ECLI:NL:RBDHA:2019:6735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
09/818216-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens roekeloosheid bij verkeersongeval met dodelijke afloop en zwaar lichamelijk letsel

Op 10 juli 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 december 2018 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de N210 te Lekkerkerk. De verdachte, die onder invloed van cannabis en cocaïne was, volgde een Volkswagen Polo en haalde deze in op een plek waar dat verboden was. Vervolgens stopte hij plotseling op de rijbaan, waardoor de bestuurder van de Volkswagen, [slachtoffer 1], gedwongen werd ook te stoppen. Een achteropkomende Mercedes-bus botste vervolgens met hoge snelheid tegen de Volkswagen, wat resulteerde in de dood van twee inzittenden, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], en zwaar lichamelijk letsel voor drie anderen, [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos had gehandeld, wat leidde tot de fatale gevolgen van het ongeval. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een rijontzegging van vier jaar. Tevens werd de Nissan Qashqai van de verdachte verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/818216-18
Datum uitspraak: 10 juli 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Maatschapslaan 1, te Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 april 2019 (pro forma) en
27 juni 2019 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ariese en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. M.E. Olthof naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 december 2018 te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Provinciale Weg N210, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- op voornoemde weg te rijden terwijl hij drugs, te weten cannabis en/of cocaïne, had gebruikt en/of (vervolgens)
- de auto die door [slachtoffer 1] werd bestuurd (Volkswagen Polo, [kenteken] ) is gaan volgen en/of (vervolgens)
- meerdere auto's heeft ingehaald en/of daarbij een (dubbele) doorgetrokken streep heeft overschreden en/of (vervolgens)
- voor de Volkswagen Polo ( [kenteken] ) is gaan rijden en/of (vervolgens)
- plotseling zijn snelheid heeft geminderd en/of zijn auto tot stilstand gebracht en/of hij, verdachte, is uitgestapt en/of zo [slachtoffer 1] heeft gedwongen de Volkswagen Polo
( [kenteken] ) tot stilstand te brengen,
- waarna de bestuurder van een daarachter rijdend motorrijtuig (Mercedes-Benz, [kenteken] ) zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en/of (vervolgens) achterop de Volkswagen Polo ( [kenteken] ) is gebotst,
waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ) werden gedood en/of
waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstond,
terwijl de verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op of omstreeks 23 december 2018 te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard, een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof, 1,3 micogram THC per liter bloed en 24 micogram cocaïne per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt. Daardoor werden
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gedood en werd aan [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Ten slotte was verdachte onder invloed van drugs, zodat hij verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
De officier van justitie vindt het gedrag van verdachte roekeloos, omdat hij (kort samengevat) tijdens een verkeersruzie verhaal wilde gaan halen op de personen aan wie hij zich ergerde en daarom zijn auto op een provinciale weg voor hun auto tot stilstand heeft gebracht. Daardoor moest de chauffeur van die auto, [slachtoffer 1] , ook stoppen. Achteropkomend verkeer is volstrekt niet bedacht op een dergelijke situatie op die plaats op die weg. Dat blijkt ook uit het feit dat een Mercedes-bestelbus vervolgens achterop die door [slachtoffer 1] bestuurde auto is gebotst. Verdachte heeft zich met dit gedrag welbewust buiten de orde van het normale verkeer geplaatst en een zeer ernstig gevaar in het leven geroepen.
Omdat verdachte onder invloed van cannabis en cocaïne verkeerde terwijl hij reed, kan feit 2 ook wettig en overtuigend worden bewezen, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 betoogd dat wel kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan het ontstaan van het verkeersongeval, maar niet dat die schuld heeft bestaan uit roekeloosheid of zeer onvoorzichtig dan wel onoplettend handelen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Daartoe is aangevoerd (kort gezegd) dat bij de bepaling van de mate van schuld alleen het stoppen op de weg door verdachte met zijn auto vóór de auto van [slachtoffer 1] moet worden betrokken, nu alleen die gedraging in directe relatie staat tot het ongeval. Die gedraging was niet buitengewoon onvoorzichtig, omdat er geen zeer ernstig gevaar door in het leven werd geroepen. Er was namelijk sprake van een significant tijdsverloop tussen het stoppen door verdachte en de daarop volgende aanrijding, zodat de bestelbus tijdig had kunnen stoppen. Het is onbekend gebleven waarom dat niet is gelukt. Bovendien stond verdachte stil op een plek waar het overige verkeer vanwege een afslag bedacht moest zijn op stilstaande voertuigen en deze van ver kon zien staan. Verder is van belang dat verdachte niet plotseling heeft geremd, maar rustig heeft afgeremd, zodat hij van het ten laste gelegde ‘plotseling’ snelheid minderen partieel moet worden vrijgesproken.
De overige ten laste gelegde handelingen van verdachte die plaatsvonden vóór het stoppen op de weg – het volgen en inhalen van en het daarna rijden voor de auto van [slachtoffer 1] – staan in onvoldoende causaal verband tot het ongeval, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor het gedachtestreepje in de tenlastelegging dat verdachte onder invloed van drugs heeft gereden, nu sprake was van geringe hoeveelheden en het dossier geen bewijs bevat voor een causaal verband tussen dit middelengebruik en het ontstaan van het ongeval.
De raadsman heeft zich wat betreft een bewezenverklaring van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Het bewijs
Het verkeersongeval
Op 23 december 2018, omstreeks 14.27 uur, vond er een aanrijding plaats op de N210, een provinciale weg gelegen buiten de bebouwde kom van Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard (hierna: de N210). Deze weg bestaat uit één rijbaan, die door middel van een dubbele doorgetrokken streep is verdeeld in twee rijstroken voor tegengesteld verkeer. Er geldt een maximumsnelheid van 80 km/u.
Bij dit ongeval waren drie voertuigen betrokken:
  • een personenauto van het merk/type Nissan Qashqai met kenteken [kenteken] (hierna: de Nissan);
  • een personenauto van het merk/type Volkswagen Polo met het kenteken [kenteken] (hierna: de Volkswagen);
  • een bedrijfsauto van het merk/type Mercedes-Benz Sprinter met het kenteken
[kenteken] (hierna: de Mercedes).
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat deze auto’s over de N210 reden, alle drie komende vanuit de richting Krimpen aan den IJssel en gaande in de richting van Lekkerkerk. Gelet op de schade aan de achterkant van de Volkswagen was er een aanmerkelijk snelheidsverschil tussen de Mercedes en de Volkswagen. De Nissan en de Volkswagen stonden ten tijde van de botsing vermoedelijk stil op de N210, waarna de achterop komende Mercedes op de Volkswagen is gebotst. [2]
Met behulp van een computersimulatieprogramma is een indicatieve minimale en maximale botssnelheid van de Mercedes berekend, waarbij ervan is uitgegaan dat de Nissan en de Volkswagen ten tijde van de botsing stil stonden. De minimale botssnelheid bedroeg 76 km/u en de maximale botssnelheid bedroeg 82 km/u. [3]
Verdachte was de bestuurder van de Nissan [4] en de Mercedes werd bestuurd door [betrokkene] . [5] De Volkswagen Polo werd bestuurd door [slachtoffer 1] . Naast hem zat
[slachtoffer 3] . Achterin zaten van links naar rechts [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] . [6]
De gevolgen van het verkeersongeval voor de inzittenden van de Volkswagen
Ten gevolge van het ongeval is [slachtoffer 2] ter plaatse overleden, vermoedelijk aan de gevolgen van een gebroken nek en hersenletsel. [7]
[slachtoffer 3] is na opname in het Erasmus Medisch Centrum in de nacht van 23 op 24 december 2018 overleden na hersendood te zijn verklaard. [8]
Uit medische informatie over [slachtoffer 4] leidt de rechtbank af dat bij hem sprake is van zeer ernstig en uitgebreid letsel, bestaande uit onder meer bloedingen in de hersenen en verschillende botbreuken. Hij heeft een tijd in coma gelegen. Kort voor zijn ontslag uit het ziekenhuis op 26 maart 2019 is vastgesteld dat hij zijn benen weer iets kon bewegen, wat knijpkracht heeft in zijn hand en dat er soms sprake was van dwanghuilen of dwanglachen. Op 22 februari 2019 werd zijn prognose beoordeeld als onzeker en somber.
Na ontslag uit het ziekenhuis is [slachtoffer 4] opgenomen in een revalidatiekliniek. [9]
[slachtoffer 5] heeft door het ongeval onder meer twee gebroken nekwervels opgelopen. [10] Bij [slachtoffer 1] zijn meerdere wervelbreuken en een gebroken rib vastgesteld, waarbij de genezingsduur op 7 februari 2019 werd geschat op drie maanden. [11]
De toedracht van het verkeersongeval
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 1] (de bestuurder), [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] in de auto zat en dat ze onderweg waren naar huis. Op de Algerabrug (de rechtbank begrijpt: in Krimpen aan den IJssel) merkte hij dat [slachtoffer 1] kort op de rem trapte; hij zei dat er iemand kort op hen zat. Op de kruising in Krimpen aan den IJssel (de rechtbank begrijpt: op de kruising van de C.G. Roosweg met de Industrieweg) stond die persoon naast hen bij het stoplicht en gingen er gebaren over en weer. Bij de rotonde Krimpenerhout was er weer een incident. Ze konden de auto echter voor blijven.
Bij de rotonde ter hoogte van Ouderkerk aan den IJssel werden zij nog steeds gevolgd. In de hoop dat ze deze bestuurder zouden kwijtraken, reed [slachtoffer 1] een aantal keer de rotonde rond. De bestuurder in de Nissan bleef hen echter volgen. Daarop verlieten zij de rotonde en reden zij verder in de richting van Lekkerkerk. De Nissan haalde hen daarna in terwijl er een inhaalverbod geldt en remde af. [slachtoffer 1] remde mee, waarna hun voertuig tot stilstand kwam op de weg. Dat moest wel, omdat de Nissan voor hen stil stond. De bestuurder van de Nissan stapte vervolgens uit en kwam met een hamer in zijn hand op hun auto aflopen. Vervolgens werden ze van achteren aangereden. [12]
Getuige [getuige] kwam op 23 december 2018, ten opzichte van de Nissan en de Volkswagen, uit tegenovergestelde richting aanrijden. Hij zag een grijze Nissan stilstaan op de N210; de bestuurder stond ernaast. Vervolgens zag hij een Mercedesbus hard tegen de achterzijde van de blauwe Golf (de rechtbank begrijpt: de Volkswagen Polo) rijden. [13]
[betrokkene] (de hiervoor vermelde bestuurder van de Mercedesbus) heeft verklaard dat hij onderweg was vanuit Krimpen aan den IJssel naar Gouda. Hij naderde op enig moment een paar voertuigen die over een rotonde reden. Nadat ze de rotonde hadden verlaten, stonden ze op de weg opeens stil. Hij trapte nog vol op de rem, maar hij reed vervolgens tegen de achterkant van de stilstaande auto aan. [14]
Verdachte heeft op de terechtzitting van 27 juni 2019 verklaard, dat hij op 23 december 2018 over de N210 reed en in een verkeersruzie met de inzittenden van een Volkswagen Polo verwikkeld raakte. Bij de kruising van de C.G. Roosweg met de Industrieweg werd er gescholden en dat maakte hem zo boos, dat hij besloot achter de Volkswagen aan te rijden om verhaal te halen bij de inzittenden. Hij wilde dat zij zouden stoppen, zodat hij hen kon vragen wat hun probleem was. Op de rotonde ter hoogte van Ouderkerk aan den IJssel, vlak voor de plaats van het ongeval, heeft hij een aantal rondjes achter de Volkswagen aan gereden. Toen de Volkswagen de rotonde verliet is hij deze gevolgd, verder de N210 over richting Lekkerkerk. Vervolgens heeft hij de Volkswagen ingehaald, waarbij hij de dubbele doorgetrokken streep op de weg overschreed, en is hij voor de Volkswagen gaan rijden. Daarna heeft hij geremd en zijn auto tot stilstand gebracht. Hij stapte met een hamer in zijn hand uit en liep in de richting van de Volkswagen. Vervolgens kwam de Mercedes aangereden en deze botste op de achterkant van de Volkswagen. [15]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 22 december 2018 op een feestje cocaïne heeft gebruikt en drie blowtjes heeft gerookt. [16]
Op 23 december 2018 is er bloed van verdachte afgenomen. Uit onderzoek is gebleken dat daarin 1,3 microgram THC (cannabis) per liter bloed en 24 microgram cocaïne per liter bloed aanwezig was. Wanneer THC is aangetoond in combinatie met een andere stof, geldt een grenswaarde van 1 microgram per liter bloed. Wanneer cocaïne is aangetoond in combinatie met een andere stof geldt een grenswaarde van 10 microgram cocaïne per liter bloed. [17]
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het veroorzaken van het verkeersongeval dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] het leven heeft gekost en bij [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Gelet op de aard van hun letsel, zoals daarvan blijkt uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van cannabis en cocaïne.
Anders dan de raadsman heeft bepleit zal de rechtbank in het vijfde gedachtestreepje ook bewezen verklaren dat verdachte ‘plotseling’ zijn snelheid heeft geminderd en zijn auto tot stilstand heeft gebracht, nu hij dat onverwacht en op een plaats waar het overige verkeer dat niet hoefde te verwachten heeft gedaan.
Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), terwijl hij verkeerde in een toestand als genoemd in artikel 8, vijfde lid, WVW (dat wil zeggen: onder invloed was van verdovende middelen), zoals onder 1 ten laste is gelegd.
De mate van schuld
De volgende vraag die door de rechtbank dient te worden beantwoord is, in welke mate verdachte schuld heeft gehad aan het veroorzaken van het verkeersongeval. In de tenlastelegging is die mate van schuld onderverdeeld in ‘roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend’. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van roekeloosheid en de raadsman heeft dat betwist. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat bij de beoordeling van de mate van schuld van verdachte aan het verkeersongeval alleen de gedraging die in directe relatie staat tot het ongeval, te weten het stoppen op de weg, mag worden betrokken. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het bij die beoordeling immers aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De rechtbank zal daarom de gedragingen van verdachte voorafgaand aan het stoppen op de weg, die in de tenlastelegging zijn opgenomen in de eerste vier gedachtestreepjes, betrekken bij haar beoordeling. Op grond van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank die gedragingen ook bewezen.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zal van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. Daarbij verdient opmerking dat “roekeloosheid” in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder “roekeloos” wordt verstaan. Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 175, tweede lid, WVW, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Mede met het oog op het strafverhogende effect van dit bestanddeel moeten daarom aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, als zwaarste vorm van schuld, grenzend aan opzet, bepaaldelijk eisen worden gesteld.
Verdachte heeft de Volkswagen met zijn auto enkele rondjes gevolgd over de rotonde, heeft de Volkswagen na het verlaten van de rotonde ingehaald over de dubbele doorgetrokken streep en is voor de Volkswagen gaan rijden. Vervolgens heeft hij zijn auto plotseling en zonder noodzaak op de N210 tot stilstand gebracht, waardoor [slachtoffer 1] gedwongen was zijn voertuig eveneens tot stilstand te brengen. Verdachte is vervolgens met een hamer in zijn hand uitgestapt om verhaal te gaan halen.
Het inhalen waar dat verboden is, het voor de Volkswagen gaan rijden en plotseling stilstaan op de weg, waardoor [slachtoffer 1] geen andere keus had dan ook stil te gaan staan, acht de rechtbank buitengewoon onvoorzichtig gedrag waardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen. Het overige verkeer is op die plaats op de weg namelijk niet bedacht op een dergelijke situatie en heeft daar geen (veilige) mogelijkheden om uit te wijken. Aan de linkerkant is er alleen een rijstrook voor tegemoetkomend verkeer en aan de rechterkant een grasberm. Op de in het dossier gevoegde foto’s van de N210 neemt de rechtbank waar dat het een smalle weg betreft, die ter hoogte van de plaats van het ongeval geen zijwegen heeft. [18] Daarnaast was er tegemoetkomend verkeer (onder wie getuige [getuige] ). Daar komt bij dat op de provinciale weg met een niet geringe snelheid, zo’n 80 km/u, wordt gereden, wat de risico’s verhoogt. Verdachte had blijkens zijn ter terechtzitting afgelegde verklaring geen enkel oog voor het overige verkeer toen hij stopte en was alleen maar bezig met de uitvoering van zijn plan om verhaal te halen bij de inzittenden van de Volkswagen. Hij koos ervoor om de risico’s van zijn handelwijze te negeren.
Met de officier van justitie is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is van roekeloosheid in de zin van artikel 6 WVW.
Door de verdediging is nog gesteld dat sprake was van een tijdsverloop van (naar schatting) 45 seconden tussen het uitstappen van verdachte en het moment van de botsing, zodat de bestuurder van de Mercedes tijdig had kunnen stoppen, wat raakt aan de mate van schuld van verdachte aan het ongeval.
De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte, nadat hij zijn voertuig tot stilstand had gebracht, heeft kunnen uitstappen en enkele meters heeft kunnen lopen in de richting van de Volkswagen voordat de botsing plaatsvond. Er moet dus inderdaad enige tijd verstreken zijn tussen het stoppen van de beide auto’s en de aanrijding. De rechtbank is echter van oordeel dat het mogelijk verwijtbaar gedrag van [betrokkene] aan de schuld van verdachte niet afdoet, omdat die schuld eruit bestaat dat hij de situatie waarin het ongeluk heeft kunnen plaatsvinden heeft veroorzaakt. Zonder hem was het sowieso niet gebeurd.
Met betrekking tot feit 2
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 december 2018 zijn auto heeft bestuurd na gecombineerd gebruik van cannabis en cocaïne, terwijl het gehalte THC en cocaïne boven de toepasselijke grenswaarde zat.
Nu de aanrijding (feit 1) is veroorzaakt terwijl verdachte onder invloed was van verdovende middelen (wat bij feit 1 als strafverzwarende omstandigheid en bij feit 2 als zelfstandig feit ten laste is gelegd) is er sprake van eendaadse samenloop.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1.
hij op 23 december 2018 te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard, als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, Provinciale Weg N210, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
- op voornoemde weg te rijden terwijl hij drugs, te weten cannabis en cocaïne, had gebruikt en
- de auto die door [slachtoffer 1] werd bestuurd (Volkswagen Polo, [kenteken] ) is gaan volgen en
-
dieauto heeft ingehaald en daarbij een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden en vervolgens
- voor de Volkswagen Polo ( [kenteken] ) is gaan rijden en vervolgens
- plotseling zijn snelheid heeft geminderd en zijn auto tot stilstand
heeftgebracht en zo [slachtoffer 1] heeft gedwongen de Volkswagen Polo ( [kenteken] ) tot stilstand te brengen,
- waarna de bestuurder van een daarachter rijdend motorrijtuig (Mercedes-Benz, [kenteken] ) zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en achterop de Volkswagen Polo
( [kenteken] ) is gebotst,
waardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] werden gedood en [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht,
terwijl de verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 23 december 2018 te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard, een personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, in combinatie met een andere van deze aangewezen stoffen, te weten cocaïne, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed 1,3 mic
rogram THC per liter bloed en 24 mic
rogram cocaïne per liter bloed bedroeg.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van vijf jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd (kort samengevat) dat bij de bepaling van de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat het ongeval weliswaar plaatsvond in het kader van een verkeersruzie, maar dat het ontstaan daarvan niet enkel voor rekening van verdachte komt en beide partijen de ruzie in stand hebben gelaten en niet hebben gede-escaleerd. Zijn impulsieve en onverstandige keuzes zijn deels het gevolg van een uit ADD/ADHD voortkomend onvermogen rustig alternatieven te wegen en het verstandige te kiezen.
De raadsman heeft verder opgemerkt dat verdachte weliswaar eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed, maar dat hij in dit geval niet direct na het middelengebruik achter het stuur is gaan zitten. Het was al 14 uur later en hij was ervan overtuigd dat alles volledig uitgewerkt was. Verdachte is inmiddels gestopt met het gebruik van cannabis (wat in de PI wel te krijgen is).
Uitgaande van een lagere mate van schuld dan ‘roekeloosheid’, waarvan de officier van justitie in zijn vordering is uitgegaan, heeft de raadsman oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet te boven zal gaan en waarbij aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd worden verbonden, zodat verdachte kan worden behandeld voor zijn persoonlijkheidsproblematiek. De raadsman acht het voorstelbaar dat daarnaast nog een taakstraf en een rijontzegging wordt opgelegd.
Ten slotte heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat met betrekking tot de feiten 1 en 2 sprake is van eendaadse samenloop. Hij heeft er ook op gewezen dat verdachte verschrikkelijk spijt heeft en erg gebukt gaat onder wat er is gebeurd en dit zijn leven lang met zich mee zal dragen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De omstandigheden en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval met rampzalige afloop, terwijl hij onder invloed was van cocaïne en cannabis. Hij heeft zich roekeloos gedragen door nadat hij in een verkeersruzie verwikkeld was geraakt met de inzittenden van een Volkswagen Polo, met zijn auto die Volkswagen te volgen, in te halen op een plek waar dat verboden was en vervolgens midden op de rijbaan te stoppen, waardoor de bestuurder van de Volkswagen werd gedwongen eveneens te stoppen. Een achteropkomende bestelbus is daarna met een snelheid van ongeveer 80 km/u tegen de achterzijde van de Volkswagen gebotst. Door de botsing zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] overleden. [slachtoffer 4] heeft onder meer hersenletsel en verschillende botbreuken opgelopen. [slachtoffer 5] heeft twee gebroken nekwervels en [slachtoffer 1] meerdere botbreuken in zijn rug opgelopen. Het aandeel van verdachte in deze tragedie is, dat door zijn handelwijze dit verschrikkelijke ongeluk heeft kunnen plaatsvinden.
[slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting in het kader van het uitoefenen van het spreekrecht namens de [familie] verteld hoe enorm het verdriet en het gemis zijn binnen de familie en hoe hun leven volledig is veranderd. [slachtoffer 2] was nog maar 29 jaar en zat vol toekomstplannen. [slachtoffer 4] ligt vanwege al zijn letsel de hele dag op bed of zit in een rolstoel en is volledig afhankelijk van anderen. Ook lijdt hij aan geheugenverlies. [slachtoffer 1] omschrijft [slachtoffer 4] als een ‘hoopje ellende’ met een uitzichtloze toekomst. [slachtoffer 5] en [slachtoffer 1] zelf zijn nog niet volledig fysiek hersteld van het letsel dat zij bij het ongeval hebben opgelopen. Ten slotte valt ook het overlijden van [slachtoffer 3] , de vrouw met wie [slachtoffer 4] zo’n leuk stel vormde, hen erg zwaar.
[naam] , de zus van [slachtoffer 3] , heeft in het kader van het spreekrecht verteld hoe groot het gemis in haar familie is. [slachtoffer 3] was een jonge vrouw van 29 jaar met een groot hart, die midden in het leven stond en vol plannen zat voor de toekomst. Haar recht om te leven, haar recht op liefde en haar recht op een toekomst is haar door de schuld van anderen ontnomen, aldus haar zus.
Twee nog jonge mensen zijn uit het leven weggerukt. [slachtoffer 4] is geestelijk en lichamelijk zwaar gehandicapt, vermoedelijk blijvend; een zielig hoopje mens. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] hebben nog allerlei gezondheidsklachten. Het verdriet en gemis bij de nabestaanden is enorm. Het staat buiten kijf, en de nabestaanden begrijpen dit ook wel, dat verdachte dit allemaal helemaal niet gewild heeft, maar hij heeft het wel mede veroorzaakt. Als hij zijn auto niet midden op de weg had stilgezet, was [betrokkene] niet op de Volkswagen ingereden. De rechtbank neemt dat verdachte erg kwalijk.
De persoon van verdachte
Uit zijn strafblad van 27 december 2018 blijkt dat verdachte recent met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens rijden onder invloed. Daarvoor is op 3 januari 2018 aan hem een strafbeschikking uitgevaardigd. De rechtbank zal hiermee ten nadele van verdachte rekening houden, nu verdachte in de onderhavige zaak wederom onder invloed was tijdens het besturen van zijn auto. In dit geval ging het om cannabis en cocaïne. De rechtbank stelt daarbij wel vast dat het wat de cannabis betreft om een kleine overschrijding gaat en dat het effect van het gebruik van drugs op de rijvaardigheid nog niet wetenschappelijk te kwantificeren is, maar in ieder geval lager is naarmate men vaker gebruikt. Verdachte gebruikte regelmatig cannabis.
Uit het reclasseringsadvies van 26 maart 2019 blijkt dat verdachte problemen heeft op het gebied van emotieregulering, middelengebruik en financiën en dat sprake is van psychosociale problematiek. Deels komt dat mogelijk voort uit de bij hem gestelde diagnose ADD/ADHD. Voorts heeft verdachte problemen met zijn concentratie, impulsiviteit en het tegelijkertijd ordenen van verschillende handelingen. Op momenten van stress heeft hij moeite met het kanaliseren van emoties, die hij neigt te vermijden door het gebruik van softdrugs. Verdachte voelt zich schuldig en wil zijn verantwoordelijkheid nemen. Hij heeft spijt van zijn impulsieve keuzes en geagiteerde gedrag in het verkeer.
Verdachte heeft bij de reclassering te kennen gegeven open te staan voor iedere vorm van hulpverlening. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, behandeling voor zijn middelengebruik, een ambulante behandeling in een forensische polikliniek voor het verbeteren van zijn copingsvaardigheden en het meewerken aan controles op drugsgebruik.
Op grond van het reclasseringsadvies en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte zich bewust is van zijn schuld, dat hij veel berouw heeft en de verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan. De gunstiger voorstelling van zaken die hij eerst had gegeven, heeft hij gecorrigeerd en ter zitting zei hij ronduit dat hij een hamer in zijn hand had toen hij uitstapte, wat hij tot dan toe steeds had ontkend. Ook heeft de rechtbank de indruk dat verdachte wil werken aan zijn persoonlijkheidsproblematiek, zodat hij beter kan omgaan met zijn emoties en impulsiviteit.
De strafmaat
Het bewezen verklaarde rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur en daarnaast een rijontzegging van lange duur. Voorts acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden aangewezen, onder meer om behandeling van verdachte voor zijn persoonlijkheids-problematiek mogelijk te maken.
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf recht kan doen aan het verdriet van de nabestaanden, het gemis dat zij hun leven lang zullen ervaren, of aan de toestand van [slachtoffer 4] . Desondanks moet bij de bepaling van de op te leggen straf ook voor ogen worden gehouden dat verdachte nooit de bedoeling heeft gehad een verkeersongeval te veroorzaken, laat staan een ongeval met twee doden en drie zwaar gewonden tot gevolg. Van opzet is geen sprake. Het is wel mede zijn schuld dat het ongeluk is gebeurd, omdat het zonder hem niet had plaatsgevonden. De rechtbank betrekt echter bij de bepaling van de op te leggen straf ook de omstandigheid dat de bestuurder van de bestelbus die tegen de auto van de slachtoffers is gebotst eveneens een cruciale rol bij het ongeval heeft gespeeld.
In dit licht heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar de zogeheten LOVS-oriëntatiepunten, waarin uitgangspunten voor de strafmaat zijn neergelegd, en naar uitspraken van andere rechtbanken en gerechtshoven in gevallen van verkeersongelukken, waarbij sprake was van roekeloosheid. Uit deze rechtspraak blijkt dat in veel gevallen een gevangenisstraf van lange duur is opgelegd. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van zes jaren vindt de rechtbank, mede in het licht van deze rechtspraak, echter veel te hoog.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd.
Daarnaast zal de rechtbank een rijontzegging voor de duur van 4 jaren opleggen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd c.q. ingehouden is geweest.

7.Beslag

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verbeurdverklaring van de in beslag genomen Nissan Qashqai gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen verbeurdverklaring van de Nissan Qashqai.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen personenauto (Nissan Qashqai, kleur: grijs, met kenteken [kenteken] ) verbeurd verklaren, aangezien deze aan verdachte toebehoort en de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten hiermee zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
met betrekking tot de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd, en terwijl de schuldige verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd, en terwijl de schuldige verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt verdachte ter zake van de feiten 1 en 2 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) jaren;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (één) jaar, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, waarbij hij zich door de reclassering laat begeleiden en de aanwijzingen van de reclassering moet opvolgen;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering nodig achten, onder behandeling stelt van forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
- gedurende de proeftijd actief deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens de reclassering aan hem worden gegeven;
- gedurende de proeftijd, indien en zolang de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan controle door middel van urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) op het gebruik van softdrugs en cocaïne, om zijn middelengebruik te beheersen;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte ter zake van feit 1 voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
4 (vier) jaren;
bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
verklaart verbeurdde op de beslaglijst genoemde en nog niet teruggegeven personenauto (Nissan Qashqai, kleur: grijs, met kenteken [kenteken] ).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Eisses, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J. Biljard, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juli 2019.
mr. A.M. Boogers is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019005336, van de politie eenheid Den Haag, dienst Regionale Operationele Samenwerking (DH), Afdeling Infrastructuur, team Verkeer, met (ongenummerde) bijlagen (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 157).
2.Een afzonderlijk in het dossier gevoegd Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse (met bijlagen) van 23 maart 2019, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1] , [deskundige 2] en
3.Een afzonderlijk in het dossier gevoegd Aanvullend proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 24 mei 2019, opgemaakt en ondertekend door [deskundige 1] , p. 3.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 39.
5.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene] , p. 53; proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 14.
6.Proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 5] , p. 68.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 76, en een geschrift, te weten een Akte van overlijden betreffende [slachtoffer 2] d.d. 27 december 2018, p. 136.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 77, in samenhang met een geschrift, te weten een Akte van overlijden betreffende [slachtoffer 3] d.d. 28 december 2018, p. 135.
9.Een afzonderlijk in het dossier gevoegd geschrift, te weten een brief van L. Schoof (huisarts) d.d.
10.Een geschrift, te weten een brief van S.M. Khargi (forensisch arts KNMG) d.d. 20 februari 2019, betreffende een letselbeschrijving van [slachtoffer 5] , p. 126, en een afzonderlijk in het dossier gevoegd geschrift, te weten een brief van L. Schoof (huisarts) d.d. 15 maart 2019, gericht aan medisch adviseur Triage, inhoudende medische informatie betreffende [slachtoffer 5] .
11.Een geschrift, te weten een brief van S.M. Khargi (forensisch arts KNMG) d.d. 7 februari 2019, betreffende een letselbeschrijving van [slachtoffer 1] , p. 129.
12.Proces-verbaal van verhoor betrokkene [slachtoffer 5] , p. 68-69.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 60-61.
14.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene] , p. 52-53.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 juni 2019.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40.
17.Proces-verbaal uitslag bloedonderzoek d.d. 12 februari 2019, p. 141-142, in samenhang met het Rapport drugs in het verkeer van Labor Mönchengladbach d.d. 8 februari 2019, opgemaakt en ondertekend door drs. P.G.M. Zweipfenning (forensisch toxicoloog NRGD), p. 137-140.
18.Eigen waarneming ter zitting van de rechtbank van fotoblad 1, gevoegd bij het in voetnoot 2 vermelde Verkort proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse.