Overwegingen
Relevante feiten en omstandigheden
1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1990, bezit de Eritrese nationaliteit en stelt te zijn gehuwd met referent. Aan referent is door verweerder op 27 september 2016 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend.
2. Op 21 oktober 2016 heeft referent een aanvraag om een mvv ingediend voor eiseres, teneinde eisers als gezinslid van referent te laten nareizen naar Nederland. Daarbij is een kerkelijke huwelijksakte overgelegd.
3. Verweerder heeft bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen en die beslissing in het bestreden besluit gehandhaafd. Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres het door haar gestelde huwelijk met referent, en daarmee haar feitelijke gezinsband met de referent, niet met officiële documenten heeft aangetoond. Daarnaast heeft eiseres dit ook niet met indicatieve bewijsmiddelen aannemelijk gemaakt. De kerkelijke huwelijksakte die referent namens eiseres bij de aanvraag heeft overgelegd is door het Bureau Documenten (BD) vals bevonden. Er zijn geen andere stukken overgelegd die de feitelijke gezinsband van eiseres met referent aannemelijk maken, terwijl daarvoor geen goede reden gegeven is.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. In het beroepschrift en ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de feitelijke gezinsband, bijvoorbeeld door verifiërende gesprekken met eiseres en referent te voeren.
Eiseres stelt ter onderbouwing van dat standpunt dat verweerder de kerkelijke huwelijksakte ten onrechte als vals heeft aangemerkt. Eiseres verklaart dat zij in bewijsnood verkeert om dit standpunt handen en voeten te geven en zij vraagt de rechtbank om haar daarvoor te compenseren. Op dit moment is het namelijk niet mogelijk om een deskundige te vinden die een contra-expertise kan uitvoeren ter zake Eritrese kerkelijke huwelijksakten. Dit volgt uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 7 mei 2019 (zaaknummer AWB 18/7251). Ook heeft eiseres noch referent de financiële middelen om een contra-expertise te laten verrichten.
Relevante wet- en regelgeving en gedragslijn
5. Artikel 2p, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bepaalt dat een mvv wordt verleend aan de vreemdeling ten aanzien van wie is aangetoond dat hij voldoet aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning.
6. Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de echtgenote van de vreemdeling aan wie een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend, indien zij op het tijdstip van binnenkomst van die vreemdeling behoorde tot diens gezin en binnen drie maanden is nagereisd. Op grond van het vierde lid van artikel 29 Vw kan deze verblijfsvergunning ook worden verleend aan de echtgenote die niet binnen drie maanden is nagereisd, maar voor wie wel binnen die drie maanden een mvv is aangevraagd. Deze laatste situatie doet zich hier voor.
7. Volgens C1/4.4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover van belang, moet de vreemdeling die een beroep doet op artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw de gestelde gezinsband aannemelijk maken door het overleggen van een officieel, door de autoriteiten afgegeven, document dat het bestaan van een geldig huwelijk aantoont.
8. Verweerder hanteert sinds halverwege oktober 2017 een vaste gedragslijn bij de beoordeling van aanvragen om een mvv in het kader van nareis. Deze gedragslijn is thans neergelegd in de werkinstructie 2018/20. De gedragslijn houdt in dat verweerder van de vreemdeling die om een mvv nareis verzoekt, eist dat hij officiële documenten overlegt om de gestelde gezinsband met zijn referent aan te tonen. Doet hij dat niet, dan moet de vreemdeling aannemelijk maken dat hij geen officiële documenten kan overleggen (en in bewijsnood verkeert). Ongeacht of sprake is van bewijsnood, betrekt verweerder ook onofficiële documenten, voor zover die overgelegd zijn, bij zijn beoordeling. Deze onofficiële documenten kunnen verweerder vervolgens aanleiding geven om de desbetreffende vreemdeling een aanvullend onderzoek aan te bieden. Hiervoor is in de eerste plaats vereist dat de onofficiële documenten substantieel indicatief bewijs vormen. Verweerder ziet in ieder geval af van het aanbieden van aanvullend onderzoek als sprake is van een contra-indicatie, bijvoorbeeld als valse of vervalste documenten zijn overgelegd. De Afdeling heeft deze gedragslijn in een aantal uitspraken van 16 mei 2018 (waaronder de zaak met kenmerk ECLI:NL:RVS: 2018:1509) bevestigd en geoordeeld dat deze gedragslijn in overeenstemming is met artikel 11, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn.
Beoordeling van het beroep
9. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres geen officiële documenten bij haar aanvraag heeft overgelegd. Ook staat niet ter discussie dat slechts één onofficieel document, een kerkelijke huwelijksakte, is overgelegd. Het geschil tussen partijen beperkt zich tot de vraag of deze kerkelijke huwelijksakte zodanig substantieel indicatief bewijs vormt van de gestelde feitelijke gezinsband, dat verweerder aanvullend onderzoek had moeten aanbieden.
10. Een kerkelijke huwelijksakte kan, ook als dat het enige overgelegde document is, voldoende substantieel indicatief bewijs vormen voor verweerder om aanvullend onderzoek aan te bieden. Zie bijvoorbeeld de hiervoor reeds aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 16 mei 2018 (ECLI:NL:RVS: 2018:1509), waaruit volgt dat verweerder zich op het standpunt stelt dat hij in beginsel bereid is aanvullend onderzoek aan te bieden aan een vreemdeling die een Eritrese kerkelijke huwelijksakte heeft overgelegd, mits die vreemdeling consistent heeft verklaard dat zijn huwelijk niet is ingeschreven in het register van de Eritrese burgerlijke stand en daarom geen bewijs van inschrijving kan overleggen. Of aan het afleggen van deze consistente verklaring is voldaan, staat in de onderhavige zaak niet ter discussie.
11. De door eiseres overgelegde kerkelijke huwelijksakte is door BD vals bevonden. Verweerder heeft zich bij het advies van BD aangesloten. Omdat de overgelegde kerkelijke huwelijksakte vals is, kan deze volgens verweerder geen substantieel indicatief bewijs vormen. Verweerder is om die reden niet overgegaan tot het aanbieden van aanvullend onderzoek.
12. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie, onder meer, de uitspraak van
27 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2116) is een advies van BD een deskundigenadvies. Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluit ten grondslag legt, moet hij zich ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk is en tot een duidelijke conclusie leidt. Is dat het geval, dan kan de inhoud van het advies door de vreemdeling slechts met succes bestreden worden door een contra-expertise van een andere deskundige in te brengen. Om de gelijke procespositie van partijen te waarborgen (verweerder kan immers altijd over een deskundige beschikken, aangezien BD werkzaam is voor verweerder) dient de vreemdeling in de mogelijkheid te zijn om over een deskundige te beschikken die een contra-expertise kan verrichten (zie de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674, punt 9.2). Als het een vreemdeling in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen dat hij geen contra-expertise heeft ingediend omdat hij in bewijsnood verkeert, dan ligt het op de weg van de bestuursrechter om de vreemdeling daarvoor te compenseren. 13. Door eiseres is niet bestreden dat het advies van BD voldoende zorgvuldig en inzichtelijk is en tot een duidelijke conclusie leidt, hetgeen betekent dat eiseres de inhoud van het advies slechts kan bestrijden door een contra-expertise in te brengen van een andere deskundige. Eiseres stelt dat zij niet in de mogelijkheid is om een contra-expertise in te brengen en doet een beroep op compensatie.
14. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In de eerste plaats heeft eiseres haar standpunt dat zij en referent niet de financiële middelen hebben om een deskundige in te schakelen, niet onderbouwd. Zo heeft zij geen inzicht gegeven in haar en referents financiële situatie en heeft zij niet gesteld dat zij instanties (zoals het COA of Vluchtelingenwerk Nederland) heeft benaderd om de kosten, zo nodig, te vergoeden.
15. In de tweede plaats heeft eisers ter onderbouwing van haar stelling dat geen deskundige gevonden kan worden om de contra-expertise te verrichten, slechts verwezen naar een uitspraak van de rechtbank in een andere zaak (de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 7 mei 2019, zaaknummer AWB 18/7251). In die andere zaak zijn - zo valt te lezen in de uitspraak - door de desbetreffende vreemdeling omstreeks januari en februari 2019 drie mogelijke deskundigen benaderd om een contra-expertise te verrichten naar een Eritrese kerkelijke huwelijksakte. Bij één daarvan was onduidelijk of hij over de benodigde expertise en referentiemateriaal beschikte, de tweede gaf aan niet over de benodigde expertise te beschikken en de derde was niet bereikbaar in verband met familie- en gezondheidsproblemen. De rechtbank kwam in die zaak tot het oordeel dat door de vreemdeling voldoende aannemelijk gemaakt was, dat er op dat moment geen geschikte deskundige beschikbaar was om een contra-expertise te verrichten. Tussen bedoelde uitspraak en de behandeling van de onderhavige zaak ter zitting zit een periode van vijf weken. Eiseres heeft – in tegenstelling tot de vreemdeling in de aangehaalde zaak - niet zelf de moeite genomen om deze, of andere, deskundigen te benaderen. Ook heeft eisers geen navraag gedaan bij Vluchtelingenwerk Nederland of BD of er (inmiddels andere) deskundigen bekend zijn die Ertitrese kerkelijke huwelijksakten kunnen onderzoeken. De rechtbank vindt dat eiseres door alleen te verwijzen naar de uitspraak van 7 mei 2019 niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar niet mogelijk is om een deskundige te vinden die een contra-expertise kan verrichten naar de overgelegde Eritrese kerkelijke huwelijksakte. Immers, niet is bekend of de in de andere zaak (in januari en februari 2019) benaderde deskundigen nog steeds niet beschikbaar zijn, en niet is duidelijk of er inmiddels ook geen andere deskundigen bekend zijn die de kerkelijke huwelijksakte kunnen onderzoeken.
16. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in bewijsnood verkeert om een contra-expertise in te brengen, ziet de rechtbank geen aanleiding om haar daarvoor te compenseren.
17. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich, op grond van het advies van BD, op het standpunt kunnen stellen dat de kerkelijke huwelijksakte vals is en daardoor niet kan dienen als substantieel indicatief bewijs. Conform de gedragslijn van verweerder heeft hij, bij gebreke aan (ander) substantieel indicatief bewijs en vanwege de valsheid van de overgelegde akte, van het aanbieden van nader onderzoek kunnen afzien.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.