ECLI:NL:RBDHA:2019:6480

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
NL19.11802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en minderjarigheid van een Gambiaanse vreemdeling in Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse vreemdeling die in Italië geregistreerd staat. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 6 juni 2019, waar de vreemdeling werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank de argumenten van de vreemdeling gehoord. De vreemdeling stelde dat hij minderjarig was, maar kon dit niet onderbouwen met originele documenten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had aangenomen dat de vreemdeling meerderjarig was, gezien de registratie in Italië en de conclusies van de leeftijdsschouw.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de vreemdeling niet had aangetoond dat er ernstige tekortkomingen waren in de asielprocedure in Italië, waardoor de staatssecretaris niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kon afwijken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.11802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.H.N. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.11803, plaatsgevonden op 6 juni 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L. Totosashvili. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Gambiaanse nationaliteit te bezitten en is in Italië geregistreerd met als geboortedatum [geboortedatum].
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen [1] , omdat op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de zijn asielaanvraag.
3. Eiser voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk. Daarnaast stelt eiser dat het voor hem niet mogelijk is om aan identificerende documenten te komen, waardoor verweerder van zijn gestelde minderjarigheid moet uitgaan. Als laatste stelt eiser dat het “Country Report: Italy – 2018 Update” van AIDA [3] van april 2019 een aanwijzing vormt voor de problemen die eiser verwacht bij terugkeer naar Italië. Eiser meent dan ook dat verweerder eisers asielaanvraag in behandeling moet nemen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Tijdens het aanmeldgehoor AMV [4] van 30 januari 2019 en het aanmeldgehoor Dublin van 30 april 2019 heeft verweerder eiser gehoord in de taal Mandinka. Uit de rapporten van deze gehoren blijkt dat er geen tolken met een registervermelding in de taal Mandinka beschikbaar waren voor verweerder, zodat eiser is gehoord met de hulp van een niet-registertolk. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat er voor de taal Mandinka in het geheel geen registertolken beschikbaar zijn en dat verweerder om die reden niet anders kan dan gebruik te maken van een niet-registertolk. Dit heeft verweerder niet in het bestreden besluit weergegeven, zodat sprake is van een motiveringsgebrek op dit punt. De rechtbank ziet in de door verweerder gegeven toelichting ter zitting aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [5] .
5. De rechtbank volgt verweerder ook dat uitgegaan kan worden van de meerderjarigheid van eiser. Uit rechtspraak van de Afdeling [6] volgt dat verweerder in beginsel uit mag gaan van de in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum en al om die reden geen aanleiding hoeft te zien om de vreemdeling een leeftijdsonderzoek aan te bieden. Overigens is verweerder overgegaan tot een leeftijdsschouw en hebben zowel AVIM [7] als de gehoormedewerker onafhankelijk van elkaar geoordeeld en geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Nu eiser zijn gestelde minderjarigheid niet met originele documenten heeft onderbouwd, mocht verweerder uitgaan van de gegevens zoals die in Italië zijn geregistreerd.
6. Ten aanzien van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is het uitgangspunt dat over een (dreigende) schending van verdragsverplichtingen door lidstaten kan worden geklaagd bij de autoriteiten van de verantwoordelijke lidstaat. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als sprake is van ernstige, structurele tekortkomingen in het systeem van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Met de enkele verwijzing naar het AIDA-rapport van april 2019 heeft eiser niet onderbouwd dat deze situatie voor hem specifiek aan de orde is. Verweerder heeft Italië daarom terecht verantwoordelijk geacht voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
7. Het beroep is ongegrond.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding over te gaan tot een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Asylum Information Database.
4.Alleenstaande minderjarige vreemdeling.
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder andere de uitspraak van 17 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:134.
7.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.