Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Filipijnse nationaliteit.
Zij stelt in deze zaken als volgt. Zij heeft haar partner op 28 februari 2013 via internet leren kennen. Sinds 29 maart 2013 onderhouden zij een liefdesrelatie met elkaar. In de periode tussen 12 en 16 september 2015 hebben zij een vakantie met elkaar doorgebracht in Dubai. De partner heeft eiseres toen ten huwelijk gevraagd en sindsdien zijn zij verloofd. Van 18 tot 25 juni 2017 is eiseres samen met haar partner op vakantie geweest in Nederland en Frankrijk. Tot aan haar komst naar Nederland als au pair onderhielden zij in de tussenliggende periodes contact met elkaar via Facebook, Skype, Whatsapp, e-mail en normale post.
Eiseres is met ingang van 20 januari 2018 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘uitwisseling’, geldig tot 20 januari 2019.
Op 28 februari 2018 heeft eiseres een aanvraag tot wijziging van de beperking van de aan haar verleende verblijfsvergunning ingediend in de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam]’.
AWB 18/9687
De intrekking van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ‘uitwisseling’
2. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder de aan eiseres verleende verblijfsvergunning met terugwerkende kracht per 20 januari 2018 ingetrokken. Aan de intrekking heeft verweerder het bepaalde in artikel 19 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) in samenhang met artikel 18, eerste lid, onder f, van de Vw ten grondslag gelegd. Eiseres voldoet niet meer aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘uitwisseling’. Eiseres heeft immers vrij kort nadat zij in het bezit is gesteld van deze verblijfsvergunning en vrijwel onmiddellijk nadat haar partner in het bezit is gesteld van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar, een aanvraag om wijziging van de beperking van de aan haar verleende verblijfsvergunning ingediend. Hierdoor acht verweerder het niet aannemelijk dat het primaire doel van haar verblijf in Nederland het kennismaken met de Nederlandse cultuur en samenleving was. Het heeft er volgens verweerder alle schijn van dat het doel van het verblijf van eiseres in Nederland gezinsvorming met haar partner was en dat zij met haar verblijf als au pair in Nederland het middelenvereiste en de Wet inburgering wilde omzeilen.
3. Op wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd wordt - voor zover van belang - hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt
4. Op grond van artikel 19 van de Vw in samenhang met artikel 18, eerste lid, onder f, van de Vw kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw worden ingetrokken indien niet wordt voldaan aan de beperking waaronder de vergunning is verleend of een voorschrift dat aan de vergunning is verbonden.
5. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van eiseres dat haar verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘uitwisseling’ ten onrechte is ingetrokken, niet kan slagen. Eiseres voldeed op het moment van de verlening van de verblijfsvergunning weliswaar aan de voorwaarden, maar niet aan het verblijfsdoel. Verweerder heeft gelet op het samenstel van feiten en omstandigheden terecht kunnen concluderen dat het primaire doel van het verblijf van eiseres in Nederland niet het kennismaken met de Nederlandse cultuur en samenleving was, maar om de eerder ontstane relatie met haar Nederlandse partner te onderzoeken en met hem te gaan samenwonen. Hiertoe is van belang dat eiseres al binnen een tijdsbestek van nog geen zes weken na de verlening van de verblijfsvergunning onder de beperking ‘uitwisseling’ (au pair) een aanvraag om wijziging van de beperking naar ‘verblijf bij partner’ heeft ingediend, daarna met haar partner is gaan samenwonen, haar verblijf als au pair bij het gastgezin niet heeft voortgezet en door de erkend referent op 23 april 2018 is afgemeld.
6. Dat het verblijf als au pair wel het hoofddoel van eiseres was en het verblijf bij partner een prettige bijkomstigheid, heeft verweerder terecht niet aannemelijk geacht.
Dit geldt te meer nu eiseres, voordat zij een relatie kreeg met haar Nederlandse partner, geen belangstelling had voor een uitwisselingsprogramma en verder niet kan aangeven wat haar nu zo aantrekt in de Nederlandse cultuur anders dan het feit dat haar partner Nederlander is. Uit de in beroep overgelegde briefwisseling tussen eiseres en het gastgezin blijkt evenmin wat eiseres zo aantrekt in Nederland. Eiseres schrijft alleen dat zij speciaal geïnteresseerd is in de Nederlandse cultuur en dat zij tijdens een kort bezoek aan Nederland in juni 2017 de belangrijkste steden heeft bezocht. Verder heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiseres in deze briefwisseling niet aan het gastgezin heeft gemeld dat zij al een langdurige relatie had met een Nederlandse man.
7. Dat er sprake is van een toevallige samenloop van omstandigheden omdat de partner van eiseres onverwacht per 1 maart 2018 een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar kon krijgen, heeft verweerder evenmin hoeven volgen. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiseres in de gronden van bezwaar van 20 juni 2018heeft verklaard dat het haar plan was om in de weekends bij haar partner te verblijven om te kijken of de relatie stabiel was en of zij in Nederland zou kunnen aarden, zodat niet valt in te zien waarom zij dan niet eerst haar verblijf als au pair heeft volgemaakt. Eiseres had na afloop een aanvraag om wijziging van de beperking kunnen indienen. Dat haar partner een jaarcontract heeft gekregen wil niet zeggen dat hij in de toekomst niet ook nog aan het middelenvereiste zou kunnen blijven voldoen.
8. Daarnaast heeft verweerder het relevant kunnen achten dat eiseres de erkend referent en het gastgezin niet direct op de hoogte heeft gesteld over haar aanvraag tot wijziging van de beperking. Dit klemt te meer nu eiseres wist dat dit gevolgen had voor haar verblijf en dat zij zou moeten stoppen als au pair, zodat het in de rede had gelegen dat zij het gastgezin en de erkend referent hierover voorafgaand had geïnformeerd. Dat eiseres nog enige tijd werkzaamheden heeft verricht voor het gastgezin en pas in juni 2018 daadwerkelijk met haar partner is gaan samenwonen, maakt dit niet anders. Hieruit blijkt niet dat het verblijf als au pair het hoofddoel van eiseres was.
9. Met de kopie van de museumjaarkaart, de uitdraai van museumbezoeken en foto’s heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt dat haar komst naar Nederland enkel tot doel had hier als au pair kennis te nemen van de Nederlandse cultuur. Verder is van belang dat de uitdraai van de museumbezoeken niet te koppelen is aan de museumjaarkaart van eiseres en dat een groot aantal bezoeken zijn afgelegd in de periode na de intrekking van de verblijfsvergunning.
10. Verweerder was daarom bevoegd om de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘uitwisseling’ met terugwerkende kracht in te trekken tot 20 januari 2018.
11. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uit de bezwaargronden, bezien in relatie tot het primaire besluit, heeft kunnen concluderen dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat het bezwaar van eiseres niet kon leiden tot een andersluidend besluit. Verweerder heeft daarom gelet op artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht mogen afzien van horen.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
AWB 19/422
De wijziging van de beperking van de verblijfsvergunning van ‘uitwisseling’ naar ‘verblijf bij partner’
14. Bij het bestreden besluit II heeft verweerder overwogen dat de aan eiseres verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ‘uitwisseling’ met terugwerkende kracht is ingetrokken tot aan de datum van verlening, zodat zij nooit rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. De aanvraag is daarom op grond van artikel 3.80, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 aangemerkt als een eerste aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf bij partner’. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet beschikt over een geldige mvven de weigering om eiseres vrij te stellen van het mvv-vereiste niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft evenmin aanleiding gezien tot toepassing van de hardheidsclausule. Er was verder geen aanleiding om eiseres te horen, aldus verweerder.
15. Niet in geschil is dat eiseres niet in het bezit is van een geldige mvv. In geschil is of verweerder eiseres had moeten vrijstellen van het mvv-vereiste op grond van artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft in dat verband aangevoerd dat van referent niet verwacht kan worden dat hij zich in de Filipijnen vestigt, omdat hij geboren en getogen is in Nederland en hier zijn familie, sociale leven en een vaste baan heeft. Verder voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
16. Niet is in geschil dat er tussen eiseres en referent sprake is van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verder is niet in geschil dat door weigering van de gevraagde vergunning geen sprake is van inmenging op dit familie- en gezinsleven, omdat het bestreden besluit er niet toe strekt eiseres een verblijfstitel te ontnemen die hen tot het uitoefenen van het familie- en gezinsleven hier te lande in staat stelde.
17. Niettemin kunnen zich zodanige feiten en omstandigheden voordoen dat uit het recht op eerbiediging van het familie- en gezinsleven een positieve verplichting voor de Nederlandse staat voortvloeit om de vreemdeling verblijf hier te lande toe te staan. Bij de beoordeling of een dergelijke situatie zich voordoet, dient een ‘fair balance’ te worden gevonden tussen enerzijds de belangen van het betrokken individu en anderzijds het betrokken algemeen belang van de lidstaat. Bij deze afweging komt de desbetreffende lidstaat een zekere beoordelingsruimte toe.
18. De rechtbank is van oordeel dat verweerder binnen de hem toekomende beoordelingsvrijheid tot de conclusie kon komen dat de belangen van eiseres niet opwegen tegen het belang van de staat. Daarbij zijn alle relevante feiten en omstandigheden in de beoordeling betrokken. Zo heeft verweerder meegewogen dat eiseres oneigenlijk gebruik heeft gemaakt van de toelatingsprocedure voor het doel ‘uitwisseling’, dat eiseres nimmer in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning die verblijf bij partner mogelijk maakte, en dat er geen objectieve belemmering is om het gezinsleven in de Filipijnen uit te oefenen. Omdat eiseres in de Filipijnen is geboren en getogen, de taal van het land spreekt, het grootste gedeelte van haar leven daar heeft doorgebracht en pas sinds januari 2018 in Nederland woont, wordt eiseres geacht sterke banden met de Filipijnen te hebben. Verweerder heeft in de belangenafweging ook de positie van referent meegewogen en geoordeeld dat de banden van referent met Nederland niet zodanig bijzonder zijn dat eiseres reeds om die reden op grond van artikel 8 van het EVRM dient te worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Verder is van belang dat het niet vrijstellen van eiseres van het mvv-vereiste niet met zich meebrengt dat de uitoefening van het gezinsleven in Nederland nimmer zal worden toegestaan.
19. Het beroep op schending van de hoorplicht slaagt evenmin. De rechtbank verwijst in dit verband naar rechtsoverweging 11.
20. Het beroep is ongegrond.
21. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.