ECLI:NL:RBDHA:2019:6854

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
C/09/565821 / FA RK 18-9611
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing naar Polen

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 juli 2019, is het verzoek van de vrouw tot echtscheiding met nevenvoorzieningen behandeld. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M. Emeis, heeft verzocht om echtscheiding en heeft nevenvoorzieningen gevraagd met betrekking tot de verdeling van inboedelgoederen, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, kinderalimentatie en vervangende toestemming om met de kinderen naar Polen te verhuizen. De man, die niet ter zitting verscheen, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de vrouw in haar verzoek ontvangen en de echtscheiding uitgesproken, waarbij de minderjarigen voorlopig bij de vrouw zullen verblijven. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de hoofdverblijfplaats, de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en de voorgenomen verhuizing naar Polen. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 15 december 2019, in afwachting van het rapport van de Raad. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 18-9611
Zaaknummer: C/09/565821
Datum beschikking: 3 juli 2019

Scheiding

Beschikking op het op 27 december 2018 ingekomen verzoek van:

[X]

voor het huwelijk genaamd: [naam X]
de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. C.M. Emeis te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de man,
wonende te [woonplaats]

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft schriftelijk zijn mening kenbaar gemaakt.
Op 22 mei 2019 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Hoewel behoorlijk opgeroepen is de man niet ter zitting verschenen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
- de inboedelgoederen aanwezig in de woning aan de [adres echtelijke woning] te [woonplaats] toe te delen aan de man, met bepaling dat hij aan de vrouw ter compensatie van onderbedeling een nader te bepalen bedrag moet betalen;
- vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw;
- een nader te bepalen verdeling van de zorgtaken vast te stellen;
- vaststelling van kinderalimentatie van € 213,50 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen vanaf het moment dat partijen niet langer op hetzelfde adres wonen;
- de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar Polen en [minderjarige 1] daar in te schrijven op een school;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2006 te [huwelijksplaats] , Polen.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats 1] , Polen;
- [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2]
- De man en de vrouw hebben de Poolse nationaliteit.

Beoordeling

Echtscheiding
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
De vrouw heeft gesteld dat zij enkele voorstellen omtrent de afwikkeling van de echtscheiding aan de man heeft overhandigd en naar de man heeft gemaild, maar dat hij niet heeft gereageerd. Zij heeft ook geprobeerd met de man de praten over de echtscheiding, maar de man heeft elk gesprek afgekapt.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het voor haar
op dit moment niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. Ook ter zitting is de man niet verschenen om zijn mening kenbaar te maken. De rechtbank zal de vrouw dan ook ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen en door middel van deze beschikking zoveel mogelijk in de regelingen de kinderen aangaande voorzien.
Aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende niet weersproken verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Kinderalimentatie
Nu de man, de vrouw en de minderjarigen in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Het verzoek zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
Hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en vervangende toestemming
De vrouw heeft als nevenvoorzieningen van de echtscheiding verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen en een nader te bepalen zorgregeling vast te stellen. Daarnaast heeft zij verzocht haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing naar Polen en voor inschrijving van [minderjarige 1] op een school aldaar.
Ingevolge artikel 827 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de rechter als nevenvoorziening bij de echtscheiding een andere voorziening treffen dan bedoeld in de onderdelen a tot en met e, mits deze voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding en niet te verwachten is dat de behandeling daarvan tot onnodige vertraging van het geding zal leiden.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot vervangende toestemming voldoende samenhang vertoont met het verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. Het verzoek is gegrond op artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het verzoek tot vervangende toestemming verhuizing naar Polen en inschrijving op een school in Polen.
De vrouw heeft haar verzoeken als volgt toegelicht. De vrouw wenst dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar wordt bepaald en stelt hiertoe altijd de dagelijkse zorg voor de kinderen op zich te hebben genomen. De man en de vrouw zijn beiden uit Polen afkomstig en ongeveer acht jaar geleden naar Nederland gekomen om hier hun geluk te beproeven. De vrouw wil graag in de zomervakantie van 2019 terugverhuizen naar haar vaderland Polen, om werk te zoeken en met haar familie verenigd te worden. Het vinden van een baan op haar opleidingsniveau is in Nederland nagenoeg onmogelijk, omdat haar Poolse diploma hier geen waarde heeft en zij de Nederlandse taal onvoldoende spreekt. De vrouw verwacht in Polen een baan te kunnen vinden, maar heeft vanwege de afstand hier nog geen concrete stappen toe ondernomen. De vrouw kan met de kinderen bij haar ouders intrekken, waar voldoende ruimte is en waarbij de ouders kunnen oppassen als de vrouw aan het werk is. [minderjarige 1] bezoekt elk weekeinde de Poolse school in Den Haag en spreekt de taal vloeiend. Hij heeft in Polen een sociaal netwerk en wil er graag gaan wonen. Gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige 2] zijn de gevolgen van de verhuizing voor haar beperkt. De vrouw beseft dat zij geen zeggenschap heeft over de woonplaats van de man, maar is van mening dat de man – die werkzaam is in de bouw – ook naar Polen zou kunnen teruggaan. Indien de man hier niet toe bereid is wil de vrouw er alles aan doen om te bereiken dat de contacten tussen de man en de kinderen ondanks de afstand gehandhaafd blijven. Zij zal haar medewerking verlenen aan regelmatige omgang van minstens een (lang) weekend per maand, waarbij telkens in overleg wordt bepaald of zij met de kinderen naar Nederland komt, dan wel dat de man naar Polen komt. De kosten zijn te overzien en de vrouw is bereid om bij te dragen in deze kosten. Daarnaast biedt de vrouw aan om tweemaal per week een half uur contact te laten plaatsvinden via Skype of Whatsapp.
De Raad heeft ter zitting aangegeven het lastig te vinden een advies te geven, omdat onbekend is of de vader op de hoogte is van de verzoeken en geen gesprek met [minderjarige 1] heeft plaatsgevonden. Indien het verzoek wordt toegewezen is het volgens de Raad van belang om concrete contactmomenten af te spreken tussen de man en de kinderen.
De rechtbank overweegt als volgt. De man heeft geen verweer gevoerd tegen de verzoeken van de vrouw. Wel is duidelijk uit de toelichting door de vrouw ter terechtzitting dat de man niet akkoord gaat met een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Polen.
De rechtbank ziet, ondanks het gegeven dat de man in rechte geen verweer heeft gevoerd, aanleiding om de verzoeken van de vrouw niet zonder meer toe te wijzen. Immers, de rechtbank dient tevens te toetsen aan het belang van de kinderen. De rechtbank acht zich in dat licht onvoldoende voorgelicht om definitief te beslissen op de verzoeken. De man en de vrouw wonen op dit moment nog samen in de echtelijke woning en de kinderen hebben dagelijks contact met hun vader. Een verhuizing naar Polen zal derhalve grote gevolgen hebben voor de kinderen. Zij zullen moeten wennen aan onder andere een nieuwe sociale omgeving en in het bijzonder [minderjarige 1] ook aan een ander schoolsysteem. Bovendien worden zij er in het geval van een verhuizing mee geconfronteerd dat het contact met hun vader aanzienlijk zal verminderen, tenzij ook de vader naar Polen zal verhuizen, maar daarvoor bestaan op dit moment geen aanwijzingen. Hierbij komt dat naar het oordeel van de rechtbank vooralsnog niet is gebleken van een duidelijke noodzaak voor de vrouw om naar Polen te verhuizen, hoe invoelbaar haar wens om na de scheiding naar haar familie terug te gaan ook is. De rechtbank kan op dit moment geen inschatting maken in hoeverre [minderjarige 1] in Nederland geworteld is en of zijn daaruit voortvloeiende sociaal-emotionele belangen met een verhuizing zouden worden geschaad. Evenmin is duidelijk of de ouders in het geval van een verhuizing van de moeder met de kinderen naar Polen in staat zijn te overleggen over de omgang en ten slotte welke verdeling van de zorg voor de beide minderjarigen nodig en haalbaar is, waar de woonplaats van de minderjarigen ook is.
De rechtbank zal daarom aan de Raad verzoeken onderzoek – uiteraard in Nederland, niet in Polen- te verrichten naar de hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de voorgenomen verhuizing naar Polen, door beantwoording van de navolgende vragen:
- welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ?
- in hoeverre zijn er contra-indicaties voor een verhuizing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Polen?
- welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders komt het meest tegemoet
aan de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , voor zowel de situatie dat de kinderen naar Polen verhuizen als de situatie dat zij in Nederland blijven?
- in hoeverre zijn de ouders in staat in overleg te treden en wat is nodig om dit overleg te bevorderen?
De rechtbank zal de verzoeken aanhouden voor de duur van zes maanden, in afwachting van het rapport van de Raad. De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats voorlopig (in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek) bij de vrouw bepalen, nu voldoende vast is komen te staan dat zij het merendeel van de dagelijkse verzorging en opvoeding draagt.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Het verzoek omtrent de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is ter zitting ingetrokken, zodat de rechtbank hier niet meer op behoeft te beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2006 te [huwelijksplaats] , Polen;
bepaalt dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats 1] , Polen;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats 2]
voorlopigde hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, waarbij de Raad de telefoonnummers van de ouders kan verkrijgen via de advocaat van de vrouw [tel. nr.]
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
15 december 2019 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling ter terechtzitting, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en vervangende toestemming verhuizing en inschrijving schoolaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Paridon, mr. C.G. Meeder en mr. I. Zetstra, rechters tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. F.W. Zalm als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2019.