ECLI:NL:RBDHA:2019:6451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende persoon. Eiser had eerder asiel aangevraagd in verschillende Europese landen, waaronder Oostenrijk, Italië en Frankrijk, en had op 23 januari 2019 in Nederland een nieuwe aanvraag ingediend. De minister van Justitie en Veiligheid heeft echter besloten de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, met als argument dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat Oostenrijk verantwoordelijk is voor zijn asielaanvraag en dat hij in Italië gedwongen vingerafdrukken heeft moeten afgeven zonder daadwerkelijk asiel te willen aanvragen. De rechtbank heeft het standpunt van de minister gevolgd, waarbij zij heeft geoordeeld dat de registratie in het Eurodac-systeem aantoont dat eiser in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de enkele stelling van eiser dat hij in Italië nooit asiel heeft aangevraagd, onvoldoende is om de betrouwbaarheid van de Eurodac-registratie in twijfel te trekken.
De rechtbank heeft verder overwogen dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.