ECLI:NL:RBDHA:2019:7193

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
C/09/574262 / FA RK 19-3955
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie naar Turkije en afgifte paspoort minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 juli 2019 een beschikking gegeven in een geschil tussen de ouders van een minderjarig kind, [minderjarige]. De vader, [Y], heeft verzocht om vervangende toestemming om met zijn kind in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 naar Turkije te reizen, aangezien de moeder, [X], geen toestemming verleende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader geen ouderlijk gezag heeft, maar dat hij wel recht heeft op omgang met [minderjarige] op grond van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelt dat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek tot vervangende toestemming voor de vakantie, ondanks het verweer van de moeder die zich zorgen maakt over de vliegangst van [minderjarige]. De rechtbank heeft de moeder opgedragen om het reisdocument van [minderjarige] uiterlijk op 9 augustus 2019 aan de vader ter beschikking te stellen, met een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft, tot een maximum van € 5.000,--. De rechtbank heeft ook bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De beslissing is genomen in het belang van [minderjarige], waarbij de rechtbank de ouders heeft aangespoord om hun onderlinge communicatie te verbeteren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 19-3955
Zaaknummer: C/09/574262
Datum beschikking: 18 juli 2019

Vervangende toestemming vakantie, afgifte paspoort, dwangsom en proceskosten

Beschikking op het op 22 mei 2019 ingekomen verzoek van:

[Y]

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Erkens te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken waaronder:
­ het verzoekschrift;
­ het verweerschrift.
Op 10 juli 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vader strekt ertoe:
­ een voorlopige – in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 – in Turkije te effectueren omgangregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen;
­ de vader toestemming te verlenen, die de toestemming van de moeder vervangt, om met [minderjarige] in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 af te reizen naar Turkije en aldaar te verblijven, alsmede terug te reizen naar Nederland, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;
­ te bepalen dat de moeder aan de vader uiterlijk op vrijdag 9 augustus 2019 bij de overdracht van [minderjarige] het reisdocument van [minderjarige] ter beschikking zal stellen, op straffe van een te verbeuren dwangsom, welke is verschuldigd vanaf ieder moment nadat betekening van de te wijzen beschikking in de zaak heeft plaatsgevonden, voor iedere hele dag, namelijk 24 uur, dat de moeder in gebreke blijft de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling na te komen, van € 1.000,-- per hele dag, te maximeren op een bedrag van € 10.000,--;
­ de moeder te veroordelen in de proceskosten, bestaande uit de kosten van de advocaat, thans begroot op € 1.500,-- exclusief BTW en de griffierechten,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

­ De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad.
­ Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
­ [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2011 te ’ [geboorteplaats]
­ De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
­ Bij beschikking van deze rechtbank van 8 mei 2018 is – voor zover hier van belang – bepaald dat [minderjarige] om het weekend van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader zal verblijven, waarbij de vader [minderjarige] brengt en haalt. Voorts is bepaald dat de zomervakanties gelijk worden verdeeld, waarbij in de even jaren de vader de eerste drie weken en de moeder de laatste drie weken met [minderjarige] zal doorbrengen en in de oneven jaren andersom, waarbij het wisselmoment op vrijdag 17.00 uur zal zijn.
­ Bij vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in deze rechtbank van 14 mei 2019 is bepaald dat de moeder de omgangsregeling, zoals vastgesteld in voornoemde beschikking moet nakomen en dat zij [minderjarige] dus op vrijdag 17 mei 2019 om 17.00 uur aan de vader moet meegeven. Daarnaast is bepaald dat de moeder, indien zij deze regeling niet nakomt, een dwangsom verbeurt van € 1.000,-- per dag, zulks tot een maximum van € 2.000,--.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
De moeder stelt dat de vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoeken.
Ten aanzien van het verzoek van de vader om een voorlopige – in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 – in Turkije te effectueren omgangregeling vast te stellen, stelt de moeder dat de vader verzoekt iets vast te stellen dat reeds is vastgesteld. Immers, deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 mei 2018 bepaald dat [minderjarige] in de oneven jaren de laatste drie weken van de zomervakantie – aldus de periode van 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 – bij de vader zal doorbrengen. Ten aanzien van het verzoek van de vader om hem vervangende toestemming te verlenen, stelt de moeder dat daarvoor geen rechtsgrond bestaat nu de vader niet is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Als gevolg daarvan kan de vader geen beroep doen op artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: van het BW). Volgens de moeder heeft de vader te accepteren dat zij geen toestemming geeft voor een (vlieg)vakantie naar Turkije.
Vast staat dat de moeder op grond van artikel 1:253b, eerste lid, van het BW van rechtswege alleen het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent. In artikel 1:247, derde lid, van het BW is bepaald dat het ouderlijk gezag van de moeder mede de verplichting van de moeder omvat om de ontwikkeling van de banden van [minderjarige] met de andere ouder te bevorderen. Deze norm beperkt zich niet tot ouders met gezamenlijk gezag, maar is ook van toepassing op de ouder die het eenhoofdig gezag heeft. De vader heeft op grond van artikel 1:377a lid, eerste lid, van het BW het recht op en de verplichting tot omgang met [minderjarige] . Het feit dat de vader geen ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent, brengt niet zonder meer met zich dat de vader in zijn recht op en de verplichting tot omgang met [minderjarige] beperkt kan worden door de moeder slechts omdat zij wel het ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefent.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de wens van de vader om met [minderjarige] in zijn deel van de vakantie een gedeelte van de zomervakantie in Turkije door te brengen worden geschaard onder bovenstaande wetsartikelen, zodat de vader kan worden ontvangen in zijn verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor de vakantie naar Turkije in de periode van 14 augustus tot en met 25 augustus 2019. Het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming, althans toewijzing van dat verzoek, brengt met zich dat [minderjarige] ook dient te beschikken over een reisdocument om naar Turkije te kunnen reizen. Nu het verzoek tot afgifte van het paspoort van [minderjarige] zo nauw samenhangt met het verzoek tot het verlenen van de vervangende toestemming, zal de rechtbank de vader ook in dat verzoek ontvangen.
Nu de rechtbank de vader in bovenstaande verzoeken zal ontvangen en reeds een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] is vastgesteld, zal de rechtbank het verzoek van de vader om een in Turkije te effectueren omgangsregeling vast te stellen bij gebrek aan belang afwijzen.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank begrijpt dat de voornaamste reden dat de moeder haar toestemming niet wil verlenen voor een vakantie naar Turkije, is gelegen in de door haar gestelde vliegangst van [minderjarige] . Gelet op de vliegangst van [minderjarige] , acht de moeder de reis naar Turkije niet in haar belang. De vader heeft de vliegangst van [minderjarige] betwist en gesteld dat de moeder haar eigen vliegangst op [minderjarige] projecteert. Nu de moeder niet heeft weersproken dat zij haar eigen vliegangst projecteert op [minderjarige] en de vliegangst van [minderjarige] in deze procedure niet dan wel onvoldoende is komen vast te staan, zal de rechtbank voorbij gaan aan het voornaamste bezwaar van de moeder tegen de (vlieg)vakantie naar Turkije. Daarbij neemt de rechtbank nog in aanmerking dat de moeder enkel verweer heeft gevoerd tegen het vliegen en niet zozeer tegen de vakantiebestemming Turkije.
De moeder stelt dat [minderjarige] last heeft van de gespannen verhouding tussen haar ouders. Volgens de moeder wil [minderjarige] haar vader op dit moment niet meer zien en/of spreken. Toewijzing van het verzoek zal volgens de moeder leiden tot een verslechtering van de band tussen de vader en [minderjarige] . Hoewel de vader niet betwist dat de vliegreis naar Turkije mogelijk (gezonde) spanning met zich brengt voor [minderjarige] , betwist de vader wel dat [minderjarige] hem op dit moment niet wil zien. De rechtbank acht het zeer aannemelijk dat het verschil in reactie van [minderjarige] bij de andere ouder wordt veroorzaakt door het feit dat [minderjarige] klem zit tussen haar ouders. De ernstig verstoorde onderlinge verstandhouding en de slechte onderlinge communicatie tussen de ouders, zoals de rechtbank uit de stukken en ter zitting is gebleken, lijkt daaraan ten grondslag te liggen. Zo zijn de ouders het niet eens over het vliegen. Beide ouders ervaren dat de andere ouder min of meer zijn/haar zin ten aanzien van [minderjarige] wil doordrukken. De rechtbank acht dat zeer zorgelijk temeer omdat [minderjarige] hiervan last lijkt te hebben. Voor zover [minderjarige] hier op dit moment nog geen last van heeft, acht de rechtbank het voorzienbaar dat [minderjarige] hier in de toekomst wel last van zal krijgen. De rechtbank dringt bij beide ouders er op aan om hun onderlinge verstandhouding en communicatie te gaan verbeteren zodat het vertrouwen in elkaar als ouders van [minderjarige] zoveel als mogelijk wordt hersteld. De rechtbank geeft de ouders mee dat zij zich daarvoor tijde kunnen wenden tot het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het Centrum voor Jeugd en Gezin kan de ouders begeleiden en waar nodig doorverwijzen naar een speciaal hulpverleningstraject, zoals Ouderschap Blijft.
Nu de rechtbank het zeer aannemelijk acht dat [minderjarige] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en de weerstand die de moeder stelt bij [minderjarige] te ervaren ten aanzien van het contact met haar vader naar alle waarschijnlijk daardoor wordt veroorzaakt, zal de rechtbank – mede gelet op de betwisting van die stelling door de vader – voorbij gaan aan voornoemde stelling van de moeder.
Gelet op het voor overwogene, zal de rechtbank het verzoek van de vader om hem vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie naar Turkije met [minderjarige] in de periode 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 toewijzen.
Afgifte paspoort en dwangsom
De vader verzoekt te bepalen dat de moeder aan de vader uiterlijk op vrijdag 9 augustus 2019 bij de overdracht van [minderjarige] het reisdocument van [minderjarige] ter beschikking zal stellen. Ook verzoekt de vader de moeder een dwangsom op te leggen van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat de moeder in gebreke blijft de door de rechter bepaalde omgangsregeling na te komen, te maximeren op een bedrag van € 10.000.--.
De rechtbank zal het verzoek tot het vaststellen van een in Turkije te effectueren omgangsregeling, zoals hiervoor overwogen, bij gebrek aan belang afwijzen. In dat licht bezien, begrijpt de rechtbank het verzoek van de vader tot het opleggen van een dwangsom aldus als een verzoek om een dwangsom te verbinden aan de afgifte van het reisdocument.
De rechtbank stelt vast dat de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek om een dwangsom vast te stellen. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen de ouders en het bezwaar van de moeder tegen de (vlieg)vakantie naar Turkije, sluit de rechtbank niet uit dat de moeder zonder nadere maatregel het reisdocument van [minderjarige] niet (tijdig) aan de vader ter beschikking zal stellen. Tegen de door de vader verzochte datum van afgifte van het reisdocument – zijnde 9 augustus 2019 – heeft de moeder geen verweer gevoerd. Nu de rechtbank het in het belang van [minderjarige] acht dat zij daadwerkelijk met haar vader op vakantie kan naar Turkije, zal de rechtbank aan de afgifte van het reisdocument een dwangsom verbinden van € 1.000,-- per dag vanaf 9 augustus 2019 dat de moeder nalaat het reisdocument van [minderjarige] aan de vader ter beschikking te stellen, met een maximum van
€ 5.000,--.
Proceskosten
Op grond van artikel 289 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in samenhang met artikel 237 en verder Rv bezien, kan de rechtbank – al dan niet ambtshalve – een proceskostenveroordeling uitspreken.
De vader verzoekt de moeder in de proceskosten van deze procedure te veroordelen omdat zij volgens de vader zijn zomervakantie met [minderjarige] bewust dwarsboomt. Hierdoor is de vader genoodzaakt om kosten te maken. Dit is volgens de vader in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Daarbij merkt de vader nog op dat hij onlangs vanwege de procedure in kort geding ook al kosten heeft moeten maken, zodat een proceskostenveroordeling des te meer in de rede ligt.
De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd. Zij stelt dat geen sprake is van de vader nodeloos in rechte betrekken, nu zij opkomt voor het belang van [minderjarige] . Immers, de moeder heeft de vader al geruime tijd geleden aangegeven dat zij haar toestemming niet zou verlenen. Ook heeft de moeder de vader geïnformeerd over de vliegangst van [minderjarige] . Desalniettemin heeft de vader de vakantie naar Turkije geboekt zonder de toestemming van de moeder.
De rechtbank stelt voorop dat in verzoekschriftprocedures tussen ex-partners terughoudend wordt omgegaan met een proceskostenveroordeling om te voorkomen dat de relatie tussen partijen verder wordt belast. In veel gevallen moeten partijen nog met elkaar door, bijvoorbeeld als ouders van hun kinderen, hetgeen in de onderhavige situatie ook het geval is. Als hoofdregel geldt dan ook dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt van deze hoofdregel afgeweken, bijvoorbeeld indien kosten zijn ontstaan door een onredelijke houding van de wederpartij. Deze nodeloze kosten kunnen dan ten laste worden gebracht van de partij die deze heeft veroorzaakt. Hieronder vallen ook nodeloze kosten die zijn veroorzaakt doordat onnodig wordt geprocedeerd. Nu de rechtbank in het door de vader gestelde thans onvoldoende aanleiding ziet om van voornoemde hoofdregel af te wijken, zal de rechtbank het verzoek afwijzen. De rechtbank zal bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de vader, [Y] , geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] , die toestemming van de moeder, [X] geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] , vervangt om met de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] in de periode van 14 augustus 2019 tot en met 25 augustus 2019 (met het vliegtuig) af te reizen naar Turkije en aldaar te verblijven, alsmede terug te reizen naar Nederland;
bepaalt dat de moeder aan de vader uiterlijk op vrijdag 9 augustus 2019 bij de overdracht van [minderjarige] het reisdocument van [minderjarige] ter beschikking zal stellen;
bepaalt dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 1.000,-- per dag, gerekend vanaf 9 augustus 2019, indien zij in gebreke blijft om het reisdocument van [minderjarige] ter beschikking te stellen aan de vader, met een maximum van € 5.000,--;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.M. Braun, kinderrechter, bijgestaan door
mr. S. Verhoef als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 juli 2019.