ECLI:NL:RBDHA:2019:6633
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Frankrijk niet aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen, en dat er geen reden is om aan te nemen dat hij zonder een inhoudelijke behandeling van zijn asielverzoek naar Syrië zal worden teruggestuurd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de aanvraag van eiser aan zich te trekken, en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening.