ECLI:NL:RBDHA:2019:6576
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Koerd die dienstplicht in Turkije ontduikt
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Koerd van Turkse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 16 maart 2019 asiel aangevraagd, omdat hij vreesde voor vervolging in Turkije vanwege zijn weigering om dienstplicht te vervullen. Hij stelde dat Koerdische dienstplichtigen in Turkije worden gedood en dat hij bij terugkeer beschuldigd zou worden van landverraad en terrorisme, wat zou leiden tot marteling en gevangenschap.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de vlucht vanwege de dienstplicht niet geloofwaardig vond. Eiser had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn vlucht en de rechtbank vond onvoldoende bewijs dat hij een origineel document had overlegd dat zijn relaas kon ondersteunen. De rechtbank concludeerde dat er geen reëel risico bestond voor eiser bij terugkeer naar Turkije, aangezien er geen actief opsporingsbeleid is voor dienstplichtontduikers en de meeste van hen niet worden vervolgd.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de ambtsberichten over de situatie in Turkije geen concrete aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de juistheid van de informatie die door de Staatssecretaris is verstrekt. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer in Turkije een behandeling zal ondergaan die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft daarom de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.