ECLI:NL:RBDHA:2019:6845
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse nationaliteit met inreisverbod
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd op 16 april 2019 afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens werd er een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Tijdens de zitting op 21 mei 2019 is de eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigden van de verweerder wel aanwezig waren.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De eiser heeft aangevoerd dat hij in Algerije werd lastiggevallen en mishandeld door zijn buren, die hem dwongen om deel te nemen aan drugshandel. Hij heeft verklaard dat hij door deze mishandelingen in het ziekenhuis is beland en dat hij nu door de politie wordt gezocht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig zijn en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Algerije in zijn persoonlijke geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat Algerije een veilig land van herkomst is, en dat de eiser geen documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn claims. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser toegang had tot onderwijs en medische voorzieningen in Algerije, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen bescherming van de autoriteiten in Algerije kan inroepen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en de opgelegde inreisverbod bevestigd.