ECLI:NL:RBDHA:2019:6390
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis door gebrek aan bewijs van identiteit en familierechtelijke band
In deze zaak heeft eiseres, een Eritrese vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De aanvraag was ingediend door haar echtgenoot, die in 2017 uit Eritrea was gevlucht en inmiddels over een verblijfsvergunning asiel in Nederland beschikte. De minister weigerde de aanvraag op basis van het ontbreken van bewijs van de identiteit van eiseres en de familierechtelijke band met haar echtgenoot. Eiseres stelde dat zij geen identiteitsdocumenten kon overleggen omdat de Eritrese autoriteiten tussen 2014 en 2016 geen identiteitskaarten verstrekten en dat zij zich niet meer tot deze autoriteiten kon wenden na de vlucht van haar echtgenoot.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 15 april 2019, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om haar identiteit en de familierechtelijke band aan te tonen. De rechtbank verwees naar de Vreemdelingencirculaire, die stelt dat een vreemdeling zijn identiteit moet onderbouwen met officiële documenten. Eiseres had weliswaar enkele indicatieve documenten overgelegd, maar deze werden door de rechtbank als niet-substantieel beschouwd, omdat ze niet afkomstig waren van de Eritrese autoriteiten.
De rechtbank concludeerde dat er geen bewijsnood was, omdat eiseres niet had aangetoond dat het voor haar onmogelijk was om identiteitsdocumenten te verkrijgen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de minister terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. van Dijk-de Keuning, rechter, en is openbaar uitgesproken op 23 mei 2019.