In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvragen van een groep Syrische statushouders. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen van de eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij internationale bescherming genieten in Griekenland. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. Tijdens de zitting op 4 juli 2019 is het beroep behandeld, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet adequaat had gereageerd op de argumenten van de eisers over de verslechterde situatie in Griekenland. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de situatie in Griekenland niet als verslechterd kon worden beschouwd, ondanks de onderbouwing van de eisers met recente rapporten van Vluchtelingenwerk en andere bronnen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd, maar heeft de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand gelaten. Dit betekent dat de eisers, ondanks de vernietiging van de besluiten, nog steeds naar Griekenland moeten terugkeren. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.024. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.