ECLI:NL:RBDHA:2019:6891
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser met beroep op vervolging en gezinsleven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die sinds 1992 illegaal in Europa verblijft, heeft in zijn asielaanvraag gesteld dat hij in Egypte is opgepakt en gemarteld vanwege zijn betrokkenheid bij demonstraties in 1991. Hij vreest voor vervolging door de Egyptische autoriteiten vanwege zijn activiteiten op sociale media tegen het regime van Al-Sisi. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank oordeelt dat de eerdere detenties van de eiser in 1991 en 1992 niet leiden tot een actuele vrees voor vervolging, vooral omdat hij sinds zijn vertrek uit Egypte meerdere keren zonder problemen een nieuw paspoort heeft verkregen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat zijn activiteiten op Facebook daadwerkelijk tot problemen met de autoriteiten zouden leiden. De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op artikel 8 van het EVRM, dat betrekking heeft op het recht op respect voor privé- en gezinsleven, afgewezen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.