ECLI:NL:RBDHA:2019:6372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
NL19.4404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse Hazara op basis van ongeloofwaardig relaas over bedreigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Hazara uit Kabul, had op 18 september 2018 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij in Afghanistan in de problemen was gekomen door een relatie met een Pashtun-vrouw. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde relatie en de daaruit voortvloeiende bedreigingen niet geloofwaardig werden geacht.

Tijdens de zitting op 9 mei 2019, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd duidelijk dat de verklaringen van de eiser inconsistent en tegenstrijdig waren. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De staatssecretaris had terecht opgemerkt dat de eiser summier had verklaard over de relatie en de bedreigingen, en dat zijn verklaringen niet in lijn waren met de algemeen bekende informatie over de leefomstandigheden in Afghanistan.

De rechtbank concludeerde dat de relatie van de eiser met de Pashtun-vrouw niet geloofwaardig was en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat hij daadwerkelijk bedreigd was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.4404
v-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam]

(gemachtigde: mr. C.G. Matze),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Rennen).

ProcesverloopBij besluit van 21 februari 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.4405, plaatsgevonden op 9 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen W.M. Mamik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Op 18 september 2018 heeft hij in Nederland om asiel gevraagd. Eiser, een Hazara uit Kabul, heeft aan zijn asielverzoek ten grondslag gelegd dat hij in Afghanistan in de problemen is gekomen doordat hij een relatie heeft gehad met [naam2] , een Pashtun. Hij zou zijn bedreigd door de familie van [naam2] .
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder heeft daarbij overwogen dat de gestelde relatie en de hieruit gevolgde problemen niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft hierover volgens verweerder summier, wisselend en bevreemdend verklaard. De verklaringen zijn verder volgens verweerder duidelijk onwaarschijnlijk en tegenstrijdig met voldoende geverifieerde informatie uit het land van herkomst.
3. Op wat eiser hiertegen heeft ingebracht, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat eiser slechts summier over [naam2] en haar familie heeft verklaard. Zo kent eiser niet haar achternaam en weet hij niets over eventuele huwelijksplannen van de familie voor [naam2] . Verweerder heeft dat niet ten onrechte vreemd gevonden, aangezien eiser stelt al een aantal maanden een relatie met [naam2] te hebben gehad en dat zij het plan hadden om te trouwen. Uit het nader gehoor blijkt ook dat eiser weet dat Pashtun-vrouwen op relatief jonge leeftijd worden uitgehuwelijkt [2] . Voor zover eiser in beroep heeft gesteld dat hij de achternaam van [naam2] niet kent omdat in Afghanistan geen systeem van achternamen bestaat zoals wij dat kennen, laat dat onverlet dat eiser desgevraagd heeft verklaard dat [naam2] een achternaam heeft, maar dat hij haar daar nooit naar heeft gevraagd. Het betoog namens eiser dat verweerder had moeten doorvragen slaagt niet. Het is aan eiser om geloofwaardig te verklaren.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit ook uitgelegd dat eiser bevreemdend heeft verklaard over de praktische invulling van de relatie met [naam2] . Zij zou meerdere keren in het openbaar alleen met eiser in een taxi zijn gestapt om elders in de stad restaurants te bezoeken. Ook zou [naam2] onbegeleid eiser thuis hebben bezocht en zouden zij bij hun laatste ontmoeting geslachtsgemeenschap hebben gehad. Verweerder heeft niet ten onrechte met verwijzing naar het Algemeen ambtsbericht over Afghanistan gesteld dat het gezien de strikte religieuze en eercultuur in Afghanistan [3] onaannemelijk is dat eiser en [naam2] op die manier hun levens op het spel zetten. Daarbij heeft verweerder terecht gewezen wijzen op eisers verklaringen dat [naam2] afkomstig is uit een strenge Pashtunfamilie en dat haar vader banden heeft met de Taliban. Dat [naam2] en haar familie in Kabul wonen en niet op het platteland, neemt niet weg dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eisers verklaringen niet zijn te rijmen met de algemeen bekende informatie over de strikte leefregels in Afghanistan.
6. Verweerder heeft er ook terecht op gewezen dat dat eiser inconsistent heeft verklaard over de mogelijkheden van [naam2] om onbegeleid over straat te gaan: enerzijds verklaart eiser dat [naam2] niet naar buiten mocht [4] , anderzijds zou zij met toestemming wel alleen naar de winkel mogen. Als zij verder ging dan moest zij altijd met de familie [5] .
De uitvoerige toelichting in beroep over de vraag hoe [naam2] eiser steeds heeft kunnen ontmoeten laat deze wisselende verklaringen onverlet. Daarnaast geldt dat eiser hiervoor de correcties en aanvullingen had dienen te gebruiken.
7. Nu de relatie van eiser niet geloofwaardig is bevonden, heeft verweerder evenmin hoeven aannemen dat eiser vanwege de relatie is bedreigd. Daarnaast heeft verweerder terecht overwogen dat eiser de gestelde bedreigingen als zodanig niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft alleen summier verklaard over een eenmalige waarschuwing van [naam2] voor haar vader. De pas in beroep overlegde documenten zijn kopieën, waarvan de authenticiteit niet is vastgesteld. Verder heeft eiser geen goede verklaring gegeven voor het feit dat de in oktober en december 2018 opgestelde documenten nu pas zijn overgelegd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. W.H. Mentink, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verslag nader gehoor p. 12
3.Algemeen ambtsbericht (AAB) Afghanistan 2016, p. 85.
4.Verslag nader gehoor p. 13
5.Verslag nader gehoor p. 14