In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep van een Eritrese asielzoeker, eiseres, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel. De aanvraag was gedaan op basis van een vermeende pleegouder/kind relatie met referente, die eiseres als haar zus en pleegmoeder beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de overgelegde documenten en verklaringen onvoldoende waren om het pleegouderschap aan te nemen. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de aanvraag eerder afgewezen omdat er geen officiële documenten waren overgelegd die de pleegouderschap bevestigden. De rechtbank stelde vast dat de gezinsband met de biologische ouders van eiseres niet was verbroken, wat essentieel is voor de beoordeling van de aanvraag. Eiseres had aangevoerd dat de afwezigheid van officiële documenten niet ongebruikelijk was gezien de omstandigheden in Eritrea, maar de rechtbank volgde deze redenering niet. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden had geweigerd om de mvv te verlenen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van officiële documentatie en de noodzaak om de gezinsband met biologische ouders te verifiëren in het kader van nareis aanvragen.