ECLI:NL:RBDHA:2019:741
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van niet-aantoonbaar huwelijk en tegenstrijdige verklaringen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Turkmeense vrouw, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis om bij haar echtgenoot, referent, te kunnen verblijven. De aanvraag werd afgewezen omdat er geen officiële bewijsstukken van het huwelijk tussen eiseres en referent konden worden overgelegd. De rechtbank oordeelde dat de ingebrachte religieuze huwelijksakte niet voldeed aan de eisen voor rechtsgeldigheid en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat het huwelijk in Turkije geregistreerd kon worden.
Tijdens de zitting op 13 december 2018 werd duidelijk dat er verschillende tegenstrijdige verklaringen waren afgelegd door eiseres en referent over hun relatie en het huwelijk. De rechtbank concludeerde dat de feitelijke gezinsband niet kon worden aangetoond, mede door inconsistenties in de verklaringen van beide partijen. Eiseres had geprobeerd aan te tonen dat er wel degelijk sprake was van een affectieve relatie door middel van WhatsApp-berichten en foto's, maar de rechtbank vond deze bewijzen onvoldoende.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiseres niet als echtgenote van referent kon worden aangemerkt en dat er geen duurzame en exclusieve relatie was aangetoond. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.