ECLI:NL:RBDHA:2019:6406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
NL19.10523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Guinese eiser wegens onvoldoende onderbouwing van vrees bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Guinese afkomst. De eiser, die stelt te zijn mishandeld door zijn stiefmoeder in Guinee, heeft een asielaanvraag ingediend op 22 januari 2019. De aanvraag is door de minister van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de vrees voor vervolging bij terugkeer naar Guinee niet voldoende onderbouwd zou zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Guinee te vrezen heeft voor vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de eiser zijn asielrelaas niet voldoende heeft onderbouwd en dat de problemen die hij heeft ervaren in Guinee niet specifiek gericht waren op hem persoonlijk. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.10523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. N. van Luijk),
en
de minister van Justitie en Veiligheid, waaronder mede begrepen diens rechtsvoorganger,
verweerder,
(gemachtigde: mr. J.E.P. Pijnenburg).

ProcesverloopBij besluit van 30 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Daarnaast is aan eiser geen verblijfvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aan eiser is evenmin uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2019. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Sierra Leoonse en Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] in Sierra Leone. Hij behoort tot de bevolkingsgroep Peul. Op 22 januari 2019 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Guinee stelselmatig door zijn stiefmoeder is mishandeld, waardoor hij uiteindelijk vertrokken is uit Guinee. De stiefmoeder van eiser doet aan marabout en daardoor is eisers moeder overleden. De stiefmoeder dreigt met eiser hetzelfde te doen. Verder heeft eiser verklaard dat Guinee een onveilig en chaotisch land is. Eiser is uiteindelijk uit Guinee vertrokken omdat hij met zijn neef mee kon reizen. Vanuit Marokko is hij alleen verder gereisd.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
a. de identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. de problemen met de stiefmoeder.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder acht eisers identiteit, zijn Guinese nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ook eisers verklaringen over de problemen met zijn stiefmoeder acht verweerder geloofwaardig. Eiser wordt echter niet gevolgd in zijn gestelde vrees voor de stiefmoeder en de marabout. Eiser kan daarom niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Guinee een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Eiser komt daarom niet aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser stelt dat tijdens de gehoren gebruik is gemaakt van een tolk in de Franse taal waardoor hij zijn asielrelaas niet goed naar voren heeft kunnen brengen. Hij wil daarom nogmaals worden gehoord in het Pular.
6. De rechtbank stelt vast dat het aanmeldgehoor van 25 januari 2019 in de Franse taal heeft plaatsgevonden en dat eiser in dit gehoor heeft aangegeven dat hij de Franse tolk goed kon verstaan en begrijpen en dat hij bij de volgende gesprekken ook in het Frans gehoord wilde worden. Daarom heeft het eerste gehoor van 17 april 2019 en het nader gehoor van 24 april 2019 plaatsgevonden met behulp van een tolk Frans. Bij aanvang van beide gehoren heeft eiser verklaard dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. Eiser heeft tijdens deze gehoren op geen enkel moment aangegeven dat hij liever een tolk Pular had, omdat het moeilijk voor hem was om zijn verhaal te doen in de Franse taal. Verder heeft de gehoormedewerker tijdens het nader gehoor rekening gehouden met het feit dat eiser het moeilijk vond om over zijn stiefmoeder te praten en is eiser toen hij dit aangaf eerst bevraagd over een ander onderwerp. Ook zijn er pauzes ingelast. Op de vraag van de gehoormedewerker aan het einde van het nader gehoor of eiser op- of aanmerkingen had over de manier waarop het gesprek heeft plaatsgevonden, heeft eiser geantwoord: “Nee”.
Pas in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor van 25 april 2019 en in de zienswijze van 29 april 2019 heeft eiser voor het eerst aangegeven dat hij het gevoel had dat hij zijn verhaal in de Franse taal onvoldoende uit de verf kon laten komen. Eiser heeft daarbij echter niet aangegeven welke feiten en omstandigheden hij nog naar voren had willen brengen, waartoe hij door gebruikmaking van de Franse tolk niet in staat is geweest.
Uit de bijwoonrapportage nader gehoor van 24 april 2018 van Nidos blijkt evenmin dat de communicatie met de Franse tolk moeizaam verliep. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is dat eiser door het gebruik van een Franse tolk in zijn belangen is geschaad. Er was daarom geen aanleiding om eiser nogmaals in het Pular te horen over de door hem ondervonden problemen.
7. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij wel degelijk persoonlijke problemen heeft gehad met zijn stiefmoeder, marabout en door de onveiligheid en chaos in Guinee. Terugkeer naar Guinee zal naar zijn stellige overtuiging tot zijn dood leiden.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van eiser persoonlijk betreffende feiten of omstandigheden op grond waarvan hij bij terugkeer naar Guinee te vrezen heeft voor vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM
9. Ten aanzien van de vrees voor de stiefmoeder heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser door zijn stiefmoeder alleen is bedreigd met een marabout en dat de vrees dat dit bij terugkeer naar Guinee daadwerkelijk gaat gebeuren een niet nader geconcretiseerde toekomstige gebeurtenis is. Eiser heeft in beroep geen enkele onderbouwing van dit vermoeden gegeven.
10. Ten aanzien van de problemen die eiser heeft ondervonden als gevolg van de chaos en de onveiligheid in Guinee heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de omstandigheid dat eiser samen met vrienden onderweg naar een voetbalwedstrijd werd aangehouden door de Malinke en zij problemen ondervonden als zij niet voldoende Malinke spraken, geen tegen eiser persoonlijk gerichte daad is. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat de gebeurtenissen waarbij eiser geraakt is door verdwaalde kogels, agressief is behandeld door politieagenten en door Malinke met stenen is bekogeld, eveneens geen tegen eiser persoonlijk gerichte daden zijn. Daarnaast heeft verweerder niet onrechte gesteld dat niet gebleken is dat eiser in Guinee is mishandeld of met de dood bedreigd, omdat hij heeft geweigerd mee te vechten en deel te nemen aan de strijd.
Eiser heeft dat in beroep niet weerlegd met de herhaling van zijn zienswijze. De rechtbank stelt vast dat verweerder hierop gemotiveerd heeft gereageerd in het bestreden besluit. Eiser heeft niet onderbouwd waarom die reactie niet juist zou zijn.
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.