Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 mei 2019 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [plaats], eiser
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking [plaats], verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Geschil2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de VVE-reserves die opgenomen zijn in de verkoopcijfers van de referentiewoningen niet heeft geëlimineerd. Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank als volgt. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer het arrest van 8 september 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5446) volgt dat ter bepaling van de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak, gelet op verkoopprijzen van vergelijkbare onroerende zaken, de invloed van de aanwezigheid van een VVE-reserve dient te worden uitgeschakeld door met dat gedeelte van de verkoopprijzen dat aan die reserve kan worden toegerekend geen rekening te houden. Alle referentiepanden maken deel uit van een VVE. De bedragen van deze reserves, zoals eiser ter zitting naar voren heeft gebracht, zijn echter van zodanige geringe omvang dat naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk is dat door hieraan voorbij te gaan de waarde van de woning te hoog is vastgesteld.