In deze zaak heeft eiser, een Kameroense nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsdocument op basis van artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser verblijft al ongeveer 13 jaar in Nederland, maar heeft nooit een verblijfsvergunning gehad. Hij heeft een relatie gehad met een Nederlandse vrouw, met wie hij twee kinderen heeft, en heeft een omgangsregeling met hen. De rechtbank Amsterdam heeft op 8 augustus 2018 een beschikking gegeven over deze omgangsregeling. Eiser stelt dat hij zorgtaken verricht voor zijn kinderen en dat de afwijzing van zijn aanvraag in strijd is met het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van eiser heeft afgewezen op basis van het ontbreken van objectief verifieerbare bewijsstukken die aantonen dat eiser daadwerkelijk zorgtaken verricht. Eiser heeft echter tijdens de zitting verklaard dat hij zijn kinderen regelmatig ziet en betrokken is bij hun opvoeding. De rechtbank oordeelt dat eiser met de overgelegde stukken, waaronder de beschikking van de rechtbank Amsterdam, heeft voldaan aan zijn stelplicht en dat verweerder gehouden was om nader onderzoek te verrichten naar de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn kinderen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.024,-. De uitspraak is openbaar gedaan op 27 juni 2019.