis een klein feest gevierd is maar heeft referent gesteld dat er geen feest is gevierd op de trouwdag. Ook heeft referent gesteld dat er een vriendin van eiseres aanwezig was bij het huwelijk terwijl zij heeft verklaard dat er alleen twee vrienden van referent aanwezig waren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op grond van de door eiseres en referent afgelegde verklaringen terecht de gestelde feitelijke gezinsband niet aannemelijk geacht.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat, gelet op de motivering van het primaire besluit en hetgeen in bezwaar door eiseres was aangevoerd, er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk was dat het bezwaar niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Daarom heeft verweerder terecht met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb [1] van het horen afgezien.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht