ECLI:NL:RBDHA:2019:7404

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afvalstoffenheffing en gebruikerschap van een perceel in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de afvalstoffenheffing. Eiser, die als huurder van een perceel in Den Haag wordt aangemerkt, had bezwaar gemaakt tegen de aan hem opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing voor de periodes van 1 januari 2017 tot en met mei 2017 en van mei 2018 tot en met december 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat het perceel voldoet aan de definitie van een onroerende zaak die bestemd is voor particuliere huishouding, en dat de belasting geheven kan worden van degene die gebruik maakt van het perceel, ongeacht of deze persoon in de basisregistratie personen (brp) is ingeschreven.

Tijdens de zitting op 8 juli 2019 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De gemeente Den Haag werd vertegenwoordigd door de gemachtigden mr. L.S. Veenstra en mr. M. van der Zwaag. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de zoon van eiser in de periode van mei 2017 tot en met mei 2018 op het adres was ingeschreven, eiser als gebruiker van het perceel kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 19/919 en SGR 19/920

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 juli 2019 in de zaken tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraken van verweerder van 18 december 2018 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem opgelegde aanslagen afvalstoffenheffing.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2019.
Eiser is, met bericht daarvan aan de rechtbank, niet verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden
mr. L.S. Veenstra en mr. M. van der Zwaag.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Aan eiser zijn over de periode 1 januari 2017 tot en met mei 2017 en over de periode mei 2018 tot en met december 2018 aanslagen afvalstoffenheffing opgelegd ter zake van het gebruik van het perceel [perceel] te Den Haag.
2. Vast staat dat [perceel] een perceel is in de zin van de van artikel 2, eerste lid, van de Verordening afvalstoffenheffing 2008 van de gemeente Den Haag. Het betreft hier immers een onroerende zaak dat naar indeling en inrichting is bestemd voor het voeren van een particuliere huishouding waarin geregeld afvalstoffen kunnen ontstaan. Volgens genoemd artikellid wordt de belasting geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Uit de namens de verhuurder afgelegde schriftelijke verklaring blijkt dat eiser het pand [perceel] al geruime tijd huurt. Eiser kan daarom als gebruiker worden aangemerkt, ook in het geval eiser daar niet in de basisregistratie personen (brp) ingeschreven stond.
3. Met betrekking tot de periode waarover de aanslag is opgelegd heeft verweerder verklaard dat in de periode van mei 2017 tot en met mei 2018 de zoon van eiser op het adres [perceel] ingeschreven stond. Voor deze periode is de zoon als gebruiker aangemerkt en aangeslagen voor de afvalstoffenheffing.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het beroep ongegrond verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C. Stroebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.