ECLI:NL:RBDHA:2019:6385
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Algerijnse nationaliteit. De eiser had op 31 januari 2019 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, zoals vastgesteld op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten, met toestemming van partijen. De eiser heeft aangevoerd dat hij bij overdracht aan Spanje een risico loopt op indirect refoulement en dat de Spaanse autoriteiten een ander standpunt innemen dan eerder tegenover Oostenrijk. Hij heeft ook gewezen op humanitaire aspecten die volgens hem onvoldoende zijn meegewogen door de staatssecretaris.
De rechtbank overweegt dat de Spaanse autoriteiten op 5 maart 2019 hebben gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen, en dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Spanje verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de eiser niet voldoende feiten heeft aangedragen om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.