ECLI:NL:RBDHA:2019:6385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
NL19.8453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Algerijnse nationaliteit. De eiser had op 31 januari 2019 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, zoals vastgesteld op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft het onderzoek zonder zitting gesloten, met toestemming van partijen. De eiser heeft aangevoerd dat hij bij overdracht aan Spanje een risico loopt op indirect refoulement en dat de Spaanse autoriteiten een ander standpunt innemen dan eerder tegenover Oostenrijk. Hij heeft ook gewezen op humanitaire aspecten die volgens hem onvoldoende zijn meegewogen door de staatssecretaris.

De rechtbank overweegt dat de Spaanse autoriteiten op 5 maart 2019 hebben gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen, en dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Spanje verantwoordelijk is op basis van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de eiser niet voldoende feiten heeft aangedragen om te twijfelen aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.8453
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en tevens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer NL19.8454.
De rechtbank sluit het onderzoek met toestemming van partijen zonder zitting [1] .

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op 31 januari 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. Uit onderzoek is Eurodac is gebleken dat eiser op 9 oktober 2018 in Oostenrijk een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft Oostenrijk verzocht om eiser terug te nemen. De Oostenrijkse autoriteiten hebben dit verzoek afgewezen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Hierop heeft verweerder Spanje verzocht om eiser over te nemen. De autoriteiten van Spanje hebben op 5 maart 2019 laten weten op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening [2] verantwoordelijk te zijn voor de behandeling van het verzoek van eiser om internationale bescherming en dit verzoek te accepteren.
3. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn beroep allereerst verwezen naar hetgeen hij in zijn zienswijze heeft aangevoerd. Hij vreest dat hij bij overdracht aan Spanje een risico loopt op indirect refoulement. Daarbij wijst hij erop dat de Spaanse autoriteiten nu een ander standpunt aannemen ten aanzien van de verantwoordelijkheidsgrondslag dan eerder tegenover de Oostenrijk. Daarnaast stelt eiser dat verweerder ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaat. Daartoe wijst eiser op het Landenrapport Spanje (2018 update) van de Asylum information Database (AIDA-rapport) van 20 maart 2019 [3] .
Ten slotte betoogt eiser dat verweerder de door hem aangevoerde humanitaire aspecten onvoldoende heeft betrokken bij zijn besluitvorming.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Met het claimakkoord van 5 maart 2019 hebben de Spaanse autoriteiten gegarandeerd om het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling te nemen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. [4] Verweerder is er daarbij, gelet op de aanvaarding van het claimverzoek, terecht vanuit gegaan dat Spanje op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening verantwoordelijk is. De enkele omstandigheid dat de Spaanse autoriteiten eerder richting Oostenrijk niet op dezelfde wijze hebben geantwoord, laat dit onverlet en vormt geen aanleiding om te twijfelen aan een zorgvuldige inhoudelijke behandeling door Spanje.
5. Het is aan eiser om concrete feiten en omstandigheden aan te dragen voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het beroep van eiser op het AIDA rapport van 20 maart 2019 slaagt in dat verband niet. Uit dit rapport blijkt weliswaar dat het voorgekomen is dat teruggekeerde Dublinclaimanten in Spanje de toegang tot de opvang werd geweigerd, maar ook dat nadien door het Spaanse Tribunal Superior de Justitia is bepaald dat alle Dublinclaimanten tot de opvangvoorzieningen moeten worden toegelaten. Wanneer Spanje zich ten aanzien van eiser niet aan zijn internationale verplichtingen mocht houden, ligt het op de weg van eiser om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties.
6. Voor zover eiser daarnaast heeft verwezen naar zijn zienswijze en zijn verklaringen tijdens het aanmeldgehoor, geldt dat verweerder daarop gemotiveerd is ingegaan in het voornemen en het bestreden besluit. Eiser heeft niet onderbouwd in welk opzicht verweerders motivering niet juist zou zijn.
7. Verweerder heeft in hetgeen door eiser is aangevoerd dan ook geen reden hoeven zien om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Verordening (EU) nr. 604/2013
3.www.asylumineurope.org/sites/default/files/report-download/aida_es_2018update.pdf, pagina 34
4.Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn), Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) en Richtlijn 2013/33/EU (Opvangrichtlijn).