ECLI:NL:RBDHA:2019:6721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
19_416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en verzuimboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag omzetbelasting en een verzuimboete opgelegd aan eiseres, die magneetsieraden verkoopt en een netwerk van distributeurs aanstuurt. De inspecteur van de Belastingdienst had aan eiseres een naheffingsaanslag opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015, waarbij ook een verzuimboete en belastingrente in rekening waren gebracht. Eiseres heeft tegen deze aanslag beroep ingesteld, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2019.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er aansluitingsverschillen waren tussen de ingediende aangiften omzetbelasting en de administratie van eiseres. Tevens ontbraken rittenregistraties en inkoopfacturen. Eiseres kon niet aannemelijk maken dat de ontvangen bedragen op een zakelijke rekening een ander dan zakelijk karakter hadden, met uitzondering van een bedrag uit 2012. De rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar heeft deze wel verminderd op basis van het bedrag uit 2012. De verzuimboete is eveneens verminderd, maar de rechtbank oordeelde dat deze in principe terecht was opgelegd.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de naheffingsaanslag en de verzuimboete verminderd. Eiseres is in de proceskosten vergoed, en het griffierecht wordt aan haar terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
Zaaknummer: SGR 19/416

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2019 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [A] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Daarbij is een verzuimboete opgelegd en belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de daarbij gegeven beschikkingen verminderd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2019.
Namens eiseres zijn verschenen [B] en de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [C] , mr. [D] en mr. [E] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres verkoopt magneetsieraden en staat aan het hoofd van een netwerk van distribiteurs in Nederland. Zij is ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en heeft voor de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 aangiften omzetbelasting ingediend.
2. Verweerder is een boekenonderzoek gestart teneinde de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften omzetbelasting over de tijdvakken van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 te onderzoeken. Naar aanleiding van het boekenonderzoek is een rapport opgesteld waarin, voor zover hier van belang, het volgende is opgenomen:

“5.3 Overige verkopen

Tijdens het onderzoek heb ik de bankafschriften van [eiseres] bekeken. Volgens mij zijn niet alle inkomsten in de aangiften aangegeven. Het gaat om de volgende bedragen. Voor de specificatie van deze bedragen verwijs ik u naar de bijlagen overige inkomsten.
2012 € 1.472, verschuldigde btw € 301
2013 € 6.476, verschuldigde btw € 450
2014 € 4.287, verschuldigde btw € 744
Dit leidt tot de volgende correcties:
2012
Privé € 1.773
Aan Omzet € 1.472
Aan te betalen BTW € 301
2013
Privé € 6.476
Aan Omzet € 6.025
Aan te betalen BTW € 450
2014
Privé € 5.031
Aan Omzet € 4.287
Aan te betalen BTW € 744
(…)
7 Omzetbelasting
7.1
Aangifte
De aangiften sluiten niet aan bij de administratie.
Dat leidt tot de volgende verschillen:
2015 na te heffen omzetbelasting € 2.751
2014 teruggave omzetbelasting € 523
2013 na te heffen omzetbelasting € 1.423
2012 teruggave omzetbelasting € 741
Voor de specificatie verwijs ik naar de bijlage aansluitingsberekening.
(…)
7.2.4
Niet aangegeven omzet
Zoals is in het onderdeel 5.3 heb aangegeven zijn de enkele verkopen niet aangegeven.
Dat leidt tot de volgende correcties:
2012 na te heffen omzetbelasting € 301
2013 na te heffen omzetbelasting € 450
2014 na te heffen omzetbelasting € 744
(…)
7.2.5
Privégebruik auto
Op grond van artikel 4 lid 2 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Hierna; Wet OB) dient een correctie voor het privégebruik van de auto plaats te vinden. Tijdens het onderzoek heb ik geen rittenregistratie aangetroffen. [Eiseres] verklaarde dat deze niet door haar is bijgehouden. De auto’s worden ook voor woon- werkverkeer gebruikt. Dit leidt voor de omzetbelasting tot heffing, en als er geen sluitende rittenregistratie is bijgehouden, vindt de heffing plaats op basis van het forfait van 2,7% van de catalogusprijs van de (bestel)auto. Hieronder geef ik de berekening van de na te heffen omzetbelasting weer. Hierbij heb ik rekening gehouden met de dagen dat de auto’s ter beschikking van [eiseres] stonden.
Kenteken
cataloguswaarde
Vanaf
Tot
2012
2013
2014
2015
[kenteken 1]
€ 43.652
14-7-2012
27-5-2016
€ 539,25
€ 1.178,60
€ 1.178,60
€ 739,45
[kenteken 2]
€ 15.436
8-5-2015
tot en met heden
€ 147,30
[kenteken 3]
€ 46.484
18-5-2015
tot en met heden
€ 477,96
totaal
€ 539,25
€ 1.178,60
€ 1.178,60
€ 1.364,71
De voorbelasting van het jaar 2014 is door mij gecorrigeerd. Daarom zal ik geen correctie privégebruik auto opleggen.
Dit leidt tot de volgende correcties:
2012 na te heffen omzetbelasting € 539
2013 na te heffen omzetbelasting € 1.178
2015 na te heffen omzetbelasting € 1.354
(…)
7.3.3
Facturen niet aanwezig
De administratie over het jaar 2014 is niet aanwezig. De voorbelasting is niet aangetoond aan de hand van de inkoop- en kostenfacturen. [Eiseres] heeft € 6.453 voorbelasting in aftrek gebracht.
Dit leidt tot de volgende correctie:
2014 minder voorbelasting € 6.453.”
(…)
8.2.1
Naheffingsaanslagen
Overeenkomstig de berekeningen in dit hoofdstuk 7 worden over de jaren naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd. Deze zijn gebaseerd op artikel 20 van AWR.
2012
2013
2014
2015
Totaal
Aansluitingsverschil
€ 2.751
€ 523
€ 1.423
€ 741
€ 5.438
Niet aangegeven omzet
€ 301
€ 450
€ 744
€ 1.495
Privégebruik auto
€ 539
€ 1.178
€ 1.354
€ 3.071
Facturen niet aanwezig
€ 6.454
€ 6.454
Totaal
€ 3.591
€ 2.151
€ 8.621
€ 2.095
€ 16.458
(…)
9.2
Verzuimboete omzetbelasting
Voor de correctie omzetbelasting is sprake van geheel of gedeeltelijk niet betalen. (…). Geheel of gedeeltelijk niet betalen is een verzuim. Daarom zal ik u naast de naheffingsaanslag een verzuimboete ingevolge artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen op leggen. Deze verzuimboete zal met toepassing van paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst worden vastgesteld op 10% van het gedeeltelijk niet betaalde bedrag met een maximum van € 4.920. De boete bedraagt in dit geval:
2012 € 359 (10% van € 3.591);
2013 € 215 (10% van € 2.151);
2014 € 215 (10% van € 1.423 + 734 )
2015 € 209 (10% van € 2095)”
(…)

Bijlage: aansluitingsberekening omzetbelasting

Controle tijdvak
2015
2014
2013
2012
Totaal verschuldigd volgens grootboek
€ 1.003
€ 805
€ 1.446
€ 639
Voorbelasting volgens grootboek
€ 4.300
€ 6.453
€ 5.426
€ 3.800
Aan te geven volgens administratie
€ -3.297
€ -5.648
€ -3.980
€ - 3.161
Volgens aangiften
€ -6.048
€ -5.125
€ -5.403
€ -2.420
Verschillen
€ 2.751
€ -523
€ 1.423
€ - 741
3. De naheffingsaanslag omzetbelasting is opgelegd naar een bedrag van € 16.458. Bij beschikking is tevens een verzuimboete van € 998 opgelegd. De in rekening gebrachte belastingrente bedraagt € 2.033.
4. Met dagtekening 21 november 2017 heeft verweerder aan eiseres een brief gestuurd waarin het volgende is opgenomen:
“In punt 7.1 van het rapport wordt een correctie toegepast in verband met aansluitingsverschillen. (…).
Ik heb vastgesteld dat deze correcties niet goed zijn verwerkt. Deze verschillen zijn aan de verkeerde jaren toegerekend. (…).
In verband met de onjuiste toedeling van de aansluitingsverschillen is de aanslag onjuist samengesteld. De aanslag had moeten luiden:
2012
2013
2014
2015
Totaal
aansluitingsverschil
€ -741
€ 1.423
€ -523
€ 2.751
€ 2.910
niet aangegeven omzet
€ 301
€ 450
€ 744
€ 1.495
Privégebruik auto
€ 539
€ 1.178
€ 1.354
€ 3.071
Facturen niet aanwezig
€ 6.454
€ 6.454
Totaal
€ 3.591
€ 2.151
€ 8.621
€ 2.095
€ 13.930
5. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de aangekondigde correctie ten aanzien van de aansluitingsverschillen verwerkt. Tevens is de correctie van € 6.454 ten aanzien van de voor 2014 in aftrek gebrachte voorbelasting teruggedraaid. De naheffingsaanslag is verminderd tot € 7.476. De verzuimboete is verminderd tot € 747, zijnde 10% van de verschuldigde belasting. De in rekening gebrachte belastingrente is verminderd tot € 769.
Geschil
6. In geschil is of de (verminderde) naheffingsaanslag naar een juist bedrag is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de door verweerder in aanmerking genomen correcties ten aanzien van aansluitingsverschillen, niet aangegeven omzet en privégebruik auto.
7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de (verminderde) naheffingsaanslag naar een te hoog bedrag is opgelegd en heeft verzocht om de opgelegde verzuimboete kwijt te schelden. Volgens eiseres dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot een bedrag van € 4.309. In het beroepschrift is dienaangaande het volgende overzicht opgenomen:
Jaren
2012
2013
2014
2015
Totaal
Aansluitverschil
Niet aangegeven omzet
106
89
195
Privégebruik auto
549
1.179
1.179
1.207
4.114
655
1.268
1.179
1.207
4.309
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de (verminderde) naheffingsaanslag en de verzuimboete niet naar te hoge bedragen zijn opgelegd.
Beoordeling van het geschil
Afwijzing uitstelverzoek
9. De rechtbank heeft met dagtekening 1 april 2019 aangekondigd dat de zittingsdatum is vastgesteld op 20 mei 2019. Eiseres is met dagtekening 26 april 2019 uitgenodigd voor de zitting op 20 mei 2019. De uitnodiging is per aangetekende post verstuurd aan de gemachtigde op het adres [adres 2] , [postcode] te [woonplaats] en blijkens gegevens van PostNL aldaar op 29 april 2019 uitgereikt. De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om uitstel van de zitting afgewezen. De zittingsdatum is meer dan een maand van tevoren aangekondigd en eiseres is meer dan drie weken van tevoren voor de zitting uitgenodigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres voldoende gelegenheid gehad om de zaak voor te bereiden. De rechtbank heeft dan ook onvoldoende aanleiding gezien om het uitstelverzoek toe te wijzen. De gemachtigde is vervolgens ter zitting verschenen en heeft aldaar inhoudelijk verweer gevoerd.
De naheffingsaanslag
10. Ten aanzien van de aansluitingsverschillen heeft eiseres aangevoerd dat deze niet gespecificeerd zijn waardoor zij niet kan controleren of de geconstateerde verschillen juist zijn. De rechtbank kan deze stelling niet volgen. Uit het onderzoeksrapport van verweerder volgt dat de aansluitingsverschillen zien op het verschil tussen de door eiseres opgestelde grootboekrekening omzetbelasting en de door haar ingediende aangiften omzetbelasting. Aldus is alle benodigde informatie voor haar beschikbaar. Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat de geconstateerde verschillen buiten de heffing dienen te blijven. Eiseres heeft geen onderbouwing gegeven en is niet in de op haar rustende bewijslast geslaagd. Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag voor zover deze ziet op de aansluitingsverschillen terecht opgelegd.
11. Verweerder heeft bedragen die gedurende 2012, 2013 en 2014 op de bankrekening van eiseres zijn gestort als niet aangegeven omzet in de naheffing betrokken. Volgens eiseres is het grootste deel van deze ontvangsten ten onrechte tot de omzet gerekend. Eiseres stelt dat sprake is van privé-ontvangsten, terugbetalingen van leningen, hobbymatige inkomsten en bedragen die wel degelijk in de aangiften omzetbelasting zijn verantwoord.
12. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat op een zakelijk gebruikte rekening tevens bedragen zijn ontvangen die buiten de omzet vallen, op eiseres rust. Eiseres maakt niet met facturen of anderszins aannemelijk dat de ontvangsten een ander dan zakelijk karakter hebben. De tot de stukken van het geding behorende bankafschriften geven onvoldoende uitsluitsel over de aard van de betalingen aan eiseres. Uitzondering hierop vormen betalingen ten bedrage van € 857,53 (€ 558,53 “declaratie oma” en € 299 “Tablet Samsung declaratie [eiseres] Dank voor de moeite”) in 2012 door [F] , de broer van eiseres. Met de omschrijving op de bankafschriften en hetgeen dienaangaande voor het overige door eiseres is verklaard, acht de rechtbank aannemelijk dat deze ontvangsten in de privésfeer van eiseres hebben plaatsgevonden. De rechtbank zal de naheffingsaanslag verminderen met € 137 ((€ 857,53/119) *19) tot € 7.339 (€ 7.476 -/- € 137).
13. Met betrekking tot het privégebruik auto stelt de rechtbank vast dat het door eiseres bepleite bedrag aan omzetbelasting (€ 4.114) het daadwerkelijk in de naheffing betrokken bedrag (€ 3.071) overstijgt. Het standpunt van eiseres kan dan ook niet leiden tot vermindering van de naheffingsaanslag.
Verzuimboete
14. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag, alhoewel te hoog, terecht is opgelegd. De aangiften omzetbelasting zijn door eiseres dan ook te laag ingediend, hetgeen er in heeft geresulteerd dat de verschuldigde omzetbelasting gedeeltelijk niet is betaald. Op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan de inspecteur in een dergelijk geval een verzuimboete opleggen. Alleen bij een pleitbaar standpunt of bij afwezigheid van alle schuld (avas) dient oplegging van een boete achterwege te blijven. Van een pleitbaar standpunt of avas, hetgeen zich voordoet als een belanghebbende geen enkel verwijt kan worden gemaakt, is in dit geval geen sprake. Naar het oordeel van de rechtbank is de boete dan ook terecht opgelegd. Wel dient de boete, die met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingrecht, is bepaald op 10% van de verschuldigde belasting, te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de naheffingsaanslag. De rechtbank acht de aldus verminderde boete passend en geboden.
Belastingrente
15. Voor zover eiseres stelt dat ten onrechte belastingrente in rekening is gebracht omdat de naheffingsaanslag reeds op een eerdere datum had kunnen worden opgelegd, kan de rechtbank deze stelling niet volgen. De aanslag is opgelegd binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn. Voor het overige heeft eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de in rekening gebrachte belastingrente. Dat in strijd met enige regel van geschreven of ongeschreven recht rente in rekening is gebracht, is gesteld noch gebleken.
16. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Voor de bezwaarfase wordt geen vergoeding toegekend nu voorafgaande aan de bestreden uitspraken op bezwaar niet om een dergelijke vergoeding is verzocht. Er bestaat ook geen aanleiding om een aanvullende vergoeding toe te kennen voor door de rechtsbijstandverlener opgegeven reis- en verletkosten. Deze kosten zijn inbegrepen in de forfaitaire vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.339 en vermindert de verzuimboete en de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302,
2500 EH Den Haag.