ECLI:NL:RBDHA:2019:6498
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Intrekking van verblijfsvergunning wegens niet voldoen aan verblijfsdoel
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is ingetrokken. De intrekking vond plaats op 11 januari 2019, met als reden dat eiser niet meer voldeed aan de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning, die was verleend voor verblijf bij referente [naam 2]. De rechtbank heeft op 13 juni 2019 de mondelinge uitspraak gedaan in de zittingsplaats Middelburg, waar eiser aanwezig was met zijn waarnemer mr. V.S. Nolet. De staatssecretaris was niet aanwezig, maar had wel een verweerschrift ingediend.
De rechtbank overwoog dat eiser vanaf 2 augustus 2017 een verblijfsvergunning had, maar dat deze was ingetrokken met ingang van 4 juni 2018, de datum waarop de staatssecretaris melding ontving van de beëindiging van de relatie met referente. Eiser had geen bewijs geleverd voor zijn gestelde problemen met referente en haar familie, noch voor zijn psychische klachten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten tot intrekking van de verblijfsvergunning.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank benadrukte dat het bezwaar van eiser terecht als kennelijk ongegrond was afgedaan. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.