ECLI:NL:RBDHA:2019:6467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2019
Publicatiedatum
28 juni 2019
Zaaknummer
NL19.9901, NL19.9902 en NL19.9903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Roma uit Moldavië wegens gebrek aan vervolging of repressie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in de bodemzaak met betrekking tot de asielaanvragen van drie eisers van Moldavische afkomst, die als Roma worden gediscrimineerd in hun thuisland. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen, omdat de minister van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, de aanvragen als ongegrond heeft beoordeeld. De eisers hebben op 23 april 2019 hun aanvragen ingediend, die zijn afgewezen op basis van de stelling dat er geen sprake is van vervolging of repressie door de Moldavische overheid.

Tijdens de zitting op 29 mei 2019 zijn de eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel de maatschappelijke situatie van de Roma-gemeenschap in Moldavië zorgelijk is, dit niet betekent dat alle Roma in Moldavië onder een ernstige beperking van hun bestaansmogelijkheden lijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen medische stukken hebben ingediend ter onderbouwing van hun claims en dat er geen bewijs is dat zij persoonlijk gediscrimineerd zijn vanwege hun Roma-afkomst.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen problemen zijn met de autoriteiten in Moldavië en dat de eisers in staat zijn om hulp van de autoriteiten in te schakelen. Het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is afgewezen, omdat er geen sprake is van een beschermd familie- of gezinsleven. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL19.9901, NL19.9902 en NL19.9903

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], [naam 2] en [naam 3], eisers

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de minister van Justitie en Veiligheid [1] , verweerder
(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui).

ProcesverloopBij besluiten van 23 april 2019heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen N. Faas. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers hebben de Moldavische nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum 1], respectievelijk [geboortedatum 2] en [geboortedatum 3].
2. Eisers hebben – kort samengevat – aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij als Roma worden gediscrimineerd in Moldavië.
3. Verweerder acht de gestelde discriminatie – evenals bij de vorige asielprocedure [3] – geloofwaardig, maar stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van vervolging of repressie door de Moldavische overheid. Daarom concludeert verweerder dat geen sprake is van een situatie waarin voor eisers kan worden gesproken van een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Omdat eisers geen medische stukken hebben ingediend, komt verweerder niet toe aan toetsing van artikel 64 van de Vw [4] . Verweerder heeft de asielaanvragen afgewezen als ongegrond.
4. Op wat eisers hebben aangevoerd wat hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Hoewel de maatschappelijke situatie van de Roma-gemeenschap in Moldavië zorgelijk is, is er niet ten aanzien van alle Roma in Moldavië sprake van een situatie waarin een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden bestaat, dat het voor eisers onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Uit de verklaringen van eisers blijkt dat [naam 2] in Moldavië naar school is geweest. Verder hebben eisers geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij geen toegang hebben tot medische zorg. Ook blijkt uit de gehoren dat [naam 1] heeft gewerkt in Moldavië, zodat zij in staat was om een inkomen te verwerven. Hieruit volgt niet dat het haar onmogelijk werd gemaakt om in haar levensonderhoud te voorzien. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk gediscrimineerd zijn vanwege hun Roma-afkomst.
6. Daarnaast blijkt niet dat eisers problemen hebben met de autoriteiten en dat het voor hen onmogelijkheid is om bij problemen de hulp van de autoriteiten in te schakelen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling [5] van 19 mei 2017 [6] , waaruit volgt dat de autoriteiten in Moldavië in het algemeen bescherming bieden en dat de omstandigheid dat in Moldavië sprake is van corruptie daaraan niet afdoet.
7. Ten aanzien van de gestelde medische situatie en het daarmee beoogde beroep op toetsing aan artikel 64 van de Vw heeft verweerder terecht opgemerkt dat eisers deze problemen niet met stukken hebben onderbouwd, zodat deze beroepsgrond niet slaagt.
8. Het beroep van eisers op artikel 8 van het EVRM [7] slaagt niet, omdat geen sprake is van familie- en gezinsleven dat wordt beschermd door dit artikel.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Andel, griffier.
griffier rechter
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Daaronder wordt mede begrepen: diens rechtsvoorgangers.
2.Bestreden besluiten.
3.Eisers hebben op 31 januari 2018 een asielaanvraag ingediend. Deze is afgewezen. Dit besluit staat in rechte vast.
4.Vreemdelingenwet.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.