Overwegingen
1. Eiser stelt de Turkse nationaliteit te bezitten en te zijn geboren op [geboortedatum 1]. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat hij Turkije heeft verlaten vanwege een familievete, die uitgelopen is op bloedwraak. In 2002 is een neef van eiser om het leven gebracht door [naam 2]. [naam 2] is vervolgens in 2004 vermoord, waarna drie ooms van eiser zijn aangehouden en incidenten plaatsvonden. Door deze bloedwraakkwestie heeft eiser problemen ondervonden, waarna hij Turkije heeft verlaten.
2. Verweerder acht eisers identiteit, gestelde Turkse nationaliteit en Koerdische afkomst geloofwaardig. De gestelde bloedwraak, de gestelde problemen die eiser zou hebben ondervonden met [naam 3] (de eigenaar van het restaurant waar eiser af en toe at en sliep toen hij geen vaste verblijfplaats had), de gestelde veroordelingen door de rechtbank in Turkije en de gestelde problemen vanwege zijn Koerdische etniciteit, acht verweerder ongeloofwaardig. Ook behoort eiser volgens verweerder als Koerd niet tot een kwetsbare minderheidsgroep. Omdat eiser – kort gezegd – valse informatie heeft verstrekt over zijn identiteit en nationaliteit (door aanvankelijk te verklaren dat hij [naam 4] was, geboren op [geboortedatum 2] in Bulgarije), niet direct bij binnenkomst maar pas in vreemdelingendetentie een asielaanvraag heeft ingediend, en kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd, heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. Eiser voert – kort samengevat – aan dat verweerder zijn asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Eiser stelt dat hij niet vaag of summier heeft verklaard over de bloedwraak. Ook is verweerder ten onrechte niet ingegaan op de door eiser in de zienswijze overgelegde landeninformatie. Verder had verweerder op grond van de onderzoeksplichten samenwerkingsverplichtingeen individueel ambtsbericht moeten opvragen over de bloedwraakzaak en de veroordelingen in Turkije. Verder voert eiser aan dat het nader gehoor is stopgezet door verweerder, waardoor hij onvoldoende heeft kunnen verklaren over zijn problemen met [naam 3]. Ten aanzien van de problemen van de Koerdische etniciteit voert eiser aan dat hij in de negatieve belangstelling staat bij de Turkse autoriteiten en dat door een opeenstapeling van problemen het leven voor eiser in Turkije onhoudbaar is. Tenslotte meent eiser dat er thans wel aanleiding bestaat om artikel 64 van de Vw te toetsen, nu eiser op 14 april 2019 een suïcidepoging heeft gedaan in het detentiecentrum.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft eisers asielrelaas voor zover dat ziet op de bloedwraakkwestie niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden. Allereerst heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser bij zijn aanhouding heeft verklaard dat hij voor zakelijke doeleinden naar Nederland toe is gekomen en dat hij in Nederland wilde werken. Eiser heeft pas asiel aangevraagd, toen hij in vreemdelingendetentie is geplaatst en hij zou worden uitgezet naar Turkije. Dat eiser een lange periode heeft gewacht met het indienen van zijn asielaanvraag doet op voorhand afbreuk aan de oprechtheid en de geloofwaardigheid van de asielaanvraag. Verder is verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op alles wat in de uitgebreide zienswijze is aangevoerd. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de eerder geconstateerde tegenstrijdigheid over de navraag door de familie van [naam 2] niet langer wordt tegengeworpen, maar dat dit gelet op het gehele asielrelaas niet afdoet aan het voornemen.
5. Verder heeft verweerder zijn standpunt over de geloofwaardigheid van het relaas voor zover dat ziet op problemen met [naam 3] voldoende gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens het horen van eiser. Uit het rapport nader gehoor blijkt dat verweerder het gehoor heeft afgerond, omdat op die locatie vanaf vijf uur niet meer mag worden gehoord en dat eiser toen heeft opgemerkt dat hij niet alle details over [naam 3] en zijn vrienden heeft kunnen vertellen. Dit leidt echter niet tot het oordeel dat verweerder aanvullend had moeten horen. Allereerst blijkt uit het verslag van het nader gehoor (van dat 27 pagina’s) dat eiser uitgebreid is gehoord over alle elementen die hij naar voren heeft gebracht. Eiser heeft in de correcties en aanvullingen, in de zienswijze, het beroepschrift en ter zitting niet nader toegelicht waarover hij nog had willen verklaren.
Veroordelingen in Turkije
6. Eisers standpunt dat verweerder middels een individueel ambtsbericht onderzoek moet doen naar de vraag tot hoeveel jaar gevangenisstraf eiser is veroordeeld en voor welke delicten, volgt de rechtbank niet. Hierover heeft verweerder terecht opgemerkt dat het aan eiser is om zijn asielrelaas te staven met documenten en dat hij geloofwaardige, gedetailleerde en consistente verklaringen dient af te leggen. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat niet is gebleken dat eiser heeft geprobeerd om aan documenten te komen, noch dat hij niet in staat is geweest om documenten op te vragen. Verweerder heeft verder eisers verklaringen over de veroordelingen terecht ongeloofwaardig bevonden. Eiser heeft immers tegenstrijdig verklaard over de aanhoudingen en dagen detentie in de Serpil-zaak en heeft wisselend verklaard over hoe vaak hij voor de rechtbank heeft moeten verschijnen. De verwijzing naar diverse rapporten over slechte gevangenisomstandigheden, treft geen doel. Eiser heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat hem een gevangenisstraf staat te wachten.
Problemen vanwege de Koerdische etniciteit
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn Koerdische etniciteit problemen ondervindt in Turkije, dan wel dat hij vanwege zijn Koerdische etniciteit te vrezen heeft voor vervolging en discriminatie. Ten aanzien van de diverse rapporten waar eiser zowel in de zienswijze als in beroep naar heeft verwezen, heeft verweerder terecht opgemerkt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de Turkse autoriteiten is aangemerkt als PKK sympathisant, dan wel als Gülenaanhanger.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in de door eiser in beroep overgelegde medische informatie geen grond hoeven zien om het BMA om advies te vragen. Verweerder heeft in het bestreden besluit vermeld dat eiser niet in aanmerking komt voor een ambtshalve verlening van uitstel van vertrek. Na het bestreden besluit heeft zich op 14 april 2019 een incident voorgedaan, waarbij eiser zich in beide polsen heeft gesneden. Eiser heeft echter geen (medische) informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij op dit moment een medische behandeling ondergaat noch dat hij lijdt aan een ziekte. Daarbij komt dat bij een eventuele uitzetting naar Turkije voor vertrek een zogenoemde “fit to fly” beoordeling wordt gedaan door verweerder, waarbij eisers (medische) toestand op dat moment wordt beoordeeld.
9. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen, reeds omdat hij verweerder heeft misleid omtrent zijn identiteit en nationaliteit (artikel 30b, aanhef en onder c, van de Vw). Eiser is op 21 oktober 2018 aangehouden en was in het bezit van een Bulgaars paspoort, een identiteitskaart en een rijbewijs, die alle drie vals zijn bevonden. Eiser heeft in de zienswijze en ook ter zitting verklaard dat hem is geadviseerd om zich als Bulgaar voor te doen, echter dit is naar het oordeel van de rechtbank geen verschoonbare reden voor het opgeven van valse gegevens.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.