ECLI:NL:RBDHA:2019:6911
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens internationale bescherming in Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2019 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Nigeriaanse vrouw, die samen met haar minderjarige kind een verblijfsvergunning voor asiel in Nederland had aangevraagd. De aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de eiseres in Italië internationale bescherming geniet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië zijn verdragsverplichtingen jegens haar niet nakomt en dat er geen reden is om niet uit te gaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De eiseres voerde aan dat de situatie in Italië problematisch is voor statushouders, maar de rechtbank oordeelde dat de feitelijke situatie niet zo slecht is dat deze in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeerde dat de eiseres zelf de rechten die voortvloeien uit haar status in Italië moet effectueren en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer in Italië in een situatie terecht zal komen die in strijd is met haar mensenrechten. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.