ECLI:NL:RBDHA:2019:6674

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
09/842033-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen van een bedrag van in totaal ruim 78.000 euro na verifieerbare verklaring over herkomst

Op 21 mei 2019 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van in totaal ruim 78.000 euro. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verdachte had over de in zijn woning aangetroffen geldbedragen een concrete en verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst daarvan, die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk was. Deze verklaring werd op bepaalde punten ondersteund door getuigen en andere bevindingen in het dossier. Het Openbaar Ministerie had geen nader onderzoek gedaan naar de herkomst van het geld, waardoor de rechtbank oordeelde dat niet kon worden bewezen dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig waren en dat de verdachte hiervan wetenschap had.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op verschillende data, waaronder 21 juni 2016 en 15 en 16 april 2019. De officier van justitie had gevorderd tot partiële vrijspraak van het witwassen van een bedrag van € 5.955,- en bewezenverklaring van de overige geldbedragen, met een geldboete van € 17.000,-. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte een verifieerbare verklaring had afgelegd over de herkomst van het geld.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij wetenschap had van de mogelijke criminele herkomst van de geldbedragen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht het tenlastegelegde feit te hebben begaan, en sprak hem vrij. Tevens werd besloten dat alle inbeslaggenomen goederen aan de verdachte moesten worden teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842033-14
Datum uitspraak: 21 mei 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 21 juni 2016 (regie), 15 en 16 april 2019 (inhoudelijk) en 7 mei 2019 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.E. van der Leeuw en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.T. van der Wulp naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 16 september 2014 tot en met 04 februari 2014, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van 78.545,- euro, althans 60.640,- euro en/of 5.955,- euro en/of 9.950,- euro en/of 2.000,- euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 78.545,- euro, althans 60.640,- euro en/of 5.955,- euro en/of 9.950,- euro en/of 2.000,- euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het witwassen van het bedrag van € 5.955,- en bewezenverklaring van het witwassen van de overige geldbedragen. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een geldboete van € 17.000,- wordt opgelegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de herkomst van het geld die op bepaalde punten wordt ondersteund door de verklaring van zijn vrouw en van [naam vriend] . In het geval wordt geoordeeld dat de geldbedragen een criminele herkomst hebben, heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de verdachte hier geen wetenschap van had.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Bij een doorzoeking van de woning van de verdachte in het kader van onderzoek Sheldon zijn contante geldbedragen aangetroffen van € 60.720,-, € 9.950,-, € 2.000,- en € 5.955,-. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte deze geldbedragen heeft witgewassen.
Geldbedrag van € 60.720,-
Het geldbedrag van € 60.720,- is op eigen aanwijzing van de verdachte aangetroffen in een plastic zak in de technische ruimte van het bad. De verdachte heeft direct in zijn eerste verhoor verklaard dat het geld van zijn vriend [naam vriend] was en dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [naam vriend] dit geld had verkregen middels de verkoop van een pand. Op 6 februari 2014 heeft [naam vriend] verklaard dat het geld van hem was en het geld afkomstig was van giften bij een besnijdenisfeest. Hij heeft het geld bij de verdachte in bewaring gegeven, omdat de verdachte een kluis had en rolluiken. [naam vriend] heeft een videofilm van dit feest overgelegd waaruit blijkt dat daarbij grote contante bedragen zijn gedoneerd.
Geldbedrag van € 9.950,-
In de kluis op de slaapkamer van de verdachte is een contant geldbedrag van € 9.950,- aangetroffen. De verdachte heeft direct verklaard dat dit geld van hem en zijn vrouw [naam vrouw van verdachte] was en dat het zou kunnen dat er geld van zijn schoonzoon, [medeverdachte 1] bij zat, maar dat zijn vrouw dit dan moest weten. Hij zelf heeft in ieder geval geen geld van [medeverdachte 1] gekregen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij nadat het geldbedrag was aangetroffen met zijn vrouw heeft gesproken en dat zij hem toen heeft verteld dat € 8.000,- inderdaad afkomstig was van [medeverdachte 1] . Dit lijkt overeen te komen met tapgesprek TA07, gesprek 2376, waarin [medeverdachte 1] tegen zijn vrouw, [medeverdachte 2] (de dochter van verdachte en [naam vrouw van verdachte] ) zegt dat hij haar
‘8 koppen’gaat geven die zij aan haar moeder, [naam vrouw van verdachte] , moet geven. Hoewel het dossier bewijs bevat dat geld van [medeverdachte 1] van misdrijf afkomstig was, is er geen bewijs dat de verdachte van dit geld en de mogelijke criminele herkomst op de hoogte was.
Geldbedrag van € 2.000,-
Naast het bed in de slaapkamer van de verdachte is een bedrag van € 2.000,- aangetroffen. De verdachte heeft direct verklaard dat hij niets wist van dit geldbedrag en dat het misschien van zijn vrouw was. Op zichzelf roept dit wel wat vragen op maar uit het dossier blijkt dat zijn vrouw niet over dit geldbedrag is gehoord. Wel blijkt dat zij eigen inkomsten heeft uit onroerend goed.
Geldbedrag van € 5.955,-
In de binnenzak van een jas is een bedrag van € 5.955,- aangetroffen. Tijdens de doorzoeking heeft de verdachte meteen verklaard dat hij dit geld geleend heeft van zijn broer om een reparatie aan het dak van zijn bedrijfspand te kunnen uitvoeren. Ook deze verklaring is niet nader onderzocht, terwijl uit het dossier blijkt dat een dergelijke reparatie inderdaad heeft plaats gevonden.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte over de in zijn woning aangetroffen geldbedragen direct een verklaring heeft gegeven over de herkomst daarvan die concreet is en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, omdat zijn verklaring op bepaalde punten wordt ondersteund door getuigen of andere bevindingen in het dossier.
Het is dan aan het Openbaar Ministerie om daar nader onderzoek naar te doen. Bij gebreke daarvan is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn en, voor zover dit wel zo was, dat de verdachte hier wetenschap van had.
Daarom dient vrijspraak te volgen.

4.De inbeslaggenomen goederen

4.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder 1, 2 en 4 genoemde voorwerpen verbeurd worden verklaard en het onder 3 genoemde voorwerp wordt teruggegeven aan de verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat alle voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat alle op de beslaglijst genoemde voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de verdachte.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Beslissing op de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 1 t/m 4 genummerde voorwerpen, te weten verschillende geldbedragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. A.J. Japenga, rechter,
mr. M.P.M. Loos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Haalem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 mei 2019.