ECLI:NL:RBDHA:2019:6576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
NL19.9892
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Koerd die dienstplicht in Turkije ontduikt

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Koerd van Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 16 maart 2019 asiel aangevraagd, omdat hij vreesde voor vervolging in Turkije vanwege zijn weigering om dienstplicht te vervullen. Hij stelde dat Koerdische dienstplichtigen in Turkije worden gedood en dat hij bij terugkeer beschuldigd zou worden van landverraad en terrorisme, wat zou leiden tot marteling en gevangenschap.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de vlucht vanwege de dienstplicht niet geloofwaardig vond. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn vlucht en de rechtbank vond onvoldoende bewijs dat hij een origineel document had overlegd dat zijn relaas kon ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico bestond voor eiser bij terugkeer naar Turkije, aangezien er geen actief opsporingsbeleid is voor dienstplichtontduikers en de meeste van hen niet worden vervolgd.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de ambtsberichten over de situatie in Turkije geen concrete aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de juistheid van de informatie die door de Staatssecretaris is verstrekt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer in Turkije een behandeling zal ondergaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft daarom de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.9892

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2019 in de zaak tussen

[EISER], eiser

(gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.S.R. Mangroelal).

ProcesverloopBij besluit van 26 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond.

Bij besluit van 7 januari 2019 is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaren opgelegd. Dit besluit is nog steeds van kracht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.9893, plaatsgevonden op 28 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting B.P. den Butter als tolk aanwezig.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op [GEBOORTEDATUM] 1994.
Eiser heeft op 16 maart 2019 een asielaanvraag ingediend. Aan de aanvraag ligt ten grondslag dat hij op 18-jarige leeftijd Turkije heeft verlaten vanwege de dienstplicht. Dienstplichtigen van Koerdische afkomst worden volgens eiser in het leger gedood. Verder zou het Turkse leger van hem eisen dat hij zijn eigen volk doodt. Bij terugkeer vreest hij te worden beschuldigd van landverraad en terrorisme, waardoor hij vreest voor martelingen en gevangenschap.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 identiteit en nationaliteit;
 de vlucht van eiser vanwege het niet vervullen van de dienstplicht.
3. Verweerder heeft eisers identiteit en nationaliteit geloofwaardig geacht. De vlucht vanwege het niet vervullen van de dienstplicht wordt niet geloofwaardig geacht. Verweerder concludeert dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser inconsequent en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn gestelde vlucht.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij gemotiveerd heeft betwist dat hij geen origineel document (een oproep voor een medische keuring uit 2014) aan verweerder zou hebben overhandigd. De gehoormedewerker heeft tijdens het eerste gehoor vastgesteld dat het gaat om een origineel document. Gelet op de hoge werkdruk bij verweerder en de enorme achterstanden is zeker niet onaannemelijk dat verweerder vervolgens abusievelijk een kopie van dit document heeft verzonden aan Bureau Documenten, waardoor eiser in zijn belangen is geschaad. Tevens heeft eiser duidelijk verklaard hoe zijn vader aan het document is gekomen. Dat hij geen direct contact heeft gehad met zijn vader doet hier niet aan af. Subsidiair stelt eiser dat ook een kopie van het betreffende document bewijskracht heeft en dat verweerder om die reden het document had moeten laten vertalen door een beëdigd vertaler. Dat dit niet is gebeurd is onzorgvuldig en klemt temeer de inhoud van het document wel bij de besluitvorming is betrokken.
Voorts wijst eiser naar informatie van de Helpdesk van Vluchtelingenwerk uit het ambtsbericht van 3 februari 2012 waaruit blijkt dat in het buitenland woonachtige Turken die de dienstplicht ontduiken problemen kunnen ondervinden bij de uitreis en niet bij het reizen naar Turkije, omdat de dienstplicht gegevens gekoppeld zijn aan nüfus-gegevens en niet aan paspoort gegevens. De Turkse paspoortwetgeving sluit de afgifte van een Turks paspoort aan personen die de dienstplicht ontduiken niet uit. Ook de opmerkingen van verweerder over het Eurodac systeem zijn feitelijk onjuist. Alleen vingerafdrukken van asielzoekers en vreemdelingen die illegaal de buitengrenzen van het Dublingebied hebben overschreven (en dus daarbij door de grensautoriteiten van een lidstaat zijn aangehouden zonder dat de aantreffende grensautoriteiten de vreemdeling hebben kunnen repatriëren) in het Eurodac systeem worden opgenomen. Van illegale vreemdelingen worden de afdrukken niet in Eurodac opgenomen. Het enkele feit dat eisers vingerafdrukken zijn afgenomen zonder dat die in het Eurodac systeem te zien zijn, wil dus niet zeggen dat eisers verklaringen over zijn verblijf in Duitsland onjuist zijn.
Eiser stelt ten slotte bij terugkeer naar Turkije een reëel risico op een behandeling in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) te lopen omdat hij de dienstplicht heeft ontdoken en daardoor de negatieve aandacht van de Turkse autoriteiten op zich gevestigd ziet. De omstandigheid dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor internationale bescherming, doet niet af aan het bestaan van dit risico.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Eiser heeft ter onderbouwing van zijn relaas dat hij de dienstplicht heeft ontdoken en daardoor in de negatieve belangstelling van de Turkse autoriteiten staat, tijdens het eerste gehoor een document overgelegd. Dit betreft een oproep uit 2014 om te verschijnen voor een medische keuring in het kader van zijn militaire dienstplicht. Volgens eiser is dit een origineel document. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiser op de omstandigheid dat twee verschillende gehoormedewerkers over het document hebben verklaard dat het een origineel is en dat het document door weer een andere IND-medewerker middels een Formulier Aanbieden Originele Documenten van 8 april 2019 is verzonden naar Bureau Documenten voor een echtheidsonderzoek. Uit de verkorte verklaring van onderzoek documenten van Bureau Documenten van 10 april 2019 blijkt echter dat het document een kopie is, waardoor de authenticiteit ervan niet kan worden onderzocht.
5.2.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft gesteld onvoldoende aanleiding om zijn standpunt te volgen dat verweerder abusievelijk een kopie van het document naar Bureau Documenten heeft gestuurd voor onderzoek. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat het niet aan de gehoormedewerkers of een andere IND-medewerker is, maar uitsluitend aan Bureau Documenten, om te bepalen of een bepaald document al dan niet origineel is. Bovendien heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting toegelicht dat zij in het dossier is nagegaan of er iets mis is gegaan met de verzending van het door eiser overgelegde document en dat zij heeft vastgesteld dat het document dat eiser tijdens het eerste gehoor heeft overgelegd, is doorgestuurd naar Bureau Documenten. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. De stelling van eiser dat sprake is van hoge werkdruk en enorme achterstanden, is daartoe onvoldoende. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank voorbij aan het verzoek van eiser om te bepalen dat het fysieke dossier voor inzage wordt overgelegd aan eiser dan wel de rechtbank.
5.3.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 10 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2207) zijn adviezen van Bureau Documenten deskundigenadviezen die naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent moeten zijn en waarvan de desbetreffende verzoeker de uitkomst alleen met succes kan bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen. Daarvan is in dit geval geen sprake, zodat verweerder er terecht van is uitgegaan dat sprake is van een kopie.
5.4
Daarnaast heeft verweerder inhoudelijk naar het document gekeken en zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen plausibele verklaring heeft kunnen geven voor het feit dat er in het document is vermeld dat eiser zich in 2014 moet melden voor een dienstplichtkeuring, terwijl de brief is gedateerd 15 maart 2019. De verklaring van eiser dat zijn vader dit document heeft opgevraagd en het document daarom is gedateerd in 2019 is hiervoor geen afdoende verklaring. Door eiser is ook onvoldoende verduidelijkt hoe zijn vader het document heeft verkregen. Verweerder heeft er in dat kader terecht op gewezen dat eiser bij het nader gehoor heeft verklaard niet aan zijn vader te hebben gevraagd hoe hij dit document heeft verkregen en überhaupt geen contact te hebben met zijn ouders omdat zijn moeder bang is dat hij in handen van de overheid valt. Eiser heeft in het nader gehoor ook nog gesteld dat hij na 2014 meerdere militaire oproepen heeft ontvangen die bij zijn vader liggen, maar hij heeft niet kunnen verduidelijken waarom die documenten niet naar hem zijn opgestuurd. Alles overziend kan aan het document niet het belang worden gehecht wat eiser eraan wenst te hechten. Dat verweerder voornoemd inhoudelijk standpunt heeft ingenomen aan de hand van een vertaling van het document door de tolk tijdens het nader gehoor, doet aan het voorgaande niet af nu eiser niet heeft gesteld, noch is gebleken, dat de data die verweerder bij zijn standpunt heeft betrokken onjuist zijn.
5.5
Eiser stelt verder dat uit het algemeen ambtsbericht Turkije van februari 2012 blijkt dat het niet vervullen van de dienstplicht niet altijd naar voren komt bij de paspoortcontrole, waardoor de aanvraag en afgifte van nieuwe identiteitsdocumenten door eiser op het Turkse consulaat in Rotterdam ten onrechte tegengeworpen wordt. De gemachtigde van eiser lijkt de aangehaalde passage echter anders te lezen dan de rechtbank. De passage is namelijk van toepassing op het uitreizen uit Turkije door dienstplichtontduikers en niet op het aanvragen van een paspoort. In het ambtsbericht staat duidelijk dat Turken die hun dienstplicht niet hebben vervuld problemen ondervinden bij de aanvraag van een nieuw Turks paspoort (pagina 81). De rechtbank is hierdoor van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat nu eiser in 2017 Turkse identiteitsdocumenten (een paspoort en een identiteitskaart) heeft aangevraagd en probleemloos heeft verkregen, dit afbreuk doet aan het asielrelaas. Dat de paspoortwetgeving volgens eiser de afgifte van een paspoort aan personen die de dienstplicht ontduiken niet uitsluit, doet hier niet aan af.
5.6
Eiser heeft verklaard in 2012 naar Duitsland te zijn gereisd en aldaar vijf jaar te hebben gewoond voordat hij in 2017 naar Nederland is gereisd. Eiser stelt in Duitsland twee keer vingerafdrukken te hebben afgestaan, maar dit is niet gebleken uit onderzoek in Eurodac. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat niet aan eiser tegengeworpen wordt dat hij zijn verblijf in Duitsland niet aannemelijk heeft gemaakt middels vingerafdrukken. Hetgeen eiser heeft gesteld over het Eurodac systeem, kan dus onbesproken blijven. Verweerder stelt zich evenwel op het standpunt dat uit het niet aanwezig zijn van vingerafdrukken in Eurodac blijkt dat eiser de Duitse autoriteiten niet om internationale bescherming heeft verzocht. Eiser heeft dit niet betwist. Verweerder heeft hier naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte de conclusie aan verbonden dat het feit dat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld voor internationale bescherming in Duitsland, noch gedurende de twee jaren dat hij alvorens de onderhavige aanvraag in te dienen in Nederland is verbleven, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.
5.7
Ten aanzien van eisers betoog dat verweerder heeft miskend dat sprake is van feiten en omstandigheden op grond waarvan hij bij uitzetting een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM, overweegt de rechtbank het volgende. Uit het Algemeen Ambtsbericht Turkije van 28 juli 2013, paragraaf 2.4.5, blijkt dat zich sinds de vorige verslagperiode (september 2010-januari 2012) geen nieuwe relevante ontwikkelingen hebben voorgedaan in Turkije met betrekking tot de situatie van dienstplichtigen, dienstplichtweigeraars en deserteurs. In het Algemeen Ambtsbericht Turkije van 3 februari 2012, waarnaar in het Ambtsbericht van 2013 wordt verwezen, is in paragraaf 3.4.7 opgenomen dat voor zover bekend de Turkse autoriteiten geen actief opsporingsbeleid ten aanzien van dienstweigeraars voeren. Duizenden in Turkije woonachtige mannen met de Turkse nationaliteit ontduiken de dienstplicht. Het grootste gedeelte van hen wordt niet alsnog gedwongen naar de medische keuring gebracht en tegen hen wordt over het algemeen geen strafprocedure gestart. Een ambtsbericht is volgens vaste jurisprudentie een deskundigenbericht waarvan van de juistheid kan worden uitgegaan tenzij de vreemdeling concrete aanknopingspunten biedt voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan. Van dergelijke concrete aanknopingspunten is niet gebleken.
De rechtbank overweegt dat uit de Ambtsberichten geen reëel risico blijkt dat eiser, als in het buitenland woonachtige Turk die naar gesteld zijn dienstplicht heeft ontdoken, problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Turkije. Nu er geen actief opsporingsbeleid is ten aanzien van dienstweigeraars en het grootste gedeelte van de dienstplichtontduikers niet alsnog gedwongen naar de medische keuring wordt gebracht of wordt vervolgd, is de rechtbank van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkijke door het gestelde ontduiken van de dienstplicht een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM zal ondergaan.
5.8
Gezien het bovenstaande bestaat er geen rechtsgrond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel als genoemd in artikel 29, eerste lid, onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Maas, griffier, op 19 juni 2019.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.