ECLI:NL:RBDHA:2019:6300
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake EU Blauwe Kaart en arbeid zonder tewerkstellingsvergunning
In deze zaak hebben verzoeksters, waaronder verzoekster 1 die als Manager Director en enige werknemer van verzoekster 2 fungeert, een voorlopige voorziening aangevraagd na de afwijzing van hun aanvraag voor wijziging van de verblijfsvergunning door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft op 18 juni 2019 uitspraak gedaan, waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening is toegewezen. Verzoekster 1, die sinds juli 2015 in Nederland verblijft als kennismigrant, mag nu arbeid verrichten voor verzoekster 2, ondanks dat de erkenning van verzoekster 2 als referent is ingetrokken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, gezien de economische gevolgen voor verzoekster 2.
De voorzieningenrechter overwoog dat de afwijzing van de aanvraag voor een EU Blauwe Kaart niet op de grond dat de werkgever niet erkend is, kan plaatsvinden, mits aan de voorwaarden voor de afgifte van de Europese blauwe kaart wordt voldaan. Verweerder had in zijn besluit gesteld dat verzoekster 1 niet voldeed aan het looncriterium voor een EU Blauwe Kaart, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster 1 wel degelijk aan de voorwaarden voldeed. De voorzieningenrechter heeft verweerder opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden en heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeksters.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeksters zwaarder laten wegen dan de argumenten van verweerder, wat resulteerde in een positieve uitkomst voor verzoeksters.