ECLI:NL:RBDHA:2019:6336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
C/09/573722 / KG RK 19-758
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter wegens vermeende partijdigheid en informele communicatie tijdens zitting

Op 26 juni 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, bijgestaan door haar advocaat mr. M.T. Wernsen. Verzoekster meende dat de rechter, mr. M.J.C. Dijkstra, partijdig was vanwege een (te) informele wijze van communiceren tijdens de zitting. Ze voerde aan dat de rechter haar niet de kans gaf om te reageren en dat de rechter onderwerpen ter sprake bracht die niet door de wederpartij waren genoemd. De wrakingskamer oordeelde dat de wrakingsprocedure niet bedoeld is voor klachten over de wijze van bejegening door de rechter. De regierol van de rechter staat het toe om op een informele manier te communiceren en te bepalen wie wanneer het woord krijgt. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en wees het verzoek tot wraking af. De behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2019/30
zaak- /rekestnummer: C/09/573722/ KG RK 19/758
Beslissing van 26 juni 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat mr. M.T. Wernsen te ’s-Gravenhage,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.C. Dijkstra,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] ,
advocaat mr. M.C. Schmidt te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 10 mei 2019 waarin het mondelinge wrakingsverzoek is vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 21 mei 2019.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker, bijgestaan door mr. Wernsen, voornoemd.
De rechter en belanghebbende hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer C/09/563725 FA RK 18/8612 tussen verzoeker en belanghebbende. In de hoofdzaak heeft verzoekster verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, van welk verzoek de mondelinge behandeling plaatsvond op de gesloten terechtzitting van 10 mei 2019.
Op het moment dat de rechter de mondelinge behandeling wilde afronden, heeft verzoekster de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat ze de rechter partijdig vond. Een nadere toelichting of onderbouwing hiervan ontbreekt in het proces-verbaal en de zittingsaantekeningen die daarvan onderdeel uitmaken.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoekster haar gronden voor de wraking nader toegelicht. Verzoekster benadrukt allereerst dat zij de rechter niet heeft gewraakt om de processuele beslissing dat haar stukken niet mochten worden overlegd. Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat de rechter ter terechtzitting haars inziens een (te) informele wijze van communiceren hanteerde. De rechter had ter zitting haar boodschap anders moeten verpakken. Tevens heeft de verzoekster aangevoerd dat de rechter vóór haar dacht door te zeggen dat verzoekster het lastig zou vinden om te reageren en haar raadsvrouw eerst moest reageren op wat de belanghebbende zei, terwijl verzoekster rustig was en zelf wilde reageren.
Verder heeft verzoekster aangevoerd dat de rechter begon over het lage inkomen en de schulden van belanghebbende en de aanvaardbaarheidstoets zonder dat de wederpartij daarover iets had gezegd. De rechter vulde begrippen zelf in en legde woorden in de mond van de advocaat van belanghebbende dan wel in die van belanghebbende zelf en zei dingen als ‘van een kale kip kun je niet plukken’ en ‘ik snap niet wat u wilt’.
De raadsvrouw van verzoekster onderschrijft de toelichting van verzoekster en is het ermee eens dat sprake was van vooringenomenheid. Zij geeft aan dat de nieuwe stukken al twee keer eerder aan bod kwamen ter zitting en dat de rechter op de indiening ervan niet is teruggekomen. Die gang van zaken past haars inziens bij het ongelukkige verloop van de zitting.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2
In het proces-verbaal en de zittingsaantekeningen zijn de gronden waarop de wraking berust niet opgenomen. Ter zitting van de wrakingskamer hebben verzoekster en haar raadsvrouw gesteld dat zij de onder 2.3 genoemde wrakingsgronden reeds direct op de zitting van 10 mei 2019 hebben aangedragen. Nu de wrakingskamer er vanuit gaat dat de rechter ter zitting van 10 mei 2019 om een onderbouwing van het wrakingsverzoek heeft gevraagd, zal de wrakingskamer de aangevoerde gronden inhoudelijk beoordelen.
3.3
Voor zover de toelichting van verzoekster ziet op de, volgens haar te informele en ongelukkige, manier waarop zij door de rechter is bejegend, geldt dat de wrakingsprocedure niet is bedoeld voor dergelijke klachten. Verzoekster kan over de wijze van bejegening door de rechter een klacht indienen bij het gerechtsbestuur. In aanmerking genomen hetgeen hierna wordt overwogen, heeft verzoekster geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, terwijl die ook niet zijn gebleken.
3.4
Voor zover verzoekster de rechter partijdig acht vanwege haar informele aanpak en woordkeuze en omdat de raadsvrouw in plaats van verzoekster het woord gaf, overweegt de wrakingskamer als volgt. De regierol van de rechter brengt mee dat het de rechter vrij staat om op meer formele of informele wijze zijn of haar taak ter zitting uit te oefenen en daarbij passende bewoordingen ter zitting te kiezen en te bepalen welke partij wanneer het woord krijgt. Daarbij wordt van de rechter verwacht ter zitting niet-juridische termen te gebruiken die voor partijen zelf begrijpelijk zijn en kan hij of zij klare taal spreken die in voorkomend geval confronterend voor (een van) partijen kan zijn. Hetgeen door verzoekster is aangevoerd past binnen de vrijheid van de rechter om zijn of haar regierol invulling te geven. Uit de woordkeuze van de rechter is geen (objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid jegens verzoekster af te leiden. Hier komt bij dat de rechter verzoekster op een later moment ter zitting, nadat de advocaten het woord hadden gevoerd, alsnog de gelegenheid heeft gegeven om te reageren op het standpunt van belanghebbende.
3.5
Wat betreft de gestelde invulling van begrippen door de rechter en het door de rechter beginnen over onderwerpen die niet door de wederpartij zijn genoemd, is de wrakingskamer van oordeel dat deze grond ook niet tot (een objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid jegens verzoekster kan leiden. Het is immers juist de taak van de rechter om argumenten van partijen juridisch te kwalificeren en die in het juiste juridische kader te plaatsen. Concrete aanknopingspunten dat de rechter buiten de rechtsstrijd tussen partijen is getreden en daarbij wel die schijn zou hebben gewekt, zijn niet gesteld of gebleken.
3.6
De wrakingskamer is van oordeel dat er, ook als het is gegaan zoals verzoekster stelt, geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat er sprake is van (een objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid jegens verzoekster. Om die reden zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar advocaat mr. M.T. Wernsen;
• de belanghebbende p/a zijn advocaat mr. M.C. Schmidt;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.P. Verbeek, mr. H.W. Vogels en mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. van Beeck en in openbaar uitgesproken op 26 juni 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.