Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 februari 2018 met producties;
- de conclusie van antwoord van de zijde van de Staat, met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 14 maart 2019 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
Zolang er geen duidelijkheid is over een accidentele dan wel een niet accidentele oorzaak van het letsel bij [de dochter] en er onvoldoende duidelijkheid is over wat er zich voorafgaand aan het geconstateerde letsel in de thuissituatie heeft voorgedaan en wie daarbij betrokken is dan wel zijn, kan de veiligheid van de minderjarigen bij de ouders c.q. de moeder niet gewaarborgd worden.
Het hof overweegt daartoe dat thans vast staat dat er sprake was van miscommunicatie omtrent de afspraak op 18 februari 2016. Gelet daarop is er naar het oordeel van het hof geen sprake van dat de moeder zich niet zou willen houden aan het veiligheidsplan. Integendeel, beide ouders hebben ter terechtzitting verklaard dat zij zich aan het veiligheidsplan hebben gehouden en zich daaraan ook in de toekomst zullen houden. De moeder heeft daarnaast verklaard dat het ongeluk met [de dochter] voor haar een les is geweest en zij voortaan de zorgtaken zelf op zich zal nemen. Dat is een afspraak die de ouders kunnen maken met elkaar. De uithuisplaatsing was onder meer bedoeld voor het verkrijgen van een second opinion, maar daaraan is door de gecertificeerde instelling en de raad geen uitvoering gegeven. Het hof is voorts van oordeel dat kinderen van de leeftijd van de minderjarigen niet langer dan strikt noodzakelijk van de ouders gescheiden mogen worden en acht het bovendien zorgelijk dat [de zoon] al bij het derde pleeggezin is ondergebracht en [de dochter] al bij het tweede. Het hof acht het gelet daarop des te meer in het belang van de kinderen dat de onderbreking in de verzorging en opvoeding door de ouders niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is. Het hof is van oordeel dat de veiligheidsafspraken die met de ouders zijn gemaakt – en die nog onverkort gelden – voldoende zijn om de veiligheid van de minderjarigen te garanderen.”
Op uw vraag zeg ik dat de meningen over de second opinion verdeeld zijn. De vertrouwensarts van Veilig thuis geeft aan dat de foto’s door de arts van het AMC nogmaals zouden worden bekeken. Uit vraag blijken beiden met vakantie te zijn. Er is niets terug te vinden over een terugkoppeling in het systeem van het ziekenhuis. Deze arts zou meer kunnen zeggen als hij terug is van vakantie. In eerste instantie heeft hij de foto’s wel gezien.”
De medische gegevens van [de dochter] zijn ter beoordeling aan de Forensische Polikliniek Kindermishandeling gestuurd, maar de uitslag hiervan is nog niet beschikbaar.
Raad: (…) Wel wil ik aangeven dat er bij de vorige zitting waarbij de definitieve OTS behandeld werd door mij ter zitting is aangegeven dat de raad nog in afwachting van de resultaten van de second opinion van radioloog dokter [de radioloog] was. Deze informatie blijkt achteraf niet juist te zijn geweest. Die informatie had de raad echter wel doorgekregen van de vertrouwensarts van Veilig Thuis. Moeder heeft tijdens de zitting in mei jl. aangegeven dat er al een second opinion gedaan was. Vervelend dat hier onduidelijkheid over is ontstaan. Laat onverlet dat de raad wel degelijk zorgen heeft (gehad) over de veiligheid in de opvoedingssituatie van de kinderen.
8. Het hof overweegt vooreerst dat de moeder gelet op het door artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gewaarborgde recht op eerbieding van het gezinsleven, een rechtens relevant belang heeft om de rechtmatigheid van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de bestreden periode van 13 mei 2016 tot 13 augustus 2016 te laten toetsen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Inleiding
verkeerde beslissingen of beoordelingen van deskundigen niet noodzakelijkerwijs kinderbeschermingsmaatregelen onverenigbaar maken met artikel 8 EVRM. De sociale en medische autoriteiten hebben een zorgplicht voor kinderen en kunnen niet aansprakelijk zijn voor elke keer dat echte en redelijke zorgen over de veiligheid van kinderen ten opzichte van hun familie achteraf onwaar blijken”.
voorlopigeondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Dat zijn maatregelen van korte duur die er mede toe strekken om meer duidelijkheid over de feitelijke situatie te verkrijgen. Daarvoor was nader onderzoek noodzakelijk, nu er ten tijde van indiening van het verzoek nog geen volledige duidelijkheid bestond over de ernst van de situatie van de kinderen, in het bijzonder of sprake was van kindermishandeling, de gezinssituatie en de rol van [eiser] in dat alles.
1.390,00(2 punt × tarief € 695,00)