ECLI:NL:RBDHA:2019:6841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening en gezinsvorming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser, een Azerbeidzjaanse nationaliteit, voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 21 mei 2019 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat verweerder een te restrictieve uitleg geeft van het begrip 'gezin' en dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die aanleiding zouden moeten geven om zijn aanvraag in behandeling te nemen. Eiser heeft in Duitsland een relatie opgebouwd met mevrouw [A], die zwanger is en medische problemen heeft. Hij stelde dat de overdracht aan Duitsland en de situatie van mevrouw [A] en haar kinderen naar Polen zou leiden tot onevenredige hardheid.
De rechtbank overwoog dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Duitsland en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank oordeelde dat de medische gronden die eiser aanvoerde onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen sprake was van een gezin zoals bedoeld in de Dublinverordening. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.