ECLI:NL:RBDHA:2019:6373
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing verzoek getuigenverhoor door rechter-commissaris
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 juni 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat door de verdachte was ingediend tegen de beslissing van de rechter-commissaris. De verdachte had op 6 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een TCI-informant te horen. De rechtbank oordeelde dat na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, de zittingsrechter de enige instantie is die inhoudelijk kan beslissen op onderzoekswensen. De rechter-commissaris had op 23 mei 2019 de afwijzing gedaan, maar op het moment van indienen van het bezwaarschrift op 6 juni 2019 was het onderzoek ter terechtzitting al begonnen. Hierdoor was de verdachte niet-ontvankelijk in zijn bezwaar, omdat de zittingsrechter de regie over de zaak had en de rechter-commissaris niet meer bevoegd was om op het verzoek te beslissen. De rechtbank benadrukte dat een andere opvatting zou afbreuk doen aan de positie van de zittingsrechter en zou leiden tot complicaties in de procedure. De rechtbank besloot dat de raadsman het verzoek tot het horen van de TCI-informant opnieuw bij de zittingsrechter moest indienen.