ECLI:NL:RBDHA:2019:6370
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring opvolgende asielaanvraag zonder nieuwe elementen of bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2019 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag van eiser. Eiser had eerder op 5 december 2017 een asielaanvraag ingediend, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Het beroep tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard door de rechtbank en later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op 20 juli 2018 diende eiser een herhaald asielverzoek in, maar dit werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelde dat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had gepresenteerd die zijn opvolgende aanvraag konden onderbouwen.
Tijdens de zitting op 16 mei 2019, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, werd het procesverloop besproken. Eiser voerde aan dat hij geen bescherming kon krijgen van de UNRWA en dat zijn broer bij terugkeer naar Jordanië door de autoriteiten was verhoord. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser ingebrachte argumenten niet voldoende waren om aan te tonen dat hij in een situatie verkeerde die asielrechtelijke bescherming vereiste. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van nieuwe feiten of bijzondere omstandigheden die een herbeoordeling van het bestreden besluit rechtvaardigden.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.