Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van in totaal ruim 78.000 euro. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verdachte had over de in zijn woning aangetroffen geldbedragen een concrete en verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst daarvan, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was. Deze verklaring werd op bepaalde punten ondersteund door getuigen en andere bevindingen in het dossier. Het Openbaar Ministerie had geen nader onderzoek gedaan naar de herkomst van het geld, waardoor de rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren en dat de verdachte hiervan wetenschap had.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waaronder 21 juni 2016 en 15 en 16 april 2019. De officier van justitie had gevorderd tot partiële vrijspraak van het witwassen van een bedrag van € 5.955,- en bewezenverklaring van de overige geldbedragen, met een geldboete van € 17.000,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte een verifieerbare verklaring had afgelegd over de herkomst van het geld.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij wetenschap had van de mogelijke criminele herkomst van de geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht het tenlastegelegde feit te hebben begaan, en sprak hem vrij. Tevens werd besloten dat alle inbeslaggenomen goederen aan de verdachte moesten worden teruggegeven.