In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, die een machtiging voorlopig verblijf (mvv) aanvroeg in het kader van nareis asiel, had eerder een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij haar identiteit en de familierechtelijke relatie met haar referent niet had aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de identiteit van eiseres en dat de enkele verwijzing naar een algemeen ambtsbericht niet voldeed aan de vereisten van zorgvuldigheid en motivering. Eiseres had documenten overgelegd ter onderbouwing van haar identiteit, maar verweerder had deze niet adequaat beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.