ECLI:NL:RBDHA:2019:7173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
C/09/570611 / KG ZA 19/293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van rechtsbijstandsverzekering en geschil over vergoeding van advocaatkosten

In deze zaak heeft eiser, die een rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten bij Aegon, een kort geding aangespannen tegen de verzekeraar. Eiser vordert betaling van een bedrag van € 5.254,05 en verzoekt Aegon om toekomstige facturen van zijn advocaat volledig te voldoen. Aegon heeft de uitvoering van de rechtsbijstandsverzekering uitbesteed aan SRK Rechtsbijstand. Eiser stelt dat Aegon in strijd handelt met de verzekeringsovereenkomst door de factuur van zijn advocaat niet volledig te betalen en dat de polisvoorwaarden onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiser niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen tegen Aegon, omdat hij SRK had moeten aanspreken voor de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst. De rechter wijst erop dat Aegon geen rol speelt in de uitvoering van de rechtsbijstandsverzekering en dat de polisvoorwaarden bepalen dat geschillen over de dekking tegen SRK moeten worden aangebracht. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/570611 / KG ZA 19/293
Vonnis in kort geding van 21 mei 2019
in de zaak van
[eiser]te [plaats] , gemeente [Gemeente] ,
eiser,
advocaat mr. D.E. Boselie te Den Haag,
tegen:
Aegon Schadeverzekering N.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. G.A. van Essen te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘Aegon’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte aanvulling gronden;
- de door Aegon overgelegde producties;
- de op 7 mei 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] heeft een rechtsbijstandsverzekering afgesloten bij Aegon. Aegon heeft de uitvoering van deze rechtsbijstandsverzekering uitbesteed aan SRK Rechtsbijstand (hierna: SRK).
2.2.
Op de rechtsbijstandsverzekering zijn polisvoorwaarden met nummer 3024 van toepassing. In deze polisvoorwaarden staat, voor zover nu relevant, het volgende vermeld:
“(…)
1.1
Wie geeft u rechtsbijstand?
SRK Rechtsbijstand
U krijgt rechtsbijstand van een onafhankelijk en gespecialiseerd bedrijf. Daarom hebben we de uitvoering van de verzekering overgedragen aan SRK Rechtsbijstand. (…)
(…)
Wij garanderen dat SRK de verplichtingen uit deze voorwaarden nakomt.
(…)
8.3
Wat doet u als u het niet eens bent met SRK?
(…)
8.3.2
Als u het niet eens bent met de uitleg of de uitvoering
Wanneer kunt u een rechtszaak tegen SRK beginnen? Dat kan als:

(…)

u een conflict heeft met SRK over de uitvoering van deze verzekering.
Vindt de rechter dat u gelijk heeft? Dan vergoedt SRK de door u gemaakte redelijke kosten van rechtsbijstand.
(…)”
Verder staat in artikel 4.1 van de polisvoorwaarden vermeld dat bij dekking alle kosten van rechtsbijstand, advies en behandeling door SRK worden vergoed en dat wanneer de verzekerde kiest voor rechtsbijstand door een externe rechtshulpverlener de eerste € 5.000,= aan kosten volledig worden vergoed en de kosten boven € 5.000,= voor 75% worden vergoed, maar dat nooit meer dan € 12.500,= aan kosten van een externe rechtshulpverlener worden vergoed. Artikel 4.4 bevat een zogenaamde groepsactiebepaling, op grond waarvan slechts een deel van de kosten van rechtsbijstand wordt vergoed als bij een conflict meerdere personen betrokken zijn die dezelfde of soortgelijke belangen hebben.
2.3.
[eiser] heeft een geschil met ING Bank N.V. (handelend onder de naam Westland Utrecht Bank, hierna: ING Bank) over een door hem betaalde boete van € 24.690,52 wegens het vervroegd aflossen van een hypothecaire geldlening. [eiser] heeft dit geschil aangemeld bij SRK.
2.4.
SRK heeft voormeld geschil in behandeling genomen en heeft op 10 april 2018 aan [eiser] bericht dat een minnelijk oplossing van het geschil niet mogelijk lijkt, dat er een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt kan worden en dat hij zich daarin kan laten bijstaan door (een advocaat van) SRK of een externe advocaat.
2.5.
Bij e-mail van 18 april 2018 heeft de advocaat van [eiser] aan SRK bericht dat [eiser] en zijn partner er voor hebben gekozen om hun zaak verder door zijn kantoor (Floret B.V., hierna: Floret) te laten behandelen. Daarbij heeft de advocaat van [eiser] verzocht het dossier aan hem over te dragen.
2.6.
Op 9 mei 2018 heeft SRK de advocaat van [eiser] verzocht om een plan van aanpak en een indicatie van de te verwachten kosten, hetgeen – zo heeft SRK bericht – mede van belang is omdat [eiser] een beperkte dekkingssom op zijn polis heeft. Vervolgens heeft de advocaat van [eiser] per e-mail van 11 mei 2018 een plan van aanpak en indicatie van de aan de zaak te besteden tijd gezonden. De advocaat heeft bericht dat zijn uurtarief € 250,= exclusief BTW bedraagt, dat kantoorkosten niet in rekening worden gebracht en dat met [eiser] separate afspraken zijn gemaakt voor het geval de totale kosten hoger zijn dan het bedrag dat onder de rechtsbijstandsverzekering maximaal zal worden uitgekeerd. Nadien hebben SRK en (de advocaat van) [eiser] nog gecorrespondeerd over de vraag of ten aanzien van het geschil met ING Bank sprake is van een groepsactie als bedoeld in artikel 4.4 van de polisvoorwaarden (volgens SRK wel, volgens [eiser] niet) en wat daarvan dan de gevolgen zouden zijn.
2.7.
Op 14 juni 2018 heeft SRK aan de advocaat [eiser] opdracht verstrekt voor het bijstaan van [eiser] in zijn geschil met de ING Bank, door een procedure te voeren. In de opdrachtbevestiging staat dat een uurtarief van € 250,= exclusief BTW wordt vergoed en dat de maximale vergoeding op grond van de dekkingssom € 12.500,= bedraagt. Verder staat er in de opdrachtbevestiging dat in dit dossier sprake is van een groepsactie met (blijkens de informatie van de advocaat van [eiser] ) minimaal 11.000 belanghebbenden. SRK wijst er op dat werkzaamheden die op deze specifieke casus betrekking hebben voor volledige vergoeding in aanmerking komen en dat werkzaamheden die de belangen van alle belanghebbenden dienen – om verdere discussie over het aantal belanghebbenden uit te sluiten – voor 1/2500ste deel zullen worden vergoed.
2.8.
Bij dagvaarding van 26 september 2018 heeft de advocaat van [eiser] namens [eiser] en zijn echtgenote een bodemprocedure tegen ING Bank aanhangig gemaakt.
2.9.
Bij brief van 15 oktober 2018 heeft de advocaat van [eiser] de eerste factuur ter grootte van € 9.781,= exclusief BTW (€ 11.835,01 inclusief BTW) aan SRK toegezonden. In die brief stelt de advocaat van [eiser] , in reactie op de opdrachtbevestiging, dat van een groepsactie geen sprake is en dat voor zover daar wel sprake van is, artikel 4.4 van de polisvoorwaarden in strijd is met artikel 4:67 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft). Verder stelt de advocaat van [eiser] dat het beding waarin SRK de vergoeding aan externe advocaatkosten op voorhand beperkt tot € 12.500,= in strijd is met artikel 4:67 Wft.
2.10.
Per e-mail van 21 november 2018 heeft SRK als volgt aan de advocaat van [eiser] bericht:
“(…)
Ik ontving uw brief van 15 oktober in goede orde. Uw brief is voor ons geen aanleiding om ons dekkingsstandpunt te herzien, zodat wij uw factuur volgens de eerder in onze brief van 14 juni aangegeven voorwaarden zullen vergoeden.
Ik heb uw urenspecificatie bekeken en uw dagvaarding bestudeerd. U declareert voor het opstellen van de dagvaarding 30,6 uur. SRK gaat uit van de algemeen geaccepteerde regel dat 1 uur per pagina voldoende moet zijn om een juridisch stuk op te stellen nu uw dagvaarding 19 pagina’s omvat moet 19 uur voldoende zijn. Daarnaast beroepen wij ons zoals in de opdracht aangegeven op de groepsactie betaling. Bijna de helft van uw betoog dient een groter belang dan alleen de belangen van client. Op grond hiervan acht ik 23,5 uur van uw uren declarabel inclusief btw en onder aftrek van het boven de €5000 voor client geldende eigen risico kan ik voor uw werkzaamheden een bedrag van € 6582.95 vergoeden. De verschotten vergoedt ik in het geheel zodat ik van uw factuur (…) een bedrag van € 6580,96. betaalbaar heb gesteld.
(…)”
2.11.
De advocaat van [eiser] heeft SRK bij e-mail van 11 december 2018 gesommeerd binnen vijf dagen alsnog tot betaling van het ontbrekende bedrag van de factuur over te gaan. Deze sommatie heeft niet tot betaling door SRK van de volledige factuur geleid.
2.12.
Bij brief van 24 januari 2019 heeft de advocaat van [eiser] Aegon aangeschreven en haar in de gelegenheid gesteld het door SRK onbetaald gelaten bedrag op de factuur van 15 oktober 2018 te voldoen en Aegon verzocht en voor zover nodig gesommeerd te bevestigen dat alle kosten, inclusief de redelijke advocaatkosten, in verband met de juridische procedure (in alle instanties) tegen ING Bank en het conflict dat daaraan ten grondslag ligt tijdig zullen worden voldaan. In reactie hierop heeft Aegon bij brief van 30 januari 2019 de advocaat van [eiser] verwezen naar SRK, omdat Aegon op grond van 4:68 van de Wft zonder toestemming van de verzekerde dossiers niet mag inzien en aldus alleen SRK het verzoek van de advocaat van [eiser] kan beoordelen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, zakelijk weergegeven:
Aegon te veroordelen binnen veertien dagen een bedrag van € 5.254,05 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2018, aan Floret te betalen;
Aegon te gebieden alle toekomstige facturen van de door [eiser] gekozen en door of met instemming van SRK en/of Aegon ingeschakelde advocaten en andere adviseurs volledig en binnen veertien dagen na factuurdatum te voldoen, behoudens voor zover deze facturen niet juist zijn;
Aegon te verbieden de hiervoor bedoelde facturen (gedeeltelijk) onbetaald te laten op grond van het argument dat (i) sprake is van een groepsactie in de zin van artikel 4.4 van de polisvoorwaarden, (ii) er niet meer dan € 12.500,= aan kosten van een externe hulpverlener wordt vergoed, (iii) de kosten boven € 5.000,= slechts voor 75% worden vergoed;
alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Aegon in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. Aegon heeft gehandeld in strijd met de rechtsbijstandsverzekeringsovereenkomst door de factuur van 15 oktober 2018 niet volledig te betalen en door aan te geven ook toekomstige facturen deels of volledig onbetaald te zullen laten. [eiser] lijdt hierdoor schade. Verder zijn de polisvoorwaarden waar Aegon zich op beroept in strijd met artikel 4:67 Wft en met artikel 201 van Richtlijn 2009/4138/EG (recht op vrije advocaatkeuze). Hiermee is er tevens sprake van een onrechtmatige daad van Aegon. Een beroep op de betreffende voorwaarden, artikel 4.1 en 4.4, is in strijd met de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De voorwaarden zijn bovendien nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW en onredelijk bezwarend in de zin van 6:233 onder a BW en 6:237 onder b BW. [eiser] roept de nietigheid ervan in.
3.3.
Aegon voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van Aegon houdt in dat [eiser] zijn vordering tegen SRK had moeten instellen en dat hij in zijn vordering jegens Aegon niet-ontvankelijk is. Dit verweer slaagt. De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.
4.2.
Zoals ook volgt uit de op de verzekeringsovereenkomst toepasselijke polisvoorwaarden (artikel 1.10 en 9) heeft Aegon SRK belast met de zelfstandige uitvoering van de rechtsbijstandverzekering. Die uitvoering behelst mede de beoordeling van de door de externe advocaat aan SRK gefactureerde kosten van rechtsbijstand en beantwoording van de vraag of die kosten onder de rechtsbijstandverzekering voor vergoeding in aanmerking komen dan wel van dekking zijn uitgesloten. SRK is in het kader van die beoordeling gebonden aan zowel de verzekeringspolis als de daarop toepasselijke polsvoorwaarden, hetgeen met zich brengt dat zij zich jegens [eiser] ook rechtstreeks op de verzekeringspolis en polisvoorwaarden kan beroepen, bijvoorbeeld ter onderbouwing van een beslissing om wel of niet tot vergoeding van (een deel van de) opgevoerde kosten van rechtsbijstand over te gaan. Die bevoegdheid blijft bestaan nadat SRK – zoals in het geval van [eiser] – heeft ingestemd met het door de verzekerde voeren van een gerechtelijke procedure. Dat laat immers een beroep op een dekking beperkende bepaling in de verzekeringsvoorwaarden onverlet.
4.3.
[eiser] stelt dat er jegens hem ten onrechte een beroep wordt gedaan op artikel 4.1 en 4.4 van de polisvoorwaarden. Zoals Aegon terecht stelt is dit een geschil over de vraag of de rechtsbijstandsverzekering in dit geval volledige dekking biedt en derhalve over de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst. Zoals uit het vorenstaande al volgt is SRK belast met de uitvoering van de polis met inachtneming van de polisvoorwaarden. In de polisvoorwaarden is in artikel 8.3.2 ook uitdrukkelijk bepaald dat bij een geschil over de dekking een rechtszaak tegen SRK – en derhalve niet tegen Aegon – begonnen kan worden.
4.4.
Gezien het vorenstaande moet [eiser] op grond van de verzekeringsovereenkomst niet Aegon, maar SRK aanspreken op de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Hij is daarom niet-ontvankelijk in zijn vorderingen tegen Aegon. Dit geldt temeer omdat deze tussen partijen geldende overeenkomst op dit punt voortvloeit uit hetgeen in de Wft over rechtsbijstandsverzekeringen is bepaald. Aegon is op grond van artikel 4:65 Wft gehouden de werkzaamheden met betrekking tot de rechtsbijstandsverzekering toe te vertrouwen aan een juridisch zelfstandig schaderegelingskantoor (SRK, in dit geval) en mag zich in het geheel niet zelf bezig houden met de uitvoering van de rechtsbijstandsverzekering, waaronder de gevorderde uitbetaling van de facturen van de advocaat van [eiser] . Aegon heeft ingevolge deze wettelijke bepalingen ook geen beschikking over het dossier van / met betrekking tot (het onderliggende geschil van) [eiser] zoals dat bij SRK rust en kan zich derhalve ook niet ten volle verweren in dit kort geding. Ook gezien deze wettelijke bepalingen kan [eiser] derhalve geen nakoming van Aegon van de verzekeringsovereenkomst vorderen.
4.5.
Slotsom is dan ook dat [eiser] niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering.
4.6.
[eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Aegon begroot op € 2.972,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 1.992,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2019.
idt