ECLI:NL:RBDHA:2019:6625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
C/09/563208 / FA RK 18-8339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar het buitenland in het kader van echtscheiding met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juli 2019 een tussenbeschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw, waarbij de vrouw verzocht om vervangende toestemming om met de minderjarige kinderen naar Noorwegen te verhuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het belang van de kinderen om frequent contact met hun vader te hebben zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om met de kinderen naar het buitenland te verhuizen. De rechtbank heeft de vrouw geen vervangende toestemming verleend, omdat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat er een objectieve dringende noodzaak is voor de verhuizing. De rechtbank heeft ook overwogen dat de kinderen geworteld zijn in Nederland en dat de huidige co-ouderschapsregeling in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft de behandeling van andere verzoeken, zoals de hoofdverblijfplaats van de kinderen en alimentatie, aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om in onderling overleg tot een regeling te komen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 18-8339 (scheiding) / FA RK 19-2603 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/563208 (scheiding) / C/09/571400 (verdeling)
Datum beschikking: 2 juli 2019

Scheiding

Beschikking op het op 9 november 2018 ingekomen verzoek van:

[Y]

de man,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. E.D.A. Geleijns te ‘s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de vrouw,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. M. Braat te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 16 november 2018, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de F9-formulieren van 30 januari 2019 en 14 februari 2019 van de zijde van de vrouw;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift, met begeleidende brief van 2 april 2019;
- het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoekschrift;
- de brief van 24 mei 2019, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- de brief van 28 mei 2019 van de zijde van de man;
- het F9-formulier van 29 mei 2019, met bijlage, van de zijde van de vrouw.
Op 4 juni 2019 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, alsmede de Raad voor de Kinderbescherming in de persoon van mevrouw [medewerker RvdK] . Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot echtscheiding met de volgende nevenvoorzieningen:
- de vrouw te verbieden om met de minderjarige kinderen van partijen te verhuizen naar een plaats die is gelegen buiten een straal van 25 kilometer van de huidige school van de kinderen, te weten de [naam basisschool] aan de [adres] te [woonplaats] , althans de vrouw te verbieden naar het buitenland (Noorwegen) te verhuizen en de vrouw in beide gevallen te verbieden om de kinderen op een andere basisschool in te schijven en haar te gebieden de minderjarige kinderen ingeschreven te laten staan op de voornoemde basisschool;
-
primair:
te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen de hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben en een zorgregeling met de vrouw zullen hebben;
subsidiair:
te bepalen dat als de kinderen de hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben en in [woonplaats] Nederland, woonachtig zijn en blijven er tussen de man en de kinderen een zorgregeling zal zijn als volgt:
elke week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de vrouw desgevraagd om de 3 à 4 weken in de gelegenheid zal worden gesteld gedurende enkele uren met de kinderen door te brengen en om de week woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend naar school;
meer subsidiair:
een zorgregeling vast te stellen die de rechtbank in het belang van de kinderen acht;
- te bepalen dat de zorg tijdens de vakanties en feestdagen bij helfte zal plaatsvinden overeenkomstig het als productie 3 aangehechte vakantieschema, indien de vrouw in Nederland woonachtig blijft;
- te bepalen dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning en het gebruik van de echtelijke woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken te [woonplaats] aan de [adres echtelijke woning] gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking voort te zetten;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen de verzochte nevenvoorzieningen met uitzondering van het door de man verzochte voortgezette gebruik van de echtelijke woning, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vrouw zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met de volgende nevenvoorzieningen:
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw wordt bepaald waarbij aan de vrouw waar nodig vervangende toestemming wordt verleend om zich met ingang van augustus 2019 samen met de minderjarigen in [plaatsnaam] , Noorwegen, te vestigen;
- te bepalen dat een zorgregeling zal gelden waarbij het uitgangspunt is dat de minderjarigen en de man iedere schoolvakantie elkaar zullen zien, waarbij jaarlijks door partijen een concrete invulling van de regeling wordt gemaakt;
- te bepalen dat de man maandelijks een weekend met de minderjarigen in Noorwegen zal doorbrengen, waarbij de man en de minderjarigen in de woning van de vrouw kunnen verblijven;
- te bepalen dat de vrouw maandelijks een verslag met foto’s aan de man zal sturen over de ontwikkeling van de minderjarigen;
- te bepalen dat de minderjarigen in ieder geval twee keer per week een bel/FaceTime/Skypecontact zullen hebben of zoveel vaker als de man of kinderen wensen;
- de verdeling van de eenvoudige gemeenschap en de afrekening overeenkomstig het finaal verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden vast te stellen, zoals in een later stadium in deze procedure zal worden verzocht en vast te stellen welk bedrag welke partij aan de andere partij verschuldigd zal zijn en die partij tot betaling daarvan te veroordelen;
- te bepalen dat de man aan de vrouw een nog nader te concretiseren bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal voldoen;
- te bepalen dat de man aan de vrouw nog een nader te concretiseren bedrag aan partneralimentatie zal voldoen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen de door de vrouw verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Voorts heeft de man aanvullend verzocht:
- de eventueel door de rechtbank te nemen toewijzende beslissing op het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen om met ingang van augustus 2019 met de kinderen naar [plaatsnaam] , Noorwegen, te verhuizen en zich daar met de kinderen te vestigen niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
- vast te stellen, een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, dat de man gerechtigd is om de kinderen in de zomervakantie 2019 in de weken (zoals ter zitting gewijzigd) 1, 2 en 6 bij zich te hebben, althans 3 weken zoals door de rechtbank te bepalen.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2011 te [huwelijksplaats]
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats]
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
- De man heeft de Belgische nationaliteit en de vrouw heeft de Noorse nationaliteit.
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen met een finaal verrekenbeding.

Beoordeling

Echtscheiding
Rechtsmacht
Nu beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Ontvankelijkheid
Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd overeenkomstig artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek tot echtscheiding, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Dat partijen er niet in slagen om samen een ouderschapsplan op te stellen heeft te maken met de wens van de vrouw om eind augustus 2019 samen met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen. Nu partijen tegengestelde belangen hebben op dit punt is de verwachting niet dat zij zonder beslissing van de rechtbank tot een ouderschapsplan zullen komen. Partijen hebben de verwachting uitgesproken dat zij – als de rechtbank eenmaal een beslissing heeft genomen over de verhuiswens van de vrouw – de overige gevolgen van de scheiding met betrekking tot de kinderen in onderling overleg zullen kunnen regelen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Toepasselijk recht
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is erkend en staat dus in rechte vast, zodat het daarop steunende, over en weer gedane verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
Hoofdverblijfplaats kinderen/verhuizing Noorwegen
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de verzoeken met betrekking tot de verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Noorwegen.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen volgt dat voor partijen de meest prangende vraag is of de vrouw vervangende toestemming krijgt om met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen. Partijen hebben ter zitting aangegeven dat zij, zodra de rechtbank hierover een beslissing heeft genomen, in onderling overleg willen bezien of zij ten aanzien van de overige gevolgen van de echtscheiding tot een minnelijke regeling kunnen komen. Zoals ter zitting met partijen besproken, zal de rechtbank zich daarom op dit moment beperken tot de beantwoording van deze vraag.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de vrouw, om te mogen verhuizen met de kinderen naar Noorwegen, toestemming van de man nodig heeft. Nu de ouders het hierover niet eens worden zal de rechtbank hierover, zoals verzocht, een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient de rechtbank – conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Het gaat hier om de volgende omstandigheden en belangen:
 het recht en belang van de vrouw om te verhuizen en in vrijheid haar leven (opnieuw) in te richten;
 de noodzaak voor de vrouw om te verhuizen;
 de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
 de door de vrouw geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de man te verzachten en/of te compenseren;
 de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
 de rechten van de man en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
 de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
 de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de man voor en na de verhuizing;
 de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij zijn geworteld in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
 de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek om naar Noorwegen te mogen verhuizen – samengevat – het volgende gesteld. De vrouw is Noorse en is in 1998 voor studie aan het conservatorium naar Nederland gekomen. Na haar studie is de vrouw in Nederland blijven wonen en heeft zij de man ontmoet. In 2011 zijn partijen getrouwd. Hoewel de vrouw altijd de wens heeft gehad terug te keren naar Noorwegen en partijen hier ook over hebben gesproken, is het hier nooit van gekomen. Nederland is voor de vrouw altijd een tussenstop geweest. De wens om naar Noorwegen terug te keren is sinds de geboorte van de kinderen sterk gegroeid, nu de vrouw de kinderen graag een Noorse opvoeding zou willen meegeven. De man en de vrouw komen beiden niet uit Nederland en hebben hier geen familie. De familie van de man woont in België en de familie van de vrouw woont in Noorwegen. De vrouw zou het heel fijn vinden als de kinderen dichtbij hun familie kunnen opgroeien en zou zelf ook graag weer dichterbij haar familie willen zijn. De vrouw is een natuurmens en houdt van het buitenleven. Zij zou graag willen dat de kinderen meer in contact met de natuur opgroeien. Voorts is de levensstandaard in Noorwegen hoog en zijn de voorzieningen voor kinderen erg goed. De vrouw kan haar werkzaamheden daar zo inrichten dat zij de kinderen naar school kan brengen en ’s middags thuis kan zijn. Dit geeft veel rust en is in lijn met wat de kinderen tijdens het huwelijk gewend waren. Bij de man is er sprake van een versnipperd oppasrooster, hetgeen zijn weerslag heeft op de kinderen. Afgelopen zomer heeft de vrouw ook weer contact gekregen met een oude vriend uit Noorwegen. Er is veel contact geweest in de afgelopen maanden en de vrouw zou mede vanwege haar relatie met deze man graag naar Noorwegen gaan. De vrouw heeft een conservatoriumopleiding in oude muziek gedaan. Zij bespeelt blaasinstrumenten zoals blokfluit en cornetto. In Nederland heeft de vrouw af en toe een muziekproject waar zij aan bijdraagt, maar haar inkomen uit muziekwerkzaamheden is in Nederland verwaarloosbaar. Daarnaast heeft de vrouw een eigen taalpraktijk waar zij Noorse les geeft, maar ook de inkomsten uit die praktijk staan sinds de invoering van de BTW-heffing op (taal)onderwijs onder druk. Sinds de komst van de kinderen hebben partijen gezamenlijk besloten dat de vrouw thuis zou zijn met de kinderen. Als gevolg hiervan is de afstand van de vrouw tot de arbeidsmarkt vergroot. Het jaarinkomen van de vrouw bedraagt omstreeks € 8.000,-- en is daarmee veel te laag om van te kunnen leven. De werksituatie is in Noorwegen vele malen gunstiger, nu daar meer banen in het muziekonderwijs zijn en de vrouw er zeker van is dat zij op korte termijn in Noorwegen aan het werk zou kunnen gaan. De vrouw heeft al een aantal toezeggingen voor tijdelijk werk. De salarissen in Noorwegen zijn goed en het leven in Noorwegen zou financieel gunstig zijn voor de vrouw, nu de huizen goedkoop zijn als gevolg waarvan de vrouw maar zeer beperkte lasten zou hebben. Als leerkracht zou de vrouw een inkomen kunnen genereren van omstreeks € 50.000,-- bruto per jaar. Een verhuizing naar Noorwegen biedt de vrouw de kans een zelfstandig bestaan op te bouwen, zodat zij niet afhankelijk zal zijn van partneralimentatie.
De man voert verweer en heeft aangevoerd dat de keuze van de vrouw om met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen een keuze is waaraan enkel subjectieve redenen ten grondslag liggen. De vrouw heeft volgens de man niet, althans onvoldoende, aangetoond dat er sprake is van een objectieve dringende noodzaak om met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen en dat de belangen van de kinderen en de man daarvoor dienen te wijken. Hij vindt dat het voornemen van de vrouw om met de kinderen te verhuizen niet in overeenstemming is met de op de vrouw rustende verantwoordelijkheid om (de ontwikkeling van) de band van de kinderen met de andere ouder te bevorderen noch met het wettelijk uitgangspunt dat een kind recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. De man betwist dat de vrouw in Noorwegen gemakkelijker aan een baan kan komen en een huis zal kunnen kopen. Hij betwist ook dat de mogelijkheden voor de vrouw op de Noorse arbeidsmarkt ruimer zijn dan die in Nederland en dat de vrouw op termijn in Noorwegen wel en in Nederland niet volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De initiatieven die de vrouw recent heeft ontplooid om meer eigen inkomen dan wel een vast inkomen te gaan verwerven, zien vooral op Noorwegen. In Nederland heeft de vrouw, voor zover de man kan overzien, weinig pogingen gedaan om meer inkomen te verwerven, althans dit is niet door haar gesteld of aangetoond. Als de vrouw zich met dezelfde energie op de Nederlandse arbeidsmarkt zou storten als op de Noorse, dan zou duidelijk worden dat er voor de vrouw ook in Nederland kansen zijn en dat de economische noodzaak voor de verhuizing ontbreekt, aldus de man.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw voert voor haar wens om met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen feitelijk twee redenen aan. De eerste reden is dat de vrouw Noorwegen mist. Zij wil dichter bij haar familie en haar huidige partner wonen en de kinderen een Noorse opvoeding meegeven. De tweede reden is dat een verhuizing naar Noorwegen de vrouw de kans biedt om een financieel zelfstandig bestaan op te bouwen. Ten aanzien van deze tweede reden is de rechtbank van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat zij in Noorwegen wel in staat is om een financieel zelfstandig bestaan op te bouwen en in Nederland niet. De vrouw heeft ter zitting weliswaar gesteld dat zij in Nederland bij diverse scholen heeft gesolliciteerd en dus moeite heeft gedaan om werk te vinden, maar zij heeft dit niet aangetoond met stukken. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw niet heeft laten zien dat er voor haar geen mogelijkheden tot inkomstenverweving in Nederland zijn te realiseren. Ook heeft de vrouw (met de door haar overgelegde stukken) niet aangetoond dat zij in Noorwegen structureel over een dusdanig inkomen zal kunnen beschikken dat zij daarmee volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het voor de vrouw noodzakelijk is om voor een financieel zelfstandig bestaan naar Noorwegen te verhuizen. Dit neemt niet weg dat de rechtbank de wens van de vrouw om dichter bij haar familie en haar huidige partner te wonen invoelbaar acht, zeker omdat zij geen verdere familie in Nederland heeft. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het voor de vrouw noodzakelijk is om te verhuizen.
Of de rechtbank de door de vrouw verzochte vervangende toestemming zal verlenen, hangt daarom in grote mate af van de mate waarin de belangen van de man en de kinderen daardoor worden geschaad. In dat kader overweegt de rechtbank dat er op dit moment sprake is van een co-ouderschapsregeling ten aanzien van de kinderen, waarbij zij afwisselend een week bij de man of vrouw doorbrengen, het wisselmoment plaatsvindt op vrijdagmiddag uit school en de vrouw in de week waarin de kinderen bij de man zijn in Noorwegen verblijft. De vrouw heeft naar voren gebracht dat zij gedurende het huwelijk voornamelijk de zorg over de kinderen had. Niet weersproken is echter dat de man in de weekenden de zorg over de kinderen op zich nam als de vrouw aan het werk was. Voor zover de vrouw bedoelt te stellen dat de man een gering aandeel had in de zorg over de kinderen, gaat de rechtbank daar om die reden aan voorbij. De vrouw heeft verder gesteld dat indien de rechtbank vervangende toestemming zal verlenen voor een verhuizing naar Noorwegen dat voor haar alles bespreekbaar is om de man alternatieven te bieden om de gevolgen van de verhuizing te verzachten/compenseren. De man heeft hierop voldoende aangetoond dat het geen realisitische optie is om iedere maand een weekend naar Noorwegen af te reizen – gezien zijn werk, de lange reistijd (van meer dan tien uur enkele reis) en de korte duur die hij dan met de kinderen zal kunnen doorbrengen – en dat de zorgregeling er dan feitelijk op zal neerkomen dat de man de kinderen enkel ziet tijdens vakanties. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een te grote verschraling van de huidige co-ouderschapsregeling, zodat de rechtbank de door de vrouw geboden alternatieven ontoereikend acht. De man heeft er daarom belang bij dat de kinderen niet naar Noorwegen zullen verhuizen. Dat bij de man sprake is van een wat versnipperd oppasrooster maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het in het belang van de kinderen is om te verhuizen naar Noorwegen, ver weg van hun vader. Daarbij zijn de kinderen geworteld in Nederland, nu hun sociale- en schoolleven zich tot op heden grotendeels daar heeft afgespeeld. Tot slot kan de vrouw met de kinderen ook aandacht besteden aan de Noorse cultuur vanuit Nederland, zoals zij ook tot op heden heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op dit moment het belang van de kinderen om in Nederland te blijven en om frequent contact met hun vader te hebben en het belang van de man om het veelvuldige contact met zijn kinderen ongestoord te kunnen voortzetten, zwaarder weegt dan het belang van de vrouw om met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen. De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met de kinderen naar Noorwegen afwijzen.
Nu de rechtbank de vrouw geen vervangende toestemming zal verlenen om met de kinderen naar Noorwegen te verhuizen, zal de rechtbank het verzoek van de man om de vrouw te verbieden om met de kinderen te verhuizen als ingetrokken beschouwen, zoals ter zitting is besproken.
Teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om te bezien of zij de overige gevolgen van de scheiding met betrekking tot de kinderen in onderling overleg kunnen regelen, zal de rechtbank de behandeling van de verzoeken tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen aanhouden als na te melden.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken en informatieregeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Ter zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling tijdens de zomervakantie 2019, in die zin dat de kinderen in de weken 1, 2 en 6 van deze zomervakantie bij de man en in de weken 3,4 en 5 bij de vrouw zullen verblijven. De rechtbank zal op verzoek van partijen dienovereenkomstig beslissen.
De rechtbank zal de behandeling van de verzoeken inzake de zorg- en informatieregeling voor het overige aanhouden als na te melden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om te bezien of zij deze onderwerpen in onderling overleg kunnen regelen.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu man en de vrouw in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal de behandeling van het verzoek aanhouden als na te melden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om te bezien of zij dit onderwerp in onderling overleg kunnen regelen.
Partneralimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de man en de vrouw in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het alimentatieverzoek.
Op het verzoek tot alimentatie voor de vrouw zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal de behandeling van het verzoek aanhouden als na te melden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om te bezien of zij dit onderwerp in onderling overleg kunnen regelen.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden.
Niet gebleken is dat partijen vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen. Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Nederlandse recht, nu de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Nederland en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.
Inhoudelijke beoordeling
De rechtbank zal de behandeling van het verzoek aanhouden als na te melden, teneinde partijen in de gelegenheid te stellen om te bezien of zij de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden in onderling overleg kunnen regelen.
Voortgezet gebruik echtelijke woning
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek ter zake van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en wordt dit volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw heeft aangegeven dat zij kan instemmen met het verzoek van de man ter zake van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Ter zitting heeft de vrouw verzocht of zij nog wel gebruik mag maken van de muziekruimte onder de woning. De man heeft hiermee ingestemd. De rechtbank gaat ervan uit dat man de vrouw hiertoe de benodigde toegang zal verschaffen.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] op [huwelijksdatum] 2011;
wijst af het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met ingang van augustus 2019 met de minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ,
naar [plaatsnaam] , Noorwegen te verhuizen;
bepaalt dat voormelde minderjarige kinderen tijdens de zomervakantie 2019 bij de man zullen zijn in de weken 1, 2 en 6 en bij de vrouw in de weken 3,4 en 5 van deze zomervakantie en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning te [woonplaats] , [adres echtelijke woning] , en het gebruik van de zaken, die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de man wordt bewoond en aan de vrouw uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de informatieregeling, de kinder- en partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aan tot
1 oktober 2019 pro forma, in afwachting van het resultaat van het tussen partijen te houden overleg;
uiterlijk veertien dagen vóór voornoemde pro formadatum dienen partijen zich schriftelijk uit te laten over het resultaat van het tussen hen gehouden overleg en de voortgang van deze procedure;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de informatieregeling, de kinder- en partneralimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaardenaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.S. Vonck, M.J.C. Dijkstra en J.T.W. van Ravenstein, rechters, tevens kinderrechters, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2019.