ECLI:NL:RBDHA:2019:689
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van huiselijk geweld en belangenafweging onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiseres, van Venezolaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op ‘Niet-tijdelijke humanitaire gronden’ na de intrekking van haar eerdere verblijfsvergunning. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanvraag terecht is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van het huiselijk geweld dat zij heeft ervaren. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van eiseres en de overgelegde medische informatie niet voldoen aan de eisen die in het beleid zijn gesteld. Eiseres had moeten aantonen dat het huiselijk geweld heeft geleid tot de feitelijke verbreking van haar relatie, maar de rechtbank concludeert dat de bewijsvoering tekortschiet.
Daarnaast heeft de rechtbank de belangenafweging onder artikel 8 van het EVRM beoordeeld. Eiseres heeft aangevoerd dat haar verblijf in Nederland noodzakelijk is voor haar rouwproces na het verlies van haar zoontje en voor de afwikkeling van haar echtscheiding. De rechtbank erkent de tragiek van haar situatie, maar oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet leiden tot een verplichting tot toelating van eiseres. De rechtbank wijst erop dat eiseres voornamelijk in Venezuela heeft gewoond en dat haar banden met Nederland relatief zwak zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de aanbeveling aan de staatssecretaris om toekomstige visumaanvragen van eiseres met begrip te behandelen.