ECLI:NL:RBDHA:2019:6867
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige bekering tot het christendom en risico op behandeling in Iran
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Iraanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvraag als kennelijk ongegrond beschouwde. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die ook was afgewezen, en in deze opvolgende aanvraag stelde hij zich te hebben bekeerd tot het christendom en een kruis op zijn lichaam te hebben laten tatoeëren. De rechtbank oordeelde dat de bekering van eiser ongeloofwaardig was, omdat hij niet in staat was coherente en consistente verklaringen te geven over zijn bekering en zijn kennis van het christendom. Eiser kon niet toelichten welke stappen hij had gezet in zijn geloofsproces en had geen basiskennis van het christendom. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de bekering niet geloofwaardig was en dat er geen onaanvaardbaar risico bestond voor eiser bij terugkeer naar Iran, ondanks zijn tatoeage. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.