In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 juli 2019, is het verzoek van de vrouw tot echtscheiding met nevenvoorzieningen behandeld. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. C.M. Emeis, heeft verzocht om echtscheiding en heeft nevenvoorzieningen gevraagd met betrekking tot de verdeling van inboedelgoederen, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, kinderalimentatie en vervangende toestemming om met de kinderen naar Polen te verhuizen. De man, die niet ter zitting verscheen, heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de vrouw in haar verzoek ontvangen en de echtscheiding uitgesproken, waarbij de minderjarigen voorlopig bij de vrouw zullen verblijven. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om onderzoek te verrichten naar de hoofdverblijfplaats, de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en de voorgenomen verhuizing naar Polen. De behandeling van de zaak is aangehouden tot 15 december 2019, in afwachting van het rapport van de Raad. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar verdere beslissingen zijn aangehouden.