ECLI:NL:RBDHA:2019:6243

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
21 juni 2019
Zaaknummer
7272737 / 18-22967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van energiebelasting door verhuurder als onderdeel van servicekosten in huurcontracten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de stichting Duwo, een toegelaten instelling die zich richt op de huisvesting van studenten. De huurder vorderde dat het terugvragen van energiebelasting door Duwo als onderdeel van de overeengekomen servicekosten moet worden beschouwd. De huurder had een zelfstandige woonruimte gehuurd van Duwo en was van mening dat de kosten voor het terugvragen van energiebelasting door Duwo in de servicekosten moesten worden opgenomen. Duwo daarentegen stelde dat deze kosten niet onder de servicekosten vielen en dat zij niet verplicht was om teruggave van energiebelasting te verzoeken.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het terugvragen van energiebelasting door Duwo inderdaad behoort tot de administratieve handelingen die nodig zijn voor een correcte servicekostenafrekening. De rechter oordeelde dat de kosten die Duwo maakt voor het aanvragen van de teruggave van energiebelasting moeten worden opgenomen in de administratiekosten die aan de huurders in rekening worden gebracht. Dit betekent dat de huurder recht heeft op een terugbetaling van een deel van de servicekosten, omdat Duwo ten onrechte 10% van de teruggave had ingehouden.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurder toegewezen, inclusief de verklaring dat de betalingsverplichting van de huurder met betrekking tot de servicekosten over 2016 € 243,83 bedraagt en dat Duwo € 627,73 aan de huurder moet terugbetalen. Daarnaast is Duwo veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 23,91 aan de huurder, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure zijn ook voor rekening van Duwo gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 7272737 18-22967
4 juli 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.J.Y. Kleingeld,
tegen
de stichting STICHTING DUWO,
gevestigd te Delft,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T.A. Nieuwenhuijsen.
Partijen worden hierna ook [eiser] en Duwo genoemd.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de inleidende dagvaarding van 8 oktober 2018, met producties en de conclusie van antwoord, met producties.
1.2.
Op 12 maart 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen: eisende partij in persoon, bijgestaan door zijn hiervoor genoemde gemachtigde, en namens gedaagde partij: [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [betrokkene 3] bijgestaan door haar hiervoor genoemde gemachtigde. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Duwo is een toegelaten instelling in de zin van de Woningwet en legt zich in het bijzonder toe op de huisvesting van studenten. Zij verhuurt in totaal ruim 32.300 wooneenheden in Amsterdam, Delft, Den Haag, Leiden, Haarlem en Deventer. De meeste woningen van Duwo maken deel uit van een grotere bouwkundige eenheid: een complex dat meerdere onzelfstandige en/of zelfstandige woningen omvat.
2.2.
[eiser] huurt met ingang van 1 december 2014 voor onbepaalde tijd van Duwo de zelfstandige woonruimte gelegen aan de [adres] te [plaats] in een complex van Duwo.
In de huurovereenkomst is over de huurprijs en de servicekosten het volgende opgenomen:
“3.1 De huurprijs (ook kale huur) bedraagt bij aanvang van de huur € 370,38 per maand.
3.2
Het verrekenbare voorschot op de kosten van bijkomende leveringen en diensten (de zgn. servicekosten) alsmede de gebruiksbelastingen zijn bij aanvang van de huur als volgt samengesteld, in totaal € 107,97:
Gemeenschappelijk energieverbruik
2,25
Vuilkosten en schoonhouden
12,50
Huismeester en sociaal beheer
4,37
Tuin en omgeving onderhoud
0,50
Administratiekosten
2,80
Elektra
15,00
Gas
42,00
Water
8,00
Signaallevering
0,07
inboedelverzekering
1,33
Serviceabonnement
3,63
Inventaris & stoffering
0,50
Glasverzekering
1,22
Ziggo tv/internet
13,35
Lidmaatschap Wijwonen
0,45
2.3.
Het complex van Duwo aan de [adres] te [plaats] omvat 521 zelfstandige studentenwoningen. Net zoals veel andere complexen van Duwo, heeft dit complex één aansluiting op het elektriciteitsnet. Alle woningen in dit complex bevinden zich achter deze aansluiting.
2.4.
Op 21 juni 2017 heeft Duwo aan [eiser] de afrekening servicekosten over 2016 gezonden. Daarin is het volgende opgenomen:
“Component
Voorschot/ advance
Definitieve kosten/ final costs
Gemeenschappelijk energieverbruik
24,30
20,71
Vuilkosten en schoonhouden
137,40
108,08
huismeester en sociaal beheer
47,70
45,43
Tuin en omgeving onderhoud
6,00
5,01
Administratiekosten
33,60
8,17
Elektra
151,02
-93,23
Gas
395,58
139,45
Water
69,12
34,12
Signaallevering
0,84
0,00
Inventaris & stoffering
6,00
0,00
Totaal/total
871,56
267,74
Definitieve kosten/final costs:
€ 267,74
Voorschot/ advance:
€ 871,56
Resultaat/result:
€ -603,82
Door jou te ontvangen/to be received:
€ 603,82
2.5.
Op 13 december 2017 heeft [eiser] bij de Huurcommissie in Den Haag een verzoekschrift afrekening servicekosten (ex artikel 7:260 BW) ingediend omdat hij zich niet kon verenigen met de afrekening servicekosten over 2016. Hij heeft er daarbij op gewezen dat Duwo een verzoek om teruggave energiebelasting heeft ingediend en dat zij een deel van de teruggave via de servicekosten aan de huurders heeft teruggegeven maar dat zij 10% van de teruggave heeft ingehouden voor kosten die zij heeft gemaakt om het teruggaveverzoek in te dienen. Volgens [eiser] klopt dit niet omdat de administratiekosten wettelijk zijn vastgelegd op 5% over servicekosten en 2% over energie.
2.6.
Duwo heeft de Huurcommissie in reactie op het verzoek van [eiser] bericht dat zij van oordeel is dat de activiteiten om teruggave van energiebelasting te bewerkstellingen niet tot de normale verhuurdersactiviteiten behoren. Energiebelasting komt voor rekening van de eindverbruiker. Het verzoeken om teruggave van belasting is niet te kwalificeren als een administratieve handeling maar als een dienst aan de huurder. Dit behoort dus niet tot de overeengekomen servicekosten. De teruggave is na aftrek van de door Duwo gemaakte kosten volledig ten goede gekomen van de huurders.
2.7.
In het rapport van het voorbereidend onderzoek (aan partijen toegezonden bij brief van 18 april 2018) heeft de rapporteur opgemerkt dat volgens het beleid van de Huurcommissie de vergoeding voor de kosten verband houdende met de teruggave van energiebelasting begrepen is in de vergoeding voor administratiekosten. De teruggave dient volgens de rapporteur geheel ten gunste te komen van de huurders. Vervolgens heeft de rapporteur de door [eiser] verschuldigde kosten voor elektra en administratie berekend.
2.8.
De Huurcommissie is in de uitspraak van 8 juni 2018 met nummer 4659, verzonden op 13 augustus 2018, tot het volgende oordeel gekomen:
“Anders dan de huurder is de commissie van oordeel dat de inspanningen van verhuurder en de kosten die gemoeid waren ter verkrijging van de teruggave, te ver verwijderd liggen van de servicekosten zoals hiervoor omschreven. Of deze inspanningen en kosten gelijk dienen te worden gesteld aan overheidsheffingen, laat de commissie in het midden. Verder is de commissie van oordeel dat de kosten die gemaakt zijn ter verkrijging van de teruggave niet kunnen worden beschouwd als handelingen om tot een servicekosten afrekening te komen. Deze handelingen waren naar het oordeel van de commissie immers al verricht bij het vaststellen van de kostenpost ‘elektra’. De kosten ter verkrijging van de teruggave kunnen daarom niet worden aangemerkt als administratie kosten.
In afwijking van het rapport van onderzoek ziet de commissie de kosten voor de geleverde inspanningen voor de teruggave van de energiebelasting niet als administratiekosten en derhalve ook niet als onderdeel van de servicekosten. Zij acht zich daarom niet bevoegd uitspraak te doen in deze zaak. Een inhoudelijk oordeel blijft daarom achterwege,
Conclusie/Gevolgen van deze uitspraak
De Huurcommissie is niet bevoegd uitspraak te doen.”

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- voor recht verklaart dat het terugvragen van energiebelasting door Duwo behoort tot c.q. onderdeel vormt van de overeengekomen servicekosten, althans dat het terugvragen van energiebelasting valt onder de (administratieve) handelingen om tot een servicekostenafrekening te komen en dat de door Duwo – in verband met het gedane verzoek tot teruggave van energiebelasting – gemaakte kosten in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen;
- voor recht verklaart dat de betalingsverplichting van [eiser] met betrekking tot de servicekosten over het jaar 2016 € 243,83 bedraagt en dat Duwo aan hem € 627,73 dient terug te betalen;
- Duwo veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 23,91 te vermeerderen met wettelijke rente;
subsidiair:
- de door [eiser] te betalen vergoeding voor de door Duwo gemaakte kosten in verband met het gedane verzoek tot teruggave van energiebelasting bepaalt op 1% van de teruggave, althans op een in goede justitie te bepalen bedrag of percentage;
meer subsidiair:
- Duwo veroordeelt tot een in goede justitie te bepalen voorziening;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
- Duwo veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] legt – verkort en zakelijk weergegeven – aan deze vordering, naast de hiervoor genoemde feiten, het volgende ten grondslag. Het terugvragen van energiebelasting behoort tot de taken van Duwo omdat [eiser] met Duwo als bijkomende levering de levering van gas en elektra is overeengekomen en hij zelf geen verzoek tot teruggave kan doen omdat hij geen eigen energieaansluiting heeft. De kosten van het terugvragen van energiebelasting zijn begrepen in de vergoeding die onder de overeengekomen servicekosten vallen. Indien het oordeel is dat het terugvragen van energiebelasting geen onderdeel vormt van de overeengekomen servicekosten, is van belang dat de teruggave door Duwo is verwerkt in de post elektra. Het terugvragen van energiebelasting behoort daarmee tot de (administratieve) handelingen om tot een serviceafrekening te komen. De kosten daarvan zijn begrepen in de vergoeding voor administratiekosten. In beide gevallen heeft Duwo ten onrechte 10% van de teruggave ingehouden.
Duwo heeft voorts niet aangetoond of onderbouwd hoe hoog de door haar werkelijk gemaakte kosten zijn en dat de inhouding van 10% redelijk, gerechtvaardigd en in overeenstemming met de werkelijk gemaakte kosten is.
3.3.
Duwo heeft gemotiveerd verweer gevoerd, concluderend tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn vordering dan wel afwijzing daarvan. Duwo is – verkort en zakelijk weergegeven – van oordeel dat het vragen van vermindering van energiebelasting niet behoort tot de overeengekomen diensten onder de huurovereenkomst. De verkregen teruggaaf behoort daarmee niet tot de servicekosten als bedoeld in de artikelen 7:258 tot en met 7:261 BW. Duwo is niet verplicht om teruggave te verzoeken. Duwo stelt voldoende aannemelijk te hebben gemaakt dat 10% een niet meer dan redelijke vergoeding is voor haar kosten.
3.4.
Op de verdere stellingen en weren van partijen zal hierna – voor zover van belang – worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
[eiser] komt op grond van het bepaalde in artikel 7:262 BW op tegen de beslissing van de Huurcommissie van 8 juni 2018 met zaaknummer 4659 (aangehaald onder 2.8). Omdat niet anders gesteld of gebleken is, gaat de kantonrechter ervan uit dat [eiser] tijdig is opgekomen tegen deze uitspraak van de Huurcommissie.
4.2.
De kern van het geschil betreft de vraag of Duwo haar kosten gemoeid met het verzoeken om vermindering dan wel teruggave van energiebelasting in mindering kan brengen op de aan [eiser] te betalen teruggave.
4.3.
De kantonrechter neemt, net zoals partijen dat in hun stellingen en weren hebben gedaan, ten aanzien (van teruggave) van energiebelasting het volgende tot uitgangspunt.
De Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm) voorziet erin dat de energieleverancier de belastingplichtige is ten aanzien van de energiebelasting. De belasting wordt geheven over de levering van – voor zover hier van belang – elektriciteit via een aansluiting aan de verbruiker. De verbruiker betaalt de belasting aan de energieleverancier die deze afdraagt aan de Belastingdienst. Een eventuele belastingvermindering wordt toegepast per aansluiting. Een dergelijke vermindering is opgenomen in artikel 63 lid 1 Wbm, dat bepaalt dat voor de levering van elektriciteit op de verschuldigde belasting een vermindering wordt toegepast voor onroerende zaken die op zich als gebouwde eigendommen zijn aan te merken en die kunnen dienen als woning of ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf of beroep of die anderszins een verblijfsfunctie hebben.
Omdat een belastingvermindering wordt toegepast per aansluiting, zouden bewoners van complexen als dat van Duwo aan de [adres] waarbij zich meerdere zelfstandige woningen achter één aansluiting bevinden, niet in aanmerking komen voor deze belastingvermindering. Het is de bedoeling van de overheid geweest om zo veel mogelijk de uiteindelijke verbruiker die beschikt over een zelfstandige onroerende zaak, als verbruiker aan te merken. Daarom vindt de overheid het redelijk dat voor de toepassing van de belastingvermindering rekening wordt gehouden met het aantal zelfstandige onroerende zaken achter één aansluiting (Beleidsregel Financiën, Belastingen op milieugrondslag BWBR0036517). De houder van een aansluiting kan daarom teruggave van energiebelasting vragen voor de verschillende zelfstandige onroerende zaken achter die aansluiting.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat het bedrag dat een verhuurder voor servicekosten, al dan niet op grond van daarover bestaande overeenstemming met een huurder, aan een huurder in rekening brengt, op grond van artikel 7:259 lid 1 BW in overeenstemming moet zijn met wettelijke voorschriften of met hetgeen als een redelijke vergoeding voor de geleverde zaken en diensten kan worden beschouwd. Volgens artikel 7:237 lid 3 BW wordt onder servicekosten verstaan: de vergoeding voor de overige zaken en diensten – anders dan de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter – die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte. Het begrip servicekosten is nader uitgewerkt in het Besluit servicekosten. De bijlage bij artikel 1 van het Besluit servicekosten bevat een lijst van zaken en diensten die in elk geval als servicekosten moeten worden aangemerkt. Deze lijst is niet limitatief.
4.5.
In de huurovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de huurder een voorschot voor
“bijkomende leveringen en diensten (de zgn. servicekosten)”betaalt waarin – onder meer – is opgenomen de post elektra. Deze post behoort tot servicekosten als bedoeld in artikel 7:237 lid 3 BW: overige zaken en diensten – anders dan de kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter – die geleverd worden in verband met de bewoning van de woonruimte. Het gaat hier immers om elektriciteitsvoorziening ten behoeve van de eigen woning waarbij geen individuele meter aanwezig is. Het enkele feit dat dergelijke kosten niet voorkomen op de lijst behorend bij artikel 1 van het Besluit servicekosten betekent niet dat deze kosten niet als servicekosten te kwalificeren zijn, nu immers zoals hiervoor reeds is overwogen deze lijst niet limitatief is en deze kosten klaarblijkelijk verband houden met elektriciteitsvoorziening ten behoeve van bewoning van de woonruimte.
4.6.
Zoals Duwo heeft toegelicht, krijgt zij als houder van de aansluiting de nota van haar elektriciteitsleverancier waarin de door de Belastingdienst geheven belasting is doorberekend. Duwo berekent vervolgens de totale kosten voor de geleverde elektriciteit inclusief de energiebelasting door aan de huurders van het complex aan de [adres] (door middel van voorschotnota’s en een jaarlijkse afrekening) op basis van een verdeelsleutel uitgedrukt in servicekosteneenheden (SK-eenheden).
4.7.
Het gaat hier dus om een belasting geheven over de levering van elektriciteit die Duwo samen met de kosten van elektriciteit verdeelt over de verschillende huurders achter de op haar naam staande elektriciteitsaansluiting. Deze wijze van elektriciteitsvoorziening van meerdere zelfstandige onroerende achter één aansluiting, heeft tot gevolg dat het verzoeken om vermindering en teruggave van energiebelasting tot de taak van Duwo moet worden gerekend. Duwo is immers als houder van de elektriciteitsaansluiting de enige die een dergelijk verzoek kan doen en de teruggave wordt door de Belastingdienst aan haar betaald. Vervolgens dient Duwo, volgens de door haar gehanteerde verdeelsleutel, de belastingvermindering te verdelen over de huurders die zich bevinden achter haar elektriciteitsaansluiting en die als verbruiker gerechtigd zijn tot (een deel van) die teruggave. Dit behoort dan ook tot haar taak als verhuurder.
4.8.
De vermindering van energiebelasting heeft gevolgen voor de hoogte, en daarmee de afrekening van de post elektra. Het verzoeken om vermindering van energiebelasting, en de verdeling van de teruggave over de verschillende daarvoor in aanmerking komende huurders, zijn aan te merken als administratieve handelingen om te komen tot een correcte berekening en afrekening van deze post; de daarmee samenhangende kosten vallen daarmee onder de post administratiekosten. Het uitgangspunt dat belastingen en/of heffingen geen onderdeel uit (kunnen) maken van de servicekosten omdat de huurder of de verhuurder moet deze betalen als belastingplichtige, niet als huurder of verhuurder, doet hier niet aan af; het gaat hier immers niet om de (betaling van) energiebelasting als zodanig maar om onder de gegeven omstandigheid van deze elektriciteitsvoorziening door Duwo aan haar huurder via één elektriciteitsaansluiting, tot een juiste berekening te komen van de post elektra.
4.9.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot de conclusie dat het terugvragen van energiebelasting valt onder de (administratieve) handelingen om tot een servicekostenafrekening te komen en dat de door Duwo – in verband met het gedane verzoek tot teruggave van energiebelasting – gemaakte kosten in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen en als zodanig tot de servicekosten behoren.
De gevorderde verklaringen voor recht en de veroordeling tot betaling zullen daarom worden toegewezen. Daarbij zal worden uitgegaan van de door [eiser] genoemde en niet door Duwo weersproken bedragen, te vermeerderen met de eveneens niet weersproken wettelijke rente.
4.10.
Met het voorgaande behoeft de (meer) subsidiair ingestelde vordering geen behandeling meer.
Duwo zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure en begroot deze aan de zijde van [eiser] , met in begrip van de nakosten, op de hierna in het dictum weergegeven wijze.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart voor recht dat het terugvragen van energiebelasting door Duwo behoort tot c.q. onderdeel vormt van de overeengekomen servicekosten, althans dat het terugvragen van energiebelasting valt onder de (administratieve) handelingen om tot een servicekostenafrekening te komen en dat de door Duwo in verband met het gedane verzoek tot teruggave van energiebelasting gemaakte kosten in de vergoeding voor administratiekosten zijn begrepen;
- verklaart voor recht dat de betalingsverplichting van [eiser] met betrekking tot de servicekosten over het jaar 2016 € 243,83 bedraagt en dat Duwo – gelet op de door [eiser] in totaal over 2016 aan Duwo betaalde voorschotten ad € 871,56 – aan Duwo een bedrag ad € 627,73 dient terug te betalen;
- veroordeelt Duwo om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 23,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Duwo in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 588,01, waarvan € 144,00 als het aan de gemachtigde van eisende partij toekomende salaris, en op € 72,00 aan nasalaris, voor zover [eiser] daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van voldoening, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van voldoening;
- verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2019.