ECLI:NL:RBDHA:2019:7404
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Afvalstoffenheffing en gebruikerschap van een perceel in Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afvalstoffenheffing. Eiser, die als huurder van een perceel in Den Haag wordt aangemerkt, had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing voor de periodes van 1 januari 2017 tot en met mei 2017 en van mei 2018 tot en met december 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat het perceel voldoet aan de definitie van een onroerende zaak die bestemd is voor particuliere huishouding, en dat de belasting geheven kan worden van degene die gebruik maakt van het perceel, ongeacht of deze persoon in de basisregistratie personen (brp) is ingeschreven.
Tijdens de zitting op 8 juli 2019 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De gemeente Den Haag werd vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. L.S. Veenstra en mr. M. van der Zwaag. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de zoon van eiser in de periode van mei 2017 tot en met mei 2018 op het adres was ingeschreven, eiser als gebruiker van het perceel kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.