ECLI:NL:RBDHA:2019:6582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
09/755080-18
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Straatroof en diefstal met geweld door meerderjarige verdachte, toepassing volwassenenstrafrecht ondanks jeugdstrafrechtelijke omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof, poging tot diefstal en winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 2000 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de feiten 18 jaar oud. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven tot toepassing van het jeugdstrafrecht, het volwassenenstrafrecht moest worden toegepast vanwege het te volgen hulpverleningstraject. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen met geweld afnemen van een Breitling horloge van een slachtoffer op 3 augustus 2018, en van een poging om gouden kettingen van hetzelfde slachtoffer te stelen. Daarnaast werd hij beschuldigd van het stelen van sokken bij een winkel op 1 maart 2019.

Tijdens de zitting op 13 juni 2019 heeft de officier van justitie geëist dat de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard zouden worden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, en heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten en heeft een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder begeleiding door de reclassering en een contactverbod met een medeverdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn verleden en de ernst van de feiten, een hoog recidiverisico vertoont, en dat het noodzakelijk is om hem te begeleiden in zijn re-integratie in de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/755080-18
Tul 09/818442-16
Datum uitspraak: 27 juni 2019
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft dit vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2000,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
momenteel preventief gedetineerd in R.I.J. De Hartelborgt Opvang te Spijkenisse,
Borgtweg 1.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op de zitting van 13 juni 2019 behandeld.
De officier van justitie in deze zaak is mr. K.J.R. van Halderen en de raadsman van de verdachte is mr. H.P.J. van der Eerden.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 3 augustus 2018 te Den Haag samen met een ander of anderen met geweld een Breitling horloge van [slachtoffer] heeft weggenomen en ook dat hij dezelfde nacht, op een eerder moment, samen met een ander of anderen met gebruik van geweld heeft geprobeerd een gouden ketting van de nek van
[slachtoffer] weg te nemen (feiten 1 en 2). Ook wordt de verdachte verweten dat hij op
1 maart 2019 te Den Haag bij [bedrijf 1] een paar sokken heeft weggenomen (feit 3).
Deze drie feiten staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage I deel uitmaakt van
dit vonnis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 aangegeven geen reden te hebben om aan de aangifte en de verklaring van de [getuige] te twijfelen, temeer nu zij hun verklaring bij de rechter-commissaris hebben bevestigd en deze verklaringen ook op onderdelen door de camerabeelden worden bevestigd. Daar komt, aldus de officier van justitie, nog bij dat [medeverdachte] bij zijn inbewaringstelling heeft verklaard dat hij samen met de verdachte was. De verklaring van de verdachte dat hij [medeverdachte] niet kent en op 3 augustus 2018 niet samen met hem op [locatie] was, vindt de officier van justitie kennelijk leugenachtig.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van feit 1 bepleit en zich ten aanzien van feit 2 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 aangegeven dat hij de verklaring van [aangever] en de verklaring van de [getuige] volstrekt ongeloofwaardig vindt. De raadsman heeft voorts betoogd dat het horloge geen echt Breitling-horloge kan zijn. De raadsman heeft daartoe een foto van een echt Breitling horloge, type Navytimer, overgelegd en de verschillen tussen dit horloge en het horloge op de door aangever ingediende foto besproken. Dat de aangever geen vordering benadeelde partij heeft ingediend ziet de raadsman als onderbouwing van zijn standpunt dat het geen echt Breitling-horloge betreft en dat de verklaring van de aangever onbetrouwbaar is.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangegeven dat de verdachte in die tijd in een psychose verkeerde en niet meer weet wat hij wel of niet in de winkel had aangetrokken.
Bij zijn fouillering werden witte sokken onder zijn eigen sokken aangetroffen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2 [1]
Op 3 augustus 2018 tussen 05.00 en 05.15 zat [slachtoffer] (verder: aangever) samen met een vriend, [getuige] , op een bankje op [locatie] te Den Haag na te praten over het feest in [bedrijf 3] dat net was afgelopen. Hij werd benaderd door twee jongens. Dader 1 beschuldigde hem van ruzie met zijn broertje en zei ”trek af, trek af”. Dader 1 ging gelijk met beide handen in de richting van de hals van aangever. Om de hals van aangever zaten twee gouden kettingen. Dader 2 probeerde de kettingen vanaf de achterzijde van de nek van aangever los te maken. Dit lukte niet. Aangever hield zijn kettingen met beide handen vast.
Dader 1 riep naar enkele andere jongens dat ze moesten komen en zij kwamen erbij staan.
Aangever zat nog steeds op het bankje en dader 1 greep hem met beide handen bij zijn keel en kneep heel hard zijn keel dicht. Aangever rukte zich los en liep samen met zijn vriend weg in de richting van de grote Kerk. Aangever liep de Halsstraat in en werd toen ineens bij zijn arm gepakt door dader 1.
Daarna kreeg aangever een harde stomp op zijn rechteroor van dader 1. Deze stomp deed erg veel pijn. Door de stomp was de bril van aangever afgevallen en toen hij bukte om zijn bril te pakken, voelde hij ongeveer tien harde stompen tegen zijn hoofd. Ook heeft aangever enkele stompen tegen zijn rechterzij en rechterschouder gekregen. Aangever zocht zijn bril met beide handen waardoor het Breitling-horloge van zijn opa, een erfstuk, om zijn linkerpols zichtbaar werd. Dader 2 trok het horloge daarop van zijn linkerpols. Op dat moment stonden er ongeveer tien jongens om hem heen. Nadat het horloge was weggenomen, liepen alle jongens in de richting van [bedrijf 3] . Aangever was erg geschrokken en is rond 07.00 uur naar de eerste hulp van het Westeinde Ziekenhuis te Den Haag gegaan. De arts vertelde hem dat hij een lichte hersenschudding [2] had. Aangever kent dader 2 van de straat. Hij staat op Facebook onder de naam [verdachte] . Hij heeft de foto van Facebook overhandigd aan de politie. [3]
Bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat hij dader 2 van buiten kende als [verdachte] . Dat is [verdachte] . Toen dader 1 zei dat aangever ruzie met zijn broertje had gemaakt, wees hij [verdachte] aan. Hij zei dat aangever niet moeilijk moest doen. [verdachte] knikte. [verdachte] wilde zijn kettingen van achteren losmaken. Ook heeft de aangever verklaard dat hij toen hij wegliep al zijn sieraden, behalve zijn horloge, in zijn broekzak had gedaan.
Nadat aangever door dader 1 een paar keer op zijn hoofd was geslagen, is hij ook door de andere jongens geslagen. Aangever heeft verklaard rake klappen te hebben gehad.
Op het moment dat hij zijn bril zocht, pakte [verdachte] het horloge met veel geweld van zijn pols en trok het kapot. [verdachte] had het horloge vast. [4]
Op de camerabeelden, die op 3 augustus 2018 op [locatie] zijn opgenomen, is te zien dat aangever samen met [getuige] op een bank zit en dat dader 1 en dader 2 (door verbalisant als verdachte 1 en 2 aangeduid) naar hen toelopen en bij de bank blijven staan. Dader 1 praat tegen aangever en strekt zijn rechterhand uit naar de hals van aangever. Aangever duwt zijn hand weg. Dader 1 gaat nogmaals met beide handen richting aangever, die beide handen wegduwt. Ondertussen staat dader 2 achter dader 1 en is hij deels buiten beeld. Dader 1 wenkt naar een groep jongens en die komen aanlopen. Terwijl er een steeds grotere groep mannen om hen heen komt staan, strekt dader 1 weer zijn handen uit richting de nek van aangever, die ze weer wegduwt. Ondertussen is te zien dat dader 2 met een arm en hand richting aangever komt.
Aangever wordt op een gegeven moment met zijn borst en hoofd helemaal naar achteren geduwd. Ter hoogte van zijn hals is wit te zien, kennelijk de mouwen van het jack van
dader 1. Aangever staat op en wordt teruggeduwd en vervolgens staat hij weer op en loopt hij weg. Ondertussen stopt hij iets in zijn linkerbroekzak. [5]
[getuige] (verder: [getuige] ) heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij samen met zijn vriend [naam 1] , aangever, op 3 augustus 2018 op een bankje zat op [locatie] toen er twee jongens aan kwamen lopen. Een grote brede jongen (verder: dader 1) sprak aangever aan met een verhaal dat aangever zijn vriend, de kleinere jongen (verder: dader 2) zou hebben geslagen. Aangever bleef dat ontkennen, waarop dader 1 voorover boog en zei ”geef me je chains”. Aangever zei nee. Dader 1 greep naar de gouden kettingen van aangever. Aangever hield zijn kettingen vast.
Ook dader 2 probeerde de kettingen te pakken, maar werd door aangever weggeduwd.
Op een gegeven moment stond aangever op en liepen hij en [getuige] heel hard weg.
Ter hoogte van [bedrijf 2] werd aangever tegen de muur geduwd en werd aangever door een grote groep jongens op zijn hoofd geslagen. Aangever werd door meerdere jongens geslagen. Dader 1 gaf aangever een vuistslag in zijn maag. Dader 2 stond erbij. Toen de jongens wegrenden, zei aangever dat zijn horloge was gepakt. De getuige had eerder die avond gezien dat aangever een Breitlinghorloge om had. [6]
Uit onderzoek van de politie blijkt dat de Facebook-foto van [verdachte] die aangever aan de politie heeft gegeven, overeenkomt met de SKDB-foto van [verdachte] . [7]
Dader 1 is door een verbalisant in een winkel herkend van de camerabeelden. Zijn personalia bleken te zijn [medeverdachte] . [8]
De verdachte is volgens een verklaring van [medeverdachte] uit 2015 een
ex-schoonbroertje van [medeverdachte] . [9]
Op de beelden die in [bedrijf 3] zijn opgenomen, eerder die nacht, zijn beide verdachten ook te zien. [10]
[medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris tijdens zijn verhoor in het kader van de inbewaringstelling verklaard dat hij op 3 augustus 2018 samen met [verdachte] was.
Ook heeft hij verklaard dat hij aangever inderdaad bij zijn keel heeft gepakt en even later achter hem aan is gerend en hem heeft geduwd en geprobeerd te slaan. [11]
De verdachte heeft bij de politie en ter zitting ontkend iets met beide feiten te maken te hebben gehad. Bij de politie en ook ter zitting heeft de verdachte verklaard [medeverdachte] niet te kennen, zeker ook niet als zijn ex-schoonbroertje, en ook op 3 augustus 2018 niet met hem samen te zijn geweest. De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij niet in [bedrijf 3] was de betreffende nacht. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij wel in [bedrijf 3] op het feest was, maar dat hij daarna niet op [locatie] is blijven rondhangen, maar meteen naar huis is gegaan.
De verdachte heeft verklaard aangever niet te hebben geslagen en ook niet te hebben geprobeerd zijn ketting te pakken. Ook heeft de verdachte verklaard het horloge van aangever niet te hebben weggenomen
Dat aangever hem kent, wil volgens de verdachte nog niet zeggen dat hij aangever ook kent. Veel mensen kennen hem, maar hij kent hen niet. De verdachte heeft ter zitting wel bevestigd dat hij de persoon is op de Facebook-foto die aangever aan de politie heeft overhandigd.
Er bestaat bij de rechtbank op grond van voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, waaronder het noemen van de naam van de verdachte door de aangever en ook door zijn [medeverdachte] , geen twijfel dat de verdachte dader 2 is.
De rechtbank is gelet op de wisselende verklaringen van de verdachte, alsmede op voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij ten onrechte als dader 2 wordt aangemerkt en dat hij met de aan hem verweten feiten niets te maken heeft, ongeloofwaardig is.
Uit de weergegeven bewijsmiddelen is, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende komen vast te staan dat de verdachte samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd de gouden kettingen van aangever weg te nemen en ook dat hij samen met anderen het horloge van aangever heeft weggenomen.
Of dit horloge een echt Breitling-horloge was of - zoals door de raadsman is betoogd - een nep Breitling-horloge betreft, maakt voor de bewezenverklaring van hetgeen hem wordt verweten niets uit.
Dat er sprake is geweest van medeplegen, in die zin dat de verdachte een intellectuele en/of materiële bijdrage heeft gehad die van voldoende gewicht is geweest, maakt de rechtbank op uit de verklaring van aangever in samenhang met die van [getuige] , ondersteund door de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
Gelet op het hiervoor genoemde acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met een ander dan wel anderen de feiten 1 en 2 heeft begaan.
Feit 3 [12]
Op 1 maart 2019 wordt de verdachte op het politiebureau gefouilleerd, nadat hij op verdenking van winkeldiefstal bij [bedrijf 1] aan [adres 1] te Den Haag is aangehouden [13] . In deze fouillering trof verbalisant een paar lage witte Nike sokken aan, die de verdachte onder zijn eigen sokken droeg. [14]
Zoals blijkt uit de aangifte [15] en de aanvulling hierop [16] zijn deze sokken weggenomen bij [bedrijf 1] . De witte sokken maakten deel uit van een set sportsokken die incompleet is teruggevonden onder het krukje in de paskamer waar de verdachte gebruik van had gemaakt.
De verdachte heeft bij de politie, bij de rechter-commissaris en ook ter zitting ontkend deze sokken te hebben weggenomen. De verdachte heeft ter zitting ook aangegeven in die tijd in de war te zijn geweest.
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
op 1 maart 2019 te Den Haag witte Nike sokken heeft weggenomen, die toebehoorden aan
[bedrijf 1] .
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank is op grond van de onder paragraaf 3.3 genoemde bewijsmiddelen overtuigd dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd.
De bewezenverklaring staat vermeld in bijlage II, die deel uitmaakt van dit vonnis.

4.De strafbaarheid van de feiten en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

5.De straf en/of maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte, met toepassing van het volwassenenstrafrecht, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
De officier van justitie heeft voorts geëist dat het toezicht en de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen zijn.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vraag welk sanctierecht dient te worden toegepast gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte is gebaat bij hulp en is bereid zich aan alle bijzondere voorwaarden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, te houden. De raadsman verzoekt de rechtbank wel de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf te matigen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Om te bepalen welke straf en/of maatregel voor de verdachte gepast is, kijkt de rechtbank naar de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder ze zijn begaan en ook naar de persoon van de verdachte.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan een straatroof en een poging daartoe. Het slachtoffer is hierbij meerdere malen op zijn hoofd en lichaam geslagen, terwijl ondertussen zijn horloge is gestolen. Dit horloge had grote emotionele waarde voor het slachtoffer, nu dit van zijn overleden opa is geweest.
Eerder die nacht heeft de verdachte samen met een ander ook al geprobeerd de gouden kettingen van het slachtoffer te stelen. Hierbij is het slachtoffer bij zijn keel gepakt en is zijn keel dichtgeknepen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten nog gedurende langere tijd nadelige psychische en/of lichamelijke gevolgen van hetgeen hun is aangedaan, kunnen ondervinden. Door geweldsdelicten nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe.
Door de sokken bij [bedrijf 1] weg te nemen heeft de verdachte geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Daarnaast zien winkeliers zich door de vele diefstallen genoodzaakt extra beveiligingsmaatregelen te nemen, waarvan de kosten worden doorberekend in de prijzen van de goederen die zij verkopen. Aldus is de maatschappij als geheel de dupe van de winkeldiefstallen.
De persoon van de verdachte
Bij de bepaling van de strafmaat weegt de rechtbank mee dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 8 maart 2019, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten.
Van zijn laatste, deels voorwaardelijke, veroordeling heeft de verdachte kennelijk niets geleerd, nu hij zich in de proeftijd van deze veroordeling opnieuw schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft de rapporten gelezen van de Stichting Jeugdbescherming west, Reclassering Nederland en van de psycholoog en de psychiater.
De psycholoog en de psychiater hebben vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis in remissie en een (ernstige) stoornis in het gebruik van cannabis.
Ten tijde van het ten laste gelegde (de rechtbank merkt op dat dit ziet op de feiten 1 en 2) was er nog geen sprake van een psychotische stoornis, wel van een normoverschrijdende gedragsstoornis en van een stoornis in het gebruik van cannabis.
Er kan door beide deskundigen, gelet op de ontkenning van de verdachte, geen betrouwbare uitspraak worden gedaan over de doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de tenlastelegging en daarmee over de mate van toerekenbaarheid.
Omdat een eventuele doorwerking in het ten laste gelegde niet kan worden vastgesteld, kan niet een goed onderbouwde uitspraak worden gedaan over het risico op recidive.
In algemene zin kan worden gezegd dat de verdachte in het verleden weinig begeleidbaar is gebleken. Hij heeft weinig probleeminzicht en gebruikt sinds enige maanden een antipsychoticum. Hij is ontslagen en zijn zelfredzaamheid en coping vaardigheden lijken nogal beperkt te zijn. Er is sprake van misbruik van cannabis. Positief is dat hij wel meewerkt aan de behandeling en dat hij zich niet actief verzet tegen gebruik van medicatie.
Er is aanleiding om het jeugdstrafrecht te adviseren.
Een echt strafadvies ter preventie van recidive kunnen beide deskundigen niet geven.
Geadviseerd wordt om de verdachte onder toezicht van de reclassering te stellen.
De verdachte heeft praktische ondersteuning nodig bij het vinden van een woonvoorziening, dagbesteding en vrijetijdsbesteding. Het is van belang dat de verdachte onderdeel uitmaakt van de maatschappij. Tevens wordt het van belang geacht dat de verdachte onder behandeling blijft bij een psychiater, temeer daar betrokkene wil stoppen met zijn medicatie dan wel deze wil afbouwen.
De reclassering adviseert blijkens het rapport van 5 juni 2019 het volwassenentrafrecht toe te passen, nu de reeds ingezette hulpverlening door Stichting Jeugdbescherming west onvoldoende effect heeft gehad, mede gelet op de zorgbehoefte van de verdachte.
Hoewel ook de reclassering door de ontkenning van de verdachte geen inschatting kan maken van het recidiverisico, kunnen nieuwe justitiecontacten niet worden uitgesloten.
Verder is geadviseerd aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door Reclassering Fivoor in het kader van de meldplicht, het zich laten begeleiden en behandelen door het Fact team van Fivoor, het verblijven in een instelling voor beschermd/begeleid wonen en een contactverbod met de [medeverdachte] . Het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de voorwaarden en het toezicht is aangewezen.
Op de zitting is van de zijde van Stichting Jeugdbescherming west meegedeeld dat
de verdachte sinds 2015 is begeleid door de jeugdreclassering en dat het advies van de reclassering in nauwe samenwerking met de jeugdreclassering tot stand is gekomen.
Gezien het hoge recidiverisico en de omstandigheid dat de verdachte in Rotterdam, in de buurt van zijn vader, wil gaan wonen wordt toepassing van het volwassenstrafrecht geadviseerd. Aangegeven is hierbij dat het ook een financiële kwestie betreft. De zorgvraag van de verdachte is groot. De hulp die het beste bij de verdachte aansluit en de kans op recidive zoveel mogelijk zal beperken, is begeleid/beschermd wonen in Rotterdam.
Dit wordt, bij toepassing van het jeugdstrafrecht, echter niet gefinancierd.
Meegedeeld is ook dat dadelijke uitvoerbaarheid aangewezen is om de begeleiding en de hulpverlening direct na de vrijlating van de verdachte te laten starten.
Teneinde de verdachte met een schone lei te laten beginnen, wordt bovendien geadviseerd de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen opdat de verdachte deze straf aansluitend kan uitzitten. Er ontstaat op deze manier tijd om de verdachte aan te melden bij Pameijer in Rotterdam voor een woonplek in een instelling voor beschermd/begeleid wonen, maar op welke termijn er een woonplek voor de verdachte voorhanden zou zijn kan niet worden gezegd.
Aangegeven is ook dat, indien de opgeschorte voorwaarden zullen herleven, bij brief van
11 juni 2019 is verzocht de oude schorsingsvoorwaarden te wijzigen, in die zin, dat deze worden vervangen door de voorwaarden die op dit moment door de reclassering zijn geadviseerd.
De rechtbank kan zich vinden in het door de reclassering gegeven strafadvies.
Hoewel de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij op 1 maart 2019 in de war was, omdat hij de medicatie die hij nodig had, niet altijd gebruikte, is het de rechtbank niet gebleken dat de verdachte feit 3 niet volledig toe te rekenen valt.
Toepasselijk recht
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het jeugdstrafrecht of het gewone strafrecht van toepassing is. De verdachte was tijdens het plegen van de feiten 18 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het gewone strafrecht aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte zelf of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, daar aanleiding voor geven.
Hoewel in het onderhavige geval de persoon van de verdachte wel aanleiding zou kunnen geven het jeugdstrafrecht toe te passen, geeft de proceshouding van de verdachte, het strafblad van de verdachte en het door de verdachte gevolgde en te volgen hulpverleningstraject dit niet.
Naar het oordeel van de rechtbank komt met name aan het te volgen hulpverleningstraject zwaarwegende betekenis toe. Om recidive te voorkomen en aan zijn toekomst te werken,
is de verdachte gebaat bij hulp en begeleiding via Reclassering Fivoor en via het Fact team van Fivoor. Zij zijn de juiste instanties om de verdachte te helpen, ook bij het vinden van een dagbesteding en een woonvoorziening, in het bijzonder de woonvoorziening in Rotterdam die de reclassering op dit moment op het oog heeft.
De rechtbank weegt hierbij mee dat de reeds via het jeugdstrafrecht ingezette hulpverlening niet tot het gewenste resultaat heeft geleid en de verdachte er ook niet van heeft weerhouden om nieuwe strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte beter gestraft kan worden met toepassing van het gewone strafrecht.
De op te leggen straf
De rechtbank komt tot de volgende straf. Zij houdt daarbij rekening met de ernst van de feiten, de oriëntatiepunten die gelden in soortgelijke gevallen, de leeftijd en ontwikkeling van de verdachte en de informatie van de psycholoog en de psychiater, Stichting Jeugdbescherming west en de reclassering.
De rechtbank is met de reclassering van mening dat een deels voorwaardelijke straf een passende straf is. Het onvoorwaardelijke deel van de detentie is gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Het voorwaardelijke strafdeel wordt opgelegd om er voor te zorgen dat de begeleiding van de reclassering kan worden voortgezet en het Fact team aan de slag kan om de verdachte te begeleiden, waarbij het gebruik van medicatie en het zoeken van een dagbesteding en huisvesting aandachtspunten zijn.
Het voorwaardelijke deel van de straf zal de verdachte alleen hoeven uit te zitten als hij zich gedurende de proeftijd van twee jaar niet aan de gestelde voorwaarden houdt. Hoewel de officier van justitie een proeftijd van drie jaar heeft gevorderd, acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar voldoende, temeer nu in verband met de psychiatrische problematiek van de verdachte een voorwaardelijke machtiging in het kader van de wet BOPZ achter de hand is.
De rechtbank sluit wat betreft de bijzondere voorwaarden aan bij het advies van de reclassering.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een straatroof en een poging daartoe.
Gelet op de hoge kans op recidive, die volgens de rechtbank uit het strafrechtelijke verleden van de verdachte blijkt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

6.De vordering tenuitvoerlegging

6.1
Inleiding
Bij vonnis van 7 juni 2018 van deze rechtbank, onherroepelijk geworden op 22 juni 2018, is de verdachte ter zake van (gekwalificeerde) diefstallen onder meer veroordeeld tot een jeugddetentie van 40 dagen, waarvan 21 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van het voorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie, te weten: 21 dagen.
6.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.4
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan de op dit moment bewezenverklaarde strafbare feiten.
Gelet hierop zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie van 21 mei 2019 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie toewijzen.
De rechtbank hoopt dat de verdachte deze straf aansluitend kan uitzitten in de justitiële jeugdinrichting waar hij thans verblijft, opdat hij daarna met een schone lei kan beginnen.
Ook gaat de rechtbank ervan uit dat de reclassering deze extra tijd zal gebruiken om een passende woonplek voor de verdachte te vinden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De straf is gebaseerd op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden op het moment van het plegen van de strafbare feiten.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3
diefstal;
verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen wat meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
gevangenisstraf voor de duur van 6 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
bepaalt dat
2 MAANDENvan deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zullen worden gelegd als de veroordeelde zich tot het einde van de proeftijd, die
2 jaaris, houdt aan de volgende voorwaarden:
- dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- dat hij zich zal melden bij de reclassering op het adres Johanna Westerdijkplein 40 te
Den Haag, op momenten waarop zij dat willen en zolang zij dat willen;
- dat hij zal meewerken aan begeleiding en behandeling door het Fact team van
Fivoor, zolang de reclassering dit nodig acht;
- dat hij zal verblijven in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of
maatschappelijke opvang en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling
met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit nodig acht;
- dat hij op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben
met [medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 2000, wonende [adres 2]
, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de politie toeziet op
handhaving van dit verbod;
de rechtbank geeft de reclasseringsinstelling Reclassering Fivoor opdracht om erop toe te zien dat de veroordeelde zich zal houden aan de voorwaarden en om hem daarbij te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- voor het vaststellen van zijn identiteit zal meewerken aan het nemen van
vingerafdrukken of een identiteitsbewijs (artikel 1 Wet op de identificatieplicht) zal laten
inzien;
- zal meewerken aan het reclasseringstoezicht en aan huisbezoeken
(artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht);
de rechtbank beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank van 7 juni 2018, gewezen onder parketnummer 09/818442-16, te weten
jeugddetentie voor de duur van 21 dagen;
bij voorkeur direct ten uitvoer te leggen in de justitiële jeugdinrichting waar de verdachte thans verblijft.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.B. Wijnholt, kinderrechter, voorzitter,
mr. C.F. Mewe, kinderrechter,
mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2019.
Mr. Wortelboer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlagen:
I) de tenlastelegging
II) de bewezenverklaring
Bijlage I. De tenlastelegging
Aan bovenbedoeld gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 03 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Breitling horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (meermalen) slaan/stompen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 3 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om geld en/of goederen van zijn gading en/of twee, althans een gouden ketting(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen is/zijn naar die [slachtoffer] toegelopen en/of (vervolgens) naar de ketting(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de keel van die [slachtoffer] te pakken en/of
(vervolgens) (met kracht) in die keel te knijpen;
3.
hij op of omstreeks 01 maart 2019 te 's-Gravenhage sokken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Bijlage II. De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 03 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een Breitling horloge, toebehorende aan
[slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het meermalen slaan/stompen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij op 3 augustus 2018 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf twee gouden kettingen,
dietoebehoorde
naan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen naar die [slachtoffer]
istoegelopen en vervolgens naar de kettingen van die [slachtoffer] heeft gegrepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door de keel van die [slachtoffer] te pakken en vervolgens met kracht in die keel te knijpen;
3.
hij op 01 maart 2019 te 's-Gravenhage sokken,
dietoebehoorde
naan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het nummer
2.Een geschrift, te weten medische informatie [naam 2] , SEH-arts Huisartsenpost Nacht.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , met bijlagen, p. 72-81.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 16 mei 2019.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 82-88.
6.Proces-verbaal verhoor [getuige] bij de rechter-commissaris d.d. 12 juni 2019.
7.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 89-91.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 94-98.
9.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 102-107.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 99-101.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris betreffende zijn
12.De hierna genoemde pagina’s zijn terug te vinden in het dossier van politie Eenheid Den Haag met het
13.Proces-verbaal van aanhouding door burger, p. 4-5.
14.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 38-40.
15.Aangifteformulier winkeldiefstal, met bijlage, p. 14-15.
16.Proces-verbaal van verhoor aangever, met bijlagen, p. 19-32.