ECLI:NL:RBDHA:2019:6843
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde verblijfsvergunning asiel voor eiseres met kinderen op grond van Dublinverordening en gezinsvorming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door eiseres, een Azerbeidzjaanse vrouw, en haar minderjarige kinderen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat er bijzondere omstandigheden zijn die maken dat haar aanvraag in Nederland behandeld zou moeten worden. Eiseres stelt dat zij zwanger is en dat er een risico bestaat op problemen met haar echtgenoot in Polen, wat haar en haar kinderen in een kwetsbare positie plaatst.
Tijdens de zitting op 21 mei 2019 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris ten onrechte voorbij is gegaan aan de rechten van het kind en dat de situatie van afhankelijkheid van eiseres niet voldoende is meegewogen. De rechtbank concludeert echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat Polen zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen en dat de medische gronden onvoldoende zijn onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.