7.4Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de kosten studievertraging, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat niet blijkt dat de schade reeds geleden is en onvoldoende duidelijk is of de schade in de toekomst zal worden geleden.
Voor zover de vordering betrekking heeft op het horloge, zal de rechtbank de schade deels toewijzen. Vast staat dat de benadeelde partij deze schade – krassen op het horloge – heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. De rechtbank begroot de schade op een bedrag van € 25,- en wijst dit deel van de vordering voor het overige af.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de ring, zal de rechtbank dit deel van de vordering afwijzen. Het bestaan van de gestelde schade, op zich een kwestie van eenvoudige aard, is onvoldoende onderbouwd.
Voor zover de vordering betrekking heeft op gederfde inkomsten, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de gestelde schade onvoldoende onderbouwd is. Aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting voor nadere onderbouwing zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij wordt daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaard en kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op het eigen risico, dit deel van de vordering toewijzen. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en door de verdachte niet betwist. De rechtbank zal het bedrag van € 385,- toewijzen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 800,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Het gevraagde bedrag is redelijk en toewijsbaar, gelet op de gevolgen die het feit voor de benadeelde partij heeft gehad.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.210,-. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van 26 maart 2019, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, indien en voor zover een van de mededaders de benadeelde partij betaalt, in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
Nu de verdachte voor het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.210,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] .
De vordering van [slachtoffer 2]
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de kosten studievertraging, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat niet blijkt dat de schade reeds geleden is en onvoldoende duidelijk is of de schade in de toekomst zal worden geleden.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank het gevraagde bedrag van € 450,- toewijzen, nu is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Het gevraagde bedrag is redelijk en toewijsbaar, gelet op de gevolgen die het feit voor de benadeelde partij heeft gehad.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 450,-. De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen met ingang van 26 maart 2019, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, indien en voor zover een van de mededaders de benadeelde partij betaalt, in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting is bevrijd.
Nu de verdachte voor het onder 2 bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 450,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 26 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] .