ECLI:NL:RBDHA:2019:6834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
C/09/558435 / HA ZA 18-903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandeelhoudersgeschil over de afname van aandelen en de totstandkoming van een aandeelhoudersovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om een aandeelhoudersgeschil tussen ABTD HOLDING B.V. en de Medeaandeelhouders, bestaande uit [ged 1] B.V., [ged 2] B.V. en O.J. Management B.V. De eiseres, ABTD, vordert dat de rechtbank verklaart dat er een (concept)aandeelhoudersovereenkomst tot stand is gekomen en dat de waarde van de aandelen in Bosis Holding € 410.045,- bedraagt. De Medeaandeelhouders worden aangesproken om de aandelen van ABTD af te nemen voor een bedrag van € 102.511,25, vermeerderd met rente en kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2017 hebben gesproken over de totstandkoming van een aandeelhoudersovereenkomst, maar dat er geen overeenstemming is bereikt over de goodwillfactor, die essentieel is voor de waardering van de aandelen. De rechtbank concludeert dat de goodwillfactor niet als een ondergeschikte variabele kan worden beschouwd, maar dat er overeenstemming over moet bestaan om een afdwingbare overeenkomst te hebben. De rechtbank oordeelt dat ABTD onvoldoende bewijs heeft geleverd dat er een perfecte en afdwingbare aandeelhoudersovereenkomst tot stand is gekomen. Daarom worden de vorderingen van ABTD afgewezen en wordt zij veroordeeld in de proceskosten van de Medeaandeelhouders.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/558435 / HA ZA 18-903
Vonnis van 10 juli 2019
in de zaak van
ABTD HOLDING B.V.,
gevestigd te Assen,
eiseres,
advocaten mr. J. Middelbrink en Y.H Talstra te Assen,
tegen

1.[ged 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[ged 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
3.
O.J. MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagden,
advocaat mr. A.D. Lindenbergh te Rotterdam.
Eiseres wordt hierna ABTD genoemd.
Gedaagden worden hierna ieder afzonderlijk [ged 1] , [ged 2] en O.J. Management genoemd en tezamen de Medeaandeelhouders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 augustus 2018, met de producties 1 tot en met 34;
  • de conclusie van antwoord, met de producties 1 tot en met 19;
  • het tussenvonnis van 14 november 2018, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • de akte houdende overlegging producties van de zijde van ABTD, met de producties 35 tot en met 39;
  • de brief van 18 februari 2019 van de zijde van de Medeaandeelhouders, met de producties 20 tot en met 23;
  • het proces-verbaal van comparitie van 5 maart 2019.
1.2.
Het proces-verbaal is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele feitelijke onjuistheden binnen twee weken schriftelijk kenbaar te maken aan de rechtbank. Partijen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten2.1. ABTD, [ged 1] , [ged 2] en O.J. Management zijn allen voor een gelijk deel, ieder 25%, aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bosis Solutions Holding B.V. (hierna: Bosis Holding).

2.2.
Bosis Holding is enig aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bosis Solutions Real Estate B.V. (hierna: Bosis).
2.3.
Bosis en Bosis Holding zijn op 29 december 2016 opgericht. De oprichtingsstatuten (hierna: de statuten) vermelden, voor zover relevant:
Artikel 141. Overdracht van aandelen kan slechts plaatshebben, nadat de aandelen aan de mede-aandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald.(…)3. De aandeelhouder die een of meer aandelen wil overdragen – hierna te noemen: “de aanbieder” – deelt aan het bestuur mede, welke aandelen hij wenst over te dragen.Deze mededeling geldt als een aanbod aan de mede-aandeelhouders tot koop van de aandelen. (…). De prijs zal - tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen - worden vastgesteld door één of meer onafhankelijke deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg worden benoemd. Komen zij hieromtrent (…) niet tot overeenstemming, dan zal de meest gerede partij aan de voorzitter van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie de benoeming van drie onafhankelijke deskundigen verzoeken.”
2.4.
De statutair bestuurder en enig aandeelhouder van ABTD, de heer [directeur] (hierna: [directeur] ), is op basis van een managementovereenkomst vanaf januari 2017 tot en met medio december 2017 algemeen directeur van Bosis Holding geweest.
2.5.
De statutair bestuurders en enig aandeelhouders van [ged 2] B.V., [ged 1] en O.J. Management zijn respectievelijk mevrouw [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ), de heer [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ) en de heer [bestuurder 3] (hierna: [bestuurder 3] ).
2.6.
Bij de aanvang van hun gezamenlijke aandeelhouderschap in Bosis Holding hebben partijen gesproken over het opstellen van een aandeelhoudersovereenkomst. Partijen hebben daarbij onder meer gesproken over een waarderingssysteem ter bepaling van de koopsom van de aandelen in Bosis Holding bij (verplichte) aanbieding van die aandelen op basis van artikel 14 lid 1 van de statuten of op basis van de beoogde aandeelhoudersovereenkomst (zie hierna r.o. 2.8.1.). De tussen partijen besproken variant van een waarderingssysteem betreft - kort gezegd - de som van de intrinsieke waarde van de onderneming en de marktwaarde van de goodwill (hierna: de waarderingsformule), waarbij de waarderingsformule is opgebouwd uit diverse variabelen. Eén daarvan is een aan de markt, de economie en aan de specifieke kwaliteiten van Bosis Holding gerelateerde factor waarmee het bedrijfsresultaat wordt vermenigvuldigd teneinde de goodwill te kapitaliseren (hierna: de goodwillfactor).
2.7.
Op 14 februari 2017 heeft [bestuurder 1] een document getiteld ‘Aandeelhoudersovereenkomst Bosis Solutions Holding B.V., Versie: 1.0 Datum: 14 februari 2017’ per e-mail naar [directeur] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] gestuurd. Partijen hebben dit document in de kantlijn voorzien van opmerkingen en wijzigingsvoorstellen. Ten aanzien van artikel 3 (koopsom van de aandelen) heeft [bestuurder 1] de opmerking geplaatst
‘ook hier moeten we een goodwill factor vaststellen’. Als bijlage 1 bij dit document is de waarderingsformule gevoegd. Daarin staat de goodwillfactor op 5,5, met in de kantlijn de opmerking van [bestuurder 1]
‘factor te bepalen’. In de begeleidende e-mail heeft [bestuurder 1] , voor zover relevant, geschreven:
‘En hierbij die(lees: de aandeelhoudersovereenkomst)
van Bosis (…) met opmerkingen en wijzigingen in document toegevoegd. We moeten de goodwill factor van Bosis ook nog vaststellen (…) Onderstaand een overzicht van de elementen die doorgaans het risicoprofiel van een onderneming bepalen en daarmee de factor (…).’2.8. Op 27 februari 2017 heeft [bestuurder 1] het document getiteld ‘Aandeelhoudersovereenkomst Bosis Solutions Holding B.V. Versie: 1.0 Datum: 27 februari 2017’ (hierna: de (concept)aandeelhoudersovereenkomst) per e-mail aan [directeur] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] toegezonden. De (concept)aandeelhoudersovereenkomst vermeldt, voor zover relevant:
Artikel 2: AfnameverplichtingIndien een partijen zijn aandelen in de vennootschap op eigen initiatief, dan wel verplicht dient aan te bieden op grond van het bepaalde in artikel 14 en 15 van de statuten van de vennootschap, dan wel op grond van het bepaalde in artikel 1 van deze overeenkomst zijn de medeaandeelhouders verplicht de aangeboden aandelen af te nemen. Indien een partij zijn aandelen in de vennootschap op eigen initiatief aanbiedt, geldt een maximale afnameverplichting voor alle medeaandeelhouders van 20% van de aandelen van de vennootschap, tenzij anders overeengekomen.
Artikel 3: KoopsomDe koopsom van de aandelen, welke op basis van deze overeenkomst dan wel de statuten van de vennootschap worden aangeboden of worden geacht te zijn aangeboden, zal worden bepaald op grond van de aan deze overeenkomst gehechte wijze van waardebepaling. Van deze wijze van waardebepaling kan niet worden afgeweken. Jaarlijks zal de waarde worden vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders.
(…)
Bijlage: 1
2.9.
Als bijlage 1 bij de (concept)aandeelhoudersovereenkomst is de waarderingsformule gevoegd. Daarin staat de goodwillfactor op 5,5.
2.10. In de begeleidende e-mail heeft [bestuurder 1] , voor zover relevant, geschreven:
‘Bijgaand de laatste versie van de aandeelhoudersovereenkomst van Bosis.
(…)- Goodwillfactor staat nog op 5,5 (…). Ik stel voor de factor op 4 te zetten en die na 3 jaar te heroverwegen, we hebben nu geen materiaal om beoordeling te doen van de goodwill.(…)
Graag nog een laatste akkoord op de overeenkomst en een akkoord of niet op de goodwill factor, dan kan ik e.e.a. definitief maken en kunnen we tekenen.’2.11. [bestuurder 3] heeft [bestuurder 1] nog diezelfde dag per e-mail laten weten
‘Geen opmerkingen’op de (concept)aandeelhoudersovereenkomst te hebben anders dan ‘
Goodwill van 5,5 ipv 4 staat overigens nog wel in de tekst op pagina 9’.
2.12.
Bij e-mail van 28 april 2017 heeft [bestuurder 1] een actielijst naar (onder meer) [directeur] gezonden, met het verzoek te controleren of er nog acties openstaan. Op de actielijst staat het onderwerp ‘Aandeelhoudersovereenkomst’ met actiehouders ‘Allen’ op status ‘Gereed’ en met ‘Datum gereed’ 28 februari 2017.
2.13.
Door partijen is nimmer een (versie van een) aandeelhoudersovereenkomst ondertekend.
2.14.
Per 31 oktober 2017 heeft ABTD aangekondigd terug te treden als bestuurder van Bosis Holding. De onder 2.4. genoemde managementovereenkomst is per 16 december 2017 beëindigd. Per die datum is [ged 2] B.V. als bestuurder van Bosis Holding aangesteld.
2.15.
Na de bestuurswissel hebben gedaagden aangegeven de aandelen van ABTD in Bosis Holding te willen overnemen. ABTD heeft haar bereidheid getoond om te komen tot een overdracht van (onder meer) haar aandelen in Bosis Holding tegen een nader overeen te komen bedrag. Naar aanleiding hiervan zijn partijen in gesprek getreden over de waardering van die aandelen. In dat kader hebben zij, voor zover relevant, de volgende correspondentie met elkaar gevoerd.
2.15.1.
In de Memo van 13 februari 2018 van de zijde van de Medeaandeelhouders aan [directeur] :
‘Betreft: Agendapunt: aandelen [directeur] , aandeelhoudersoverleg 22 februari 2018
Beste [directeur] ,
Bij de totstandkoming van de aandeelhoudersovereenkomst van Bosis eind 2016 hebben wij met elkaar gesproken over het schrappen van de verplichting om aandelen aan te moeten bieden bij een vertrek uit Bosis. (…) we hebben de verplichting om aandelen te verkopen uit de aandeelhoudersovereenkomst van Bosis gehaald. (…) De overige aandeelhouders hebben de wens uitgesproken om jouw aandelen over te nemen (…). Wij stellen voor om de resterende winst van 2017 uit te keren aan de aandeelhouders (naar verwachting € 2.427,- per aandeelhouder) en vervolgens jouw aandelen terug te kopen tegen 25% van de winst van 2017 (€ 2.427,-).’
2.15.2.
In de notulen van het aandeelhoudersoverleg van 31 mei 2018 d.d. 4 juni 2018:
7. Vaststellen waarde Bosis
[directeur] geeft aan dat de wegingsfactor(lees: goodwillfactor)
niet correct is omdat er over de jaren 2016 en 2015 geen cijfers zijn. De overige aandeelhouders zijn het hiermee eens. Er wordt op verzoek van [directeur] een correctie toegepast op de wegingsfactor (van 5,5 naar 3). Op basis van de aangepaste wegingsfactor en de invoer van de goedgekeurde gewijzigde begroting 2018 wordt de nieuwe waarde per 31-5-2018 vastgesteld op € 46.094,-.’Aan de notulen is de tijdens het aandeelhoudersoverleg gezamenlijk ingevulde waarderingsformule gehecht.
2.15.3. Bij e-mail van 7 juni 2018 van [bestuurder 1] aan [directeur] :
‘(…) conform artikel 3 van de aandeelhoudersovereenkomst, doen de overige aandeelhouders jou het volgende bod:
Aanbod voor de aankoop van 25% aandelen Bosis:
● Waarde Bosis (geheel) € 46.094, dit brengt met zich mee dat de waarde van jouw aandelen/ de koopsom € 25%) is € 11.524,--(…)’2.15.4. Bij brief van 12 juni 2018 van de advocaat van ABTD aan de Medeaandeelhouders:
‘Waardering Bosis(…)De waarde van de aandelen in Bosis bedraagt conform de reeds overeengekomen waarderingsformule (…) € 410.045,00. Het aanbod dat u heeft gedaan is gebaseerd op een beduidend lager bedrag. (…) Cliënte doet het volgende voorstel: (…) 25% aandelen in Bosis voor een bedrag ad € 75.000,00; (…) Cliënte heeft – coulance halve – bij de berekening van de waarde van Bosis de goodwillfactor naar beneden bijgesteld van 5,5 naar 4,0. Hiermee wil zij u tegemoet komen.’2.15.5. Bij e-mail van 10 juli 2018 van de advocaat van ABTD aan de advocaat van de Medeaandeelhouders:
‘UitgangspuntZoals telefonisch besproken is het uitgangspunt van cliënte dat een duidelijke afspraak is gemaakt over de waardering van de aandelen. Hierover zijn partijen een formule overeenkomen(lees: de waarderingsformule)
. Aan deze formule houdt cliënte vast’.2.15.6. Bij e-mail van 12 juli 2018 van de advocaat van de Medeaandeelhouders aan de advocaat van ABTD:
‘De uitgangspunten die uw cliënt hanteert zijn onjuist.De aandeelhoudersovereenkomst is nooit geformaliseerd (geen ondertekening, geen akkoord van uw cliënt via mail maar nog wel opmerkingen op een eerder concept, geen vaststelling goodwill factor 5,5 of 4). Bij wijze van een poging om er in der minne uit te komen, heeft cliënte getracht om volgens de berekeningsmethode als genoemd in het concept tot een compromis te komen, hetgeen niet is gelukt.Het is mitsdien niet juist de aandeelhoudersovereenkomst, noch enige formule als uitgangspunt te nemen. Om die reden hebben cliënten ook de suggestie gedaan de waardering volgens de statutaire bepalingen te volgen, maar dat wenst uw cliënt niet.’

3.Het geschil

3.1.
ABTD vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat de (concept)aandeelhoudersovereenkomst tussen de aandeelhouders geldig is;
II. voor recht verklaart dat de waarde van de gezamenlijke aandelen op grond van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst € 410.045,- bedraagt;
III. de Medeaandeelhouders hoofdelijk veroordeelt om binnen drie weken na dagtekening van het vonnis de aandelen van ABTD in Bosis Holding af te nemen onder een aan ABTD te betalen koopsom van € 102.511,25, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
IV. bepaalt dat de kosten voor de levering voor rekening van de Medeaandeelhouders komen;
V. bepaalt dat indien de Medeaandeelhouders niet binnen drie weken na het in deze te wijzen vonnis de overdracht hebben bewerkstelligd zij een direct opeisbare dwangsom verbeuren van € 1.000,- per dag, zolang de overtreding voortduurt met een maximaal te verbeuren dwangsom van € 150.000,-;
VI. de Medeaandeelhouders hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijk rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
ABTD legt aan haar vorderingen ten grondslag dat de (concept)aandeelhoudersovereenkomst tussen partijen vigeert, nu op 27 februari 2017 overeenstemming is bereikt over de inhoud daarvan. Op grond van de artikelen 2 en 3 van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst zijn de Medeaandeelhouders gehouden de aandelen van ABTD in Bosis Holding af te nemen tegen een prijs van (25% van
€ 410.045,- =) € 102.511,25, zijnde de waarde conform de waarderingsformule. De Medeaandeelhouders schieten tekort in de nakoming van die verplichting. Omdat partijen er onderling niet uitkomen, ziet ABTD geen andere mogelijkheid dan het entameren van onderhavige procedure teneinde nakoming te vorderen.
3.3.
De Medeaandeelhouders voeren gemotiveerd verweer. Zij betwisten allereerst dat er een aandeelhoudersovereenkomst is tot stand gekomen. De versie van 27 februari 2017 is slechts een concept dat (onder meer) op het punt van de goodwillfactor nooit definitief is geworden. Subsidiair moet volgens de Medeaandeelhouders de waardebepaling krachtens artikel 3 van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst losgelaten worden wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Een en ander heeft, aldus nog steeds de Medeaandeelhouders, tot gevolg dat voor de waardebepaling teruggevallen moet worden op de statuten, waarvan artikel 14 bepaalt dat in geval van een aandelenoverdracht de prijs zal worden vastgesteld door één of meer onafhankelijke deskundige(n).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van deze procedure is de vraag of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die de Medeaandeelhouders verplicht tot overname van de aandelen van ABTD in Bosis Holding voor een bedrag van € 102.511,25.
4.2.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat een overeenkomst tot stand komt na aanbod en aanvaarding daarvan. Zonder overeenstemming over de essentiële elementen van een overeenkomst komt, bij gebreke van voldoende bepaalbaarheid, geen overeenkomst tot stand, zo volgt uit artikel 6:227 Burgerlijk wetboek (BW). Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AA9771; NJ 2001, 179) volgt dat het antwoord op de vraag wat de essentialia van een overeenkomst zijn, afhangt van de bedoeling van partijen, van het al dan niet bestaan van het voornemen tot verder onderhandelen en van de verdere omstandigheden van het geval.
4.3.
De rechtbank is - met de Medeaandeelhouders - van oordeel dat de goodwillfactor behoort tot de essentialia van de door ABTD voorgestane aandeelhoudersovereenkomst. De goodwillfactor maakt immers onderdeel uit van een voor de verkoop van de aandelen essentiële bepaling in de (concept)aandeelhoudersovereenkomst. De rekenkundige invloed van de goodwillfactor is in hoge mate bepalend voor de vaststelling van de uiteindelijke koopprijs van de aandelen. Gelet hierop kan de goodwillfactor niet slechts als een ondergeschikte variabele worden beschouwd, zoals ter zitting aan de zijde van ABTD is opgemerkt, maar betreft het een wezenlijk onderdeel waarover overeenstemming moet bestaan alvorens kan worden gesproken van een perfecte, afdwingbare aandeelhoudersovereenkomst.
4.4.
Vervolgens is de vraag aan de orde of partijen overeenstemming hebben bereikt over dit wezenlijke onderdeel. ABTD beantwoordt die vraag bevestigend, de Medeaandeelhouders bepleiten het tegendeel. Stelplicht en bewijslast ter zake rusten op ABTD.
4.5.
Vast staat dat partijen begin 2017 hebben gediscussieerd over de inhoud van de beoogde aandeelhoudersovereenkomst. Daarbij zijn verschillende conceptversies over een weer gestuurd en becommentarieerd, onder meer de versie van 14 februari 2017. Uit de tekst van die versie en de begeleidende e-mail van [bestuurder 1] volgt dat de goodwillfactor op dat moment nog moest worden bepaald en voorlopig op 5,5 is gezet. Vervolgens heeft [bestuurder 1] op 27 februari 2017 een aangepaste versie digitaal naar [directeur] , [bestuurder 2] en [bestuurder 3] verzonden. Ook in de versie van 27 februari 2017 staat de goodwillfactor nog op 5,5. [bestuurder 1] heeft daar expliciet in haar begeleidende e-mail op gewezen en heeft voorgesteld om de goodwillfactor op 4,0 te zetten.
4.6.
In de visie van ABTD – zo begrijpt de rechtbank het ter zitting door ABTD bij monde van [directeur] ingenomen standpunt (randnummers 1 en 3 van het proces-verbaal van comparitie) – hebben partijen op 27 februari 2017 overeenstemming bereikt over de inhoud van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst waarbij zij de goodwillfactor op 4,0 hebben vastgesteld. ABTD verwijst hiertoe ten eerste naar de opvolgende e-mailcorrespondentie van 27 februari 2017 tussen de aandeelhouders. De rechtbank is echter van oordeel dat daaruit niet het voor wilsovereenstemming noodzakelijke akkoord van alle aandeelhouders kan worden afgeleid. De e-mailcorrespondentie van die datum bevat niet meer dan een reactie van [bestuurder 3] op de (concept)aandeelhoudersovereenkomst en op het door [bestuurder 1] met betrekking tot de goodwillfactor gedane voorstel. Stukken die blijk geven van instemmende reacties van [directeur] /ABTD en [bestuurder 2] / [ged 1] op dit alles ontbreken. [bestuurder 1] betwist ook dat zij van laatstgenoemden een instemmende reactie heeft ontvangen. Van belang is voorts dat het nimmer tot de in voornoemde e-mail van [bestuurder 1] genoemde ondertekening van de beoogde aandeelhoudersovereenkomst is gekomen.
4.7.
De omstandigheid dat op de in rov. 2.12. genoemde actielijst het onderwerp ‘Aandeelhoudersovereenkomst’ per 28 februari 2017 de status ‘Gereed’ heeft, is naar het oordeel van de rechtbank evenmin voldoende concreet om de vereiste definitieve overeenstemming tussen de aandeelhouders op te kunnen baseren. In de eerste plaats omdat die ‘gereedmelding’ slechts één dag na de hier genoemde e-mailcorrespondentie is ingesteld en niet duidelijk is geworden wie daarvoor verantwoordelijk is en waarop die status precies is gebaseerd. Hierbij betrekt de rechtbank dat [bestuurder 1] ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat de actielijst op SharePoint stond en dat iedereen deze lijst kon bewerken. Daar komt bij dat de Medeaandeelhouders de door ABTD gestelde wilsovereenstemming nadien steeds uitdrukkelijk hebben betwist.
4.8.
Ter zitting is aan de zijde van ABTD nog aangevoerd dat [directeur] /ABTD feitelijk wel degelijk heeft ingestemd met het voorstel van [bestuurder 1] om de goodwillfactor op 4,0 vast te stellen. ABTD heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit dit volgt. Integendeel, gedragingen aan de zijde van ABTD van ná februari 2017 - meer in het bijzonder in het voorjaar van 2018 - getuigen ervan dat géén overeenstemming bestond over een goodwillfactor van 4,0. Zo laat het door [directeur] tijdens het aandeelhoudersoverleg van 31 mei 2018 gedane verzoek om een correctie op de goodwillfactor toe te passen van 5,5 naar 3 zich niet rijmen met de door ABTD voorgestane eerdere vaststelling van een goodwillfactor van 4,0. Dit geldt evenzeer voor de brief van haar advocaat van 12 juni 2018 waarin de goodwillfactor ‘coulancehalve’ naar beneden is bijgesteld van 5,5 naar 4,0. Mr. Talstra heeft ter zitting weliswaar toegelicht dat die bijstelling ‘per abuis’ is gebeurd omdat hij destijds nog geen kennis had genomen van de e-mailcorrespondentie van 27 februari 2017, maar die toelichting laat de hiervoor bedoelde e-mailcorrespondentie onverlet. Bovendien is ook in de dagvaarding uitgegaan van een goodwillfactor van 5,5, zodat ABTD zich bij het uitbrengen daarvan kennelijk niet gebonden achtte aan een goodwillfactor van 4,0.
4.9.
Voorts verwijst ABTD ter onderbouwing van haar standpunt naar de Memo van 13 februari 2018, waarin staat
‘Bij de totstandkoming van de aandeelhoudersovereenkomst van Bosis eind 2016 (…)’. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ABTD uit deze woorden van [bestuurder 1] niet de bevestiging mogen afleiden dat op alle essentialia, waaronder de goodwillfactor, volledige overeenstemming tussen de aandeelhouders bestond. In dat opzicht hebben de Medeaandeelhouders genoegzaam toegelicht dat deze woorden van [bestuurder 1] – geen juriste – alleen zien op de eind 2016 gezamenlijk genomen beslissing om een aandeelhoudersovereenkomst op te stellen waarvan het eerste concept de basis zou vormen voor nader overleg, onder meer voor wat betreft het waarderingssysteem en de goodwillfactor. Die uitleg vindt concrete steun in de e-mailcorrespondentie van 14 februari 2017, het meegezonden eerste concept voor een aandeelhoudersovereenkomst dat door partijen uitvoerig van commentaar en wijzigingsvoorstellen is voorzien en in de daaropvolgende e-mailcorrespondentie die hiervoor is besproken. Bovendien valt een eind 2016 bereikte overeenstemming niet goed te rijmen met de eigen stellingname van ABTD ter zitting dat eerst eind februari 2017 de noodzakelijke overeenstemming zou zijn bereikt.
4.10. Ten slotte stelt ABTD dat de Medeaandeelhouders de geldigheid van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst expliciet hebben erkend door ernaar te verwijzen en zich erop te beroepen. ABTD doelt hierbij op de omstandigheid dat tijdens het aandeelhoudersoverleg op 31 mei 2018 is gesproken over de waardering van de aandelen van Bosis Holding conform de (concept)aandeelhoudersovereenkomst, waarbij de waarderingsformule is ingevuld. Verder hebben de Medeaandeelhouders het door hen op 7 juni 2018 aan ABTD gedane bod gebaseerd op artikel 3 van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst. Mr. Lindenbergh heeft echter bij e-mail van 12 juli 2018 namens de Medeaandeelhouders geschreven dat een en ander uitsluitend is gedaan om in het kader van de onderhandelingen tot een compromis te komen. Gelet hierop, alsook op het ter zitting op dit punt gevoerde aanvullende betoog van mr. Lindenbergh dat destijds is aangehaakt bij de waarderingsformule omdat andere aanknopingspunten voor de waardering van de aandelen in Bosis ontbraken, mag ABTD ook uit betreffende verwijzingen redelijkerwijs niet (de erkenning van) de geldigheid van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst afleiden. De rechtbank acht in dit kader tevens relevant dat ABTD ter zitting heeft bevestigd dat zij op haar beurt ook een voorstel heeft gedaan op basis van een andere systematiek dan die van de (concept)aandeelhoudersovereenkomst (zie randnummer 2 van het proces-verbaal van comparitie). Uit deze gang van zaken volgt dat partijen in het kader van hun onderhandelingen over en weer voorstellen hebben gedaan, zonder daarbij de (concept)aandeelhoudersovereenkomst als vaststaand gegeven te hebben willen aannemen.
4.11.
De conclusie moet dan ook zijn dat ABTD onvoldoende feiten ten grondslag heeft gelegd aan haar betoog dat partijen volledige wilsovereenstemming hebben bereikt over alle essentialia en dat aldus een perfecte en afdwingbare aandeelhoudersovereenkomst tot stand is gekomen. Voor nadere bewijslevering is bij die stand van zaken geen ruimte. Hierop stuiten de vorderingen af.
4.12.
ABTD wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Medeaandeelhouders. Deze kosten worden begroot op € 3.946,- aan griffierecht en op € 3.414,- (2 punten x tarief V) aan salaris advocaat, aldus in totaal op € 7.360,-.

5.De beslissing

5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt ABTD in de proceskosten, aan de zijde van de Medeaandeelhouders tot op heden begroot op € 7.360,-;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 1486