6.4.verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage, mr. H.J. van Harten en mr. M. van Kogelenberg en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter mr. L. Alwin op 30 januari 2019.
3 Krachtens het beginsel van loyale samenwerking respecteren de Unie en de lidstaten elkaar en steunen zij elkaar bij de vervulling van de taken die uit de Verdragen voortvloeien.
De lidstaten treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die geschikt zijn om de nakoming van de uit de Verdragen of uit de handelingen van de instellingen van de Unie voortvloeiende verplichtingen te verzekeren.
De lidstaten vergemakkelijken de vervulling van de taak van de Unie en onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie in gevaar kunnen brengen.
1. Onverenigbaar met de interne markt en verboden zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen welke de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden en ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst (…)
2 De krachtens dit artikel verboden overeenkomsten of besluiten zijn van rechtswege nietig.
(…)
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
(…)
f. bedrijfstakpensioenfonds: het bedrijfstakpensioenfonds, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
(…)
i. verplichtstelling: de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op grond van artikel 2, eerste lid;
(…)
Art. 2. De verplichtstelling
1. Onze Minister kan op aanvraag van het georganiseerde bedrijfsleven binnen een bedrijfstak dat naar zijn oordeel een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt, deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds voor een of meer bepaalde groepen van personen die in de betrokken bedrijfstak werkzaam zijn, verplichtstellen.
2 De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een verklaring waaruit blijkt dat de organisaties die de aanvraag doen, een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigen;
(…)
4 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de aanvraag alsmede met betrekking tot het tweede lid nadere regels worden gesteld
(…)
§ 3. Gevolgen verplichtstelling
(…)
Art. 10. Wijziging van de verplichtstelling
1. Onze Minister kan op aanvraag van het georganiseerde bedrijfsleven binnen een bedrijfstak dat naar zijn oordeel een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt, de verplichtstelling wijzigen. Artikel 2, tweede lid, onderdelen a (…) is van overeenkomstige toepassing
2 Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het eerste lid nadere regels worden gesteld”
Beleidsregels Toetsingskader Wet Bpf 2000
Art. 1. Doel van verplichtstelling
Sociale partners zijn primair verantwoordelijk voor de arbeidsvoorwaarden, waaronder pensioen. De Minister van SZW ondersteunt met het instrument van verplichtstelling deze verantwoordelijkheid van sociale partners (…)
Door een besluit tot verplichtstelling wordt de deelname in een bedrijfstakpensioenfonds (verder: bpf) voor iedereen in een omschreven bedrijfstak verplicht. (…)
Art. 2. Reikwijdte van de verplichtstelling
(…)
Omschrijving van de werkingssfeer van de verplichtstelling
Op wie een besluit tot verplichtstelling van toepassing is, wordt bepaald door de werkingssfeer van de verplichtstelling zoals die is omschreven door sociale partners. Het moet duidelijk zijn wie onder de werkingssfeer van de verplichtstelling vallen. Ongeorganiseerden moeten kunnen begrijpen of zij, in het geval van verplichtstelling, moeten deelnemen in het verplichtgestelde bpf.
(…)
Deelnemer
(…)
Uit de werkingssfeer moet ook blijken wie van de in de bedrijfstak werkzame personen als deelnemer in het pensioenfonds verplicht worden deel te nemen. (…) Ook moet aangegeven worden welke werkzame personen het betreft, bijvoorbeeld werknemers in de zin van het Burgerlijk Wetboek (BW) of in de zin van de werknemersverzekeringen. Personen die in een andere hoedanigheid in de bedrijfstak werkzaam zijn, kunnen ook onder de werkingssfeer van een bpf vallen. (…)
Art. 3.1. Representativiteit
a. Bij aanvragen op grond van de Wet Bpf 2000
Uitgangspunten
Een aanvraag in het kader van de verplichtstelling moet worden ingediend door een voldoende representatieve vertegenwoordiging van sociale partners in de bedrijfstak waarvoor verplichtstelling wordt gevraagd. In de artikelen 2, eerste lid, 10, eerste lid (…) van de Wet Bpf 2000 wordt dit geformuleerd als ‘het georganiseerde bedrijfsleven in een bedrijfstak dat naar het oordeel van de Minister van SZW een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt’.
Reden hiervoor is dat een besluit in het kader van de verplichtstelling grote gevolgen heeft voor een bedrijfstak, in beginsel voor onbepaalde tijd. Voldoende draagvlak binnen de bedrijfstak voor zo’n besluit is daarom van belang.
Mede vanwege de grote betekenis van zo’n besluit voor een bedrijfstak, moet het bij een aanvraag om verplichtstelling op grond van de Wet Bpf 2000 gaan om een gezamenlijke aanvraag van werkgevers en werknemers, ‘het georganiseerde bedrijfsleven in de bedrijfstak’. Bij de beoordeling van de representativiteit wordt daarom zowel gekeken naar de werkgevers- als naar de werknemerspartijen.
(…)
Verplichtstellingsbesluit
Overwegende,
dat tegen de aanvraag om wijziging van de verplichtstelling zienswijzen zijn ingebracht door:
– Verbond van Verzekeraars;
– O. F. Blom Advocaten namens de Vereniging Zelfstandigen Bouw en de Stichting ZZP Nederland.
Dat de zienswijzen van het Verbond van Verzekeraars en O.F. Blom Advocaten tegen het verzoek om wijziging van de verplichtstelling met name de representativiteit betreffen.
(…)
Voor het wijzigen van een verplichtstelling tot deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds is vereist dat het georganiseerde bedrijfsleven dat de aanvraag indient een, naar het oordeel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belangrijke, meerderheid van de in de desbetreffende bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt (…)
Partijen hebben bij de aanvraag tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor het Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf reeds een formulier representativiteitsgegevens overgelegd en – voor zover noodzakelijk – bijzondere omstandigheden aangevoerd. Naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen hebben zij hierop een nadere toelichting gegeven en een Assurancerapport overlegd.
(…)
Naar aanleiding van het door partijen overgelegde formulier representativiteitsgegevens, de door partijen gegeven nadere toelichting en het Assurancerapport, kan worden vastgesteld dat door partijen in voldoende mate aannemelijk is gemaakt dat het verzoek tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in [Rb.: Bpf Schilders] is ingediend door partijen die een meerderheid van 56,6% van de in bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigen.
In dat verband acht ik mede van belang dat het onderhavig verzoek tot wijziging is ingegeven door gewijzigde wetgeving waardoor partijen genoodzaakt zijn om de verplichtstelling daaraan aan te passen.
Gezien het bovenstaande vormen de zienswijzen geen beletsel om tot besluitvorming over te gaan.
(…)
BESLUIT:
I. Wijzigt het besluit (…) waarin werd overgegaan tot het verplicht stellen van de deelneming in [Rb.: Bpf Schilders].
De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
“De deelneming in [Rb.: Bpf Schilders] is verplicht gesteld voor de bedrijfsgenoten in het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf van 16 jaar en ouder tot aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd in de zin van de Algemene Ouderdomswet (…).
Hierbij wordt verstaan onder:
a. bedrijfsgenoten:
Alle personen die in de bedrijfstak als werknemer werkzaam zijn of als werkgever werkzaamheden doen verrichten of als zelfstandig werker dat bedrijf uitoefenen, zonder daartoe een of meer werknemers in dienst te hebben alsmede de rechtverkrijgenden van deze personen. Onder bedrijfsgenoten wordt niet begrepen de directeur-grootaandeelhouder, die niet verzekerd is op grond van de wettelijke werknemersverzekeringen sociale verzekering.
b. bedrijfstak:
Het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf omvat alle ondernemingen waarin en voor zover daarin het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf als hoofdbedrijf of als wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering wordt uitgeoefend met inbegrip van buitenlandse ondernemingen voor zover deze in Nederland arbeid (doen) verrichten en met inbegrip van buitenlandse uitzend-, detacherings-, en/of bemiddelingsbureaus voor zover zij in Nederland werknemers ter beschikking stellen voor het verrichten van werkzaamheden welke vallen onder het schilders-, afwerkings- en glaszetbedrijf.
(…)
Als ondernemingen worden ook beschouwd natuurlijke personen en rechtspersonen, die schilderwerk in eigen beheer uitoefenen, zoals in het kader van het beheer, respectievelijk de exploitatie van woningen, respectievelijk van gebouwen, dit voor zover deze ondernemingen of instellingen niet onder de werkingssfeer vallen van een ander bedrijfstakpensioenfonds.
(…)
Hoofdstuk 3. Mededingingsafspraken
§ 1. Verbod van mededingingsafspraken
1. Verboden zijn overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst.
2 De krachtens het eerste lid verboden overeenkomsten en besluiten zijn van rechtswege nietig.
(…)
Artikel 6, eerste lid, geldt niet voor:
(…)
b. een overeenkomst in een bedrijfstak tussen een of meer werkgeversorganisaties en een of meer werknemersorganisaties uitsluitend met betrekking tot pensioen als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet,
(…)
Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
– bedrijfstakpensioenfonds: een pensioenfonds ten behoeve van een of meer bedrijfstakken of delen van een bedrijfstak;
(…)
– pensioen: ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen of nabestaandenpensioen, zoals tussen werkgever en werknemer overeengekomen;
(…)
§ 1.2. Toepassingsgebied van de wet
Artikel 3. Gedeeltelijke toepasselijkheid bij personen, niet zijnde werknemer of werkgever, die onder de werkingssfeer van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds vallen
(…)
2 Deze wet is met uitzondering van de artikelen 7 en 9 van overeenkomstige toepassing op de persoon die als zelfstandige onder de werkingssfeer valt van een door een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds uitgevoerde pensioenregeling.