Overwegingen
1. Eiser stelt de Iraanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum]. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Iran heeft verlaten omdat hij vreest voor vervolging vanwege zijn bekering tot het christendom en omdat hij heeft deelgenomen aan een verboden demonstratie.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e en artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers verklaringen omtrent zijn afvalligheid, bekering en deelname aan de demonstratie, niet geloofwaardig zijn.
3. Op wat eiser hiertegen aanvoert, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiser heeft in de gronden van beroep gesteld dat verweerder bij het opstellen van het bestreden besluit geen rekening heeft gehouden met de moeilijkheden die hij heeft ondervonden tijdens de gehoren. Eiser heeft de tolk niet goed kunnen verstaan door zijn Afghaanse accent, daarnaast heeft verweerder niet voldoende rekening gehouden met eisers geheugenproblemen.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat bij het gehoor van eiser voldoende procedurele maatregelen zijn getroffen. Daarbij is van belang dat eiser tijdens alle drie gehoren vooraf heeft aangegeven dat hij in staat was om te worden gehoord, en naderhand dat hij de tolk goed heeft kunnen verstaan. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd op welke specifieke momenten hij zich beperkt heeft gevoeld in zijn mogelijkheid om verklaringen af te leggen.
6. Zoals blijkt uit de werkinstructie, past verweerder een vaste gedragslijn toe bij de beoordeling van een gestelde geloofsovertuiging indien deze geloofsovertuiging van belang is bij de asielaanvraag. Deze vaste gedragslijn houdt in dat verweerder diverse vragen stelt, waarbij het bekeringsproces en bekeringsmotieven, de kennis over het geloof, en de uiterlijke zichtbare gevolgen van de bekering aan de orde komen.
7. Eiser heeft gesteld dat hij vóór zijn bekering tot het christendom vanwege zijn agnostische overtuiging als afvallige door het leven ging. Met betrekking tot zijn afvalligheid heeft eiser betoogd dat hij de islam heeft bestudeerd en vanwege het gewelddadige karakter heeft verlaten. Zijn ouders hebben hem uitleg gegeven over de islamitische regels, maar hebben hem geen religieuze opvoeding gegeven. Het enkele feit dat hij tot twee keer toe een zelfmoordpoging heeft ondernomen en dat hij een tatoeage van een kruis op zijn vinger heeft laten zetten, is reeds voldoende voor de Iraanse autoriteiten om hem als afvallig te beschouwen.
8. Verweerder werpt terecht aan eiser tegen dat hij omtrent zijn afvalligheid tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiser verklaart enerzijds dat hij de islam heeft geërfd van zijn ouders die geregeld maar niet regelmatig invulling gaven aan het geloof, en dat hij, nadat hij zelf de islam heeft bestudeerd, vanwege het gewelddadige karakter de islam heeft verlaten. Anderzijds heeft eiser verklaard dat hij van huis uit een passieve houding jegens de islam heeft gekregen, en dat hij daarom nooit gelovig is geweest. Vervolgens verklaart eiser dat hij altijd wel in een God heeft geloofd, maar niet in de islam.
Dat eiser als afvallig zal worden beschouwd vanwege een zichtbare christelijke tatoeage wordt niet gevolgd. Verweerder heeft met verwijzing naar het algemeen ambtsberichtterecht gesteld dat het enkel hebben van een zichtbare christelijke tatoeage nog niet betekent dat iemand in Iran als afvallig wordt beschouwd. Ook wordt eiser niet gevolgd in zijn stelling dat hij als afvallig zal worden beschouwd vanwege zijn suïcidepogingen. Eiser heeft immers niet onderbouwd dat iemand die (een poging tot) suïcide pleegt zonder meer wordt beschouwd als afvallig in Iran. Dat suïcide volgens de Koran verboden is, verandert dit oordeel niet.
9. Eiser heeft verklaard dat hij na zijn suïcidepogingen op advies van zijn zus de Bijbel is gaan lezen, en op die manier met het christendom in aanraking is gekomen. Tijdens een kerkbezoek in Istanbul heeft eiser zich daadwerkelijk bekeerd tot het christendom. In Iran bezocht eiser huiskerken, met alle risico’s van dien. In Nederland bezoekt eiser ook de kerk, en neemt hij deel aan kerkactiviteiten en Bijbelstudies. Hij is ook voornemens zich te laten dopen.
10. Verweerder heeft niet ten onrechte eisers bekering tot het christendom ongeloofwaardig geacht. Daarbij is van belang dat eiser wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn bekeringsproces en -motieven. In eerste instantie betoogt eiser dat hij de hele Bijbel heeft gelezen. In het aanvullend gehoor geeft eiser echter aan dat hij het Oude Testament niet heeft gelezen, en dat hij zich voornamelijk heeft gefocust op vier boeken. Verweerder heeft veel belang aan dit element mogen hechten omdat het lezen van de Bijbel voor eiser het startpunt en een kernelement van zijn gestelde bekeringsproces is. Over zijn persoonlijke beweegreden wordt van eiser verwacht dat hij hier duidelijk over kan verklaren, zeker gelet op het feit dat hij afkomstig is uit een land waar bekering strafbaar is. Verweerder heeft het daarom als bevreemdend mogen beschouwen dat eiser de vragen omtrent zijn persoonlijke beweegredenen niet heeft beantwoord met eigen ervaringen, maar enkel heeft beantwoord met ingewikkelde Bijbelcitaten. Eiser kan niet in eigen woorden uitleggen wat deze citaten voor hem betekenen, en baseert zijn antwoorden enkel op basisbeginselen van het christendom.
Dat eiser Iraanse huiskerken kan benoemen en dat hij een contactpersoon heeft bij een van deze kerken, is onvoldoende voor het oordeel dat een geloofwaardige bekering heeft plaatsgevonden. Dat eiser hier in Nederland actief is bij een christelijke gemeenschap en dat hij gedoopt wil worden, verandert het oordeel van de rechtbank evenmin.
11. Met betrekking tot eisers verklaringen over de anti-regeringsdemonstraties in Rasht, laat de rechtbank in het midden of hij daadwerkelijk hieraan heeft deelgenomen. Daargelaten of eiser wel of niet bij de demonstratie aanwezig was, heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege de demonstratie negatief in de belangstelling van de Iraanse autoriteiten is komen te staan. Eiser heeft immers enkel gesteld aanwezig te zijn geweest. Gesteld noch gebleken is dat eiser een daadwerkelijke rol van betekenis heeft gespeeld bij de organisatie van de demonstratie. Daarnaast heeft eiser na afloop van de demonstratie ruim negen maanden in Iran kunnen verblijven zonder dat hij problemen heeft ondervonden vanwege de demonstratie. Dat eiser over audio- en beeldmateriaal beschikt dat zijn aanwezigheid bevestigt, en dat dit ook online staat, verandert het oordeel van de rechtbank niet.
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.