2.5.De rechtbank stelt voorop dat [eiser] de stelplicht en bewijslast van de omvang van de schade draagt. Het ligt derhalve op het pad van [eiser] om de omvang van de door hem gestelde herstelkosten tegenover de betwisting van BBO voldoende te onderbouwen. Bij de beoordeling of de herstelkosten voldoende zijn onderbouwd, heeft de rechtbank acht geslagen op de offertes van Maatwerk en Orveca en de daarin gegeven toelichting op de door hen begrote kosten van de gebreken. Daartegenover is, per gebrek, de door [A] gegeven kostenbegroting en de daarbij gegeven toelichting geplaatst. Ook is in aanmerking genomen wat in het verslag van de bezichtiging van 20 april 2017 en de overige stukken over de desbetreffende gebreken is opgenomen. De rechtbank komt, dit één en ander wegende, tot het volgende oordeel.
2.5.1.Over de omvang van de herstelkosten van de gebreken onder 4, 20, 43, 41 en 42 (waarbij voor laatstgenoemd gebrek de lagere offerte van Orveca wordt gevolgd), 47 en 51 bestaat tussen partijen niet, althans nauwelijks geschil. Indien er al afwijkingen zijn in de geschatte herstelkosten, zijn die gering. De herstelkosten van deze posten zullen worden begroot op de hierna volgende bedragen.
2.5.2.Met betrekking tot gebrek 46 zijn de deskundigen van partijen (Maatwerk en [A] ) het erover eens dat geen sprake is van een gebrek, zodat herstel niet nodig is.
2.5.3.Ten aanzien van de gebreken onder 1, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 23, 25, 27, 29a en 29b, 33, 34, 35, 36, en 37 geldt dat de door Maatwerk en Orveca de kosten van herstel daarvan op een ongeveer gelijk bedrag hebben geschat. Het gaat om een schatting van twee aannemers, van wie de deskundigheid en onafhankelijkheid niet ter discussie staat. [eiser] heeft de herstelkosten met de (vrijwel gelijke) begroting van deze deskundigen voldoende onderbouwd. [A] heeft de herstelkosten van de posten op een (in sommige gevallen: behoorlijk) lager bedrag begroot. Onder deze omstandigheden mag van BBO (of de door haar ingeschakelde deskundige) een nadere toelichting worden verwacht waarom het door Maatwerk en Orveca geschatte bedrag te hoog is. Het enkele algemene verweer dat [A] niet ter plaatse is geweest en dat de huidige situatie mogelijk verschilt van de situatie op 22 juli 2016 is niet voldoende. Van BBO mag worden verwacht dat zij meer concreet stelt voor welke gebreken dit verweer volgens haar opgaat (en waarom), en dat zij meer concreet het verschil tussen de door Maatwerk en Orveca geschatte kosten en de door [A] geschatte kosten verklaart. BBO heeft die nadere toelichting echter niet gegeven, zodat haar betwisting van de door [eiser] geschatte herstelkosten voor deze gebreken als onvoldoende gemotiveerd wordt gepasseerd. De rechtbank zal de herstelkosten van deze gebreken begroten op de hierna volgende bedragen.
2.5.4.Ten aanzien van de gebreken onder 21 en 26 (sausen wanden en plafond woonkamer) en 32 (herstel verlaagd plafond gastenkamer) geldt dat [eiser] met de offertes van de aannemers wel voldoende heeft onderbouwd en BBO vervolgens onvoldoende heeft betwist dat de herstelkosten hoger zijn dan de door [A] geschatte bedragen, maar anderzijds stelt de rechtbank tevens vast dat de offerte van Orveca op deze punten noemenswaardig lager uitvalt in vergelijking tot de offerte van Maatwerk. Onder deze omstandigheden mag van [eiser] worden verlangd dat hij nader toelicht waarom niettemin
van het gemiddelde van de bedragen van Maatwerk en Orveca moet worden uitgegaan. Omdat die toelichting ontbreekt, zullen de kosten worden begroot conform het (lagere) bedrag van de offerte van Orveca.
2.5.5.Ten aanzien van het onder 22 genoemde gebrek (tv-aansluiting) is het gemiddelde van het door Maatwerk en Orveca geschatte bedrag (wat [eiser] vordert) lager dan het door [A] geschatte bedrag, namelijk € 400,- (Maatwerk) en € 370,- (Orveca) tegenover een bedrag van € 650,- ( [A] ). Aangezien de rechtbank niet meer kan toewijzen dan wordt gevorderd, wordt een bedrag van € 385,- (exclusief btw) toegewezen (het gemiddelde van de offertes van Maatwerk en Orveca).
2.5.6.Ten aanzien van de gebreken onder 32a, 39, 40 en 56 (drempels) heeft Maatwerk de kosten geschat op € 160,- (exclusief btw). [A] heeft de kosten op een iets hoger bedrag geschat (€ 200,-), terwijl Orveca uitgaat van € 580,-. Gelet op het aanzienlijke verschil tussen de kostenraming van Maatwerk en Orveca, dient [eiser] nader toe te lichten waarom ook de offerte van begroting van Orveca moet worden meegenomen en van het gemiddelde van de offertes van Maatwerk en Orveca moet worden uitgegaan. Omdat [eiser] die toelichting niet heeft gegeven, worden de kosten conform de begroting van [A] begroot op € 200,- (exclusief btw).
2.5.7.Ten aanzien van het gebrek onder 45 (badkamerdeur) geldt dat in het verslag van 20 april 2017 is opgenomen dat BBO heeft toegezegd de deur opnieuw te zullen schilderen. Tot uitgangspunt dient dan ook dat het gebrek bestaat uit ondeugdelijk schilderwerk en niet ziet op de kwaliteit van de deur zelf. De offertes van Maatwerk en Orveca zullen ten aanzien van de kosten voor het vervangen van de deur dan ook worden gepasseerd (want dit is geen schade als gevolg van het gebrek). De kosten voor het verven van de deur zullen op het door Orveca begrote bedrag van € 280,- worden begroot, omdat Maatwerk van een noemenswaardig hoger bedrag (€ 440,-) uitgaat en [eiser] niet heeft toegelicht waaruit dit verschil kan worden verklaard en waarom het redelijk is dat van het gemiddelde van de beide bedragen wordt uitgegaan.
2.5.8.Ten aanzien van het gebrek onder 57 (stroomvoorziening op het balkon) geldt dat Maatwerk heeft verklaard dat de kosten moeilijk zijn in te schatten, maar mogelijk tussen de bandbreedte van € 50,- en € 400,- zullen liggen, tenzij er een extra groep bij moet worden getrokken, in welk geval de kosten substantieel meer zullen zijn. [A] heeft de kosten begroot op € 350,-, wat in de eerdergenoemde bandbreedte ligt. Orveca heeft de kosten op een veel hoger bedrag geschat, te weten € 760,-. In het licht van dit verschil ligt het op de weg van [eiser] om dit verschil tussen de beide offertes toe te lichten en nader te motiveren waarom het redelijk is om van het gemiddelde uit te gaan. Deze toelichting ontbreekt echter, zodat de kosten worden geschat op het door [A] genoemde bedrag van € 350,-.
2.5.9.Ten slotte wordt ten aanzien van de herstelkosten van de vloer op de eerste etage (gebrek 54) het volgende overwogen. Uit de toelichting op het gebrek volgt dat de naden van de vloer op plaatsen niet aansluiten en dat er schade aan de vloer is ontstaan door het indraaien van schroeven. Uit de offerte van Maatwerk volgt dat de vloer op ongebruikelijke wijze is gelegd, zonder geluidsisolerende laag, en dat het om een goedkope vloer gaat. Ook Orveca verwijst naar onder meer het ontbreken van isolatie en adviseert de volledige vloer te vervangen. Voor de begroting van de schade is echter van belang wat [eiser] op grond van de aannemingsovereenkomst geleverd zou krijgen en in hoeverre de vloer die hij heeft gekregen daaraan niet voldoet. Het ligt op de weg van [eiser] om dit te onderbouwen, niet alleen omdat BBO herhaaldelijk heeft gewezen op de beperkte omvang en prijs van de verbouwing, maar ook omdat Maatwerk in zijn offerte met zoveel woorden verklaart dat het moeilijk is de herstelkosten te begroten, omdat Maatwerk niet weet wat er aangeboden is. [eiser] heeft ten aanzien van deze vergelijking tussen de aannemingsovereenkomst en de schade niets gesteld, noch heeft hij anderszins een toelichting gegeven op het door hem gevorderde schadebedrag van meer dan € 4.000,- (exclusief btw), dat kennelijk uitgaat van volledige vervanging van de vloer. [eiser] heeft niet gesteld waarom volledige vervanging in het onderhavige geval redelijk is en in verhouding staat tot het gebrek. De rechtbank zal het door [eiser] gevorderde bedrag dan ook als onvoldoende onderbouwd passeren en voor de begroting van de herstelkosten uitgaan van het door BBO gestelde bedrag van € 450,-.