ECLI:NL:RBDHA:2019:6502
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsdocument EU/EER aan eiseres met Spaanse verblijfsvergunning en Nederlandse kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 24 juni 2019 uitspraak gedaan in de bodemzaak met zaaknummer AWB 18/9816. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. Luscuere, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.I. Tienstra-van der Boom, waarin haar aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op 17 april 2018 het primaire besluit heeft genomen, gevolgd door een ongegrondverklaring van het bezwaar op 21 november 2018. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar rechten en die van haar Nederlandse kind, dat in Nederland woont, geschonden worden, omdat zij gedwongen zou worden naar Spanje te verhuizen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de weigering van de staatssecretaris niet leidt tot een situatie waarin het kind gedwongen wordt het grondgebied van de EU te verlaten, aangezien eiseres rechtmatig verblijf heeft in Spanje. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen sprake is van een situatie die onder het arrest Chavez-Vilchez valt, en er geen schending van de hoorplicht is vastgesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan.